De Afscheiding van 1834. Deel 1. Gorinchem en 'Beneden-Gelderland'
(1971)–C. Smits– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 28]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk 2
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
scherming van onze consciëntie en godsdienstvrijheid, ons tevens te vergunnen zoodanige plaatsen op onze eigene kosten in gereedheid te brengen, opdat wij daarin zonder iemands bezwaar onze godsdienst kunnen uitoefenen, overeenkomstig onze van ouds erkende, en door de grondwet gewaarborgde formulieren van eenigheid der Gereformeerde Kerk in Nederland. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
genoemd worden dood in zonden en misdaden; en daar, naar het goddelijk getuigenis, de minste bijvoeging der menschelijke werken tot verkrijging der zaligheid, de genade Gods vernietigt, en de Apostel Paulus den vloek uitspreekt over een iegelijk die een ander Evangelium verkondigt als hetgene verkondigd is, zoo kunnen en mogen wij ook niet anders dan de dwalingen van het hervormde Genootschap van harte te verwerpen, en, in de mogendheid des Heeren, vast te houden aan onze, met het bloed onzer voorvaderen bezegelde geloofsbelijdenis der Gereformeerde Kerk; en deze daad kan en mag nimmer met den naam van scheuring der kerk bestempeld worden, daar dezelve integendeel het eenigste en veiligste middel is om scheuring der Kerk te verhoeden, dewijl, volgens onze aloude belijdenis, alle diegenen verworpen moeten worden, door middel der kerkelijke tucht, die secten en muiterij in kerke en waereldlijke regimenten aanrigten; hetwelk in het hervormd Genootschap onmogelijk is, daar in dat Genootschap de eene professor aan toekomstige predikanten kan leeren dat de banden onzer Gereformeerde Kerk verscheurd zijn, zooals Hofstede de Groot te Groningen, en een ander die banden nog eenigszins wil vasthouden, gelijk Heringa te Utrecht; daar een gedeelte predikanten aan het hoogste kerkelijk bestuur van het hervormde Genootschap kan vragen handhaving van de formulieren, terwijl een ander gedeelte kan vragen afschaffing derzelven, terwijl dat hoogste bestuur beide partijen kan dulden en tevens zichzelve onbevoegd erkennen, om duidelijk en onbewimpeld voor de wereld te verklaren, hoedanig de verbindtenis der predikanten moet opgevat worden, maar evenwel onderwerping blijft vorderen aan wetten en verordeningen, die in vele opzigten lijnregt strijdig zijn met Gods onfeilbaar Getuigenis, hetwelk alle heerschappijvoering over het erfdeel des Heeren volstrektelijk verbiedt. Dit alzoo zamengestelde Genootschap kan niet gescheurd worden, want die scheuring bestaat reeds in de daad, dewijl er geen innerlijke eenigheid bestaat; daar integendeel zij, die zich van dat Genootschap openlijk afscheiden, in de daad innig vereenigd zijn, door denzelfden band des gemeenschappelijken geloofs tezamen den hals wenschen te buigen onder het jok Jesu Christi, en van harte verwerpen alles wat scheuring en verwarring in het koningrijk van onzen Heer en Meester kan te weeg brengen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den belemmerd, geregtelijk vervolgd, beboet, terwijl de wereld zelf meer en meer overtuigd wordt, dat wij geene burgerlijke wet overtreden. Onze eigenlijke tegenstanders nemen daardoor gelegenheid om ons te kwellen, te bespotten, te vervolgen; daardoor wordt het zaad van burgerlijke oneenigheid ruimschoots gestrooid en gekoesterd, en de werkelijke vijanden van onze wezenlijke welvaart juichen in de toekomstige beroering van Nederland. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
genadiglijk ons tegenwoordig Vaderland voor de oordeelen, die in Zijn Woord dat niet liegen kan, gedreigd worden over elk die Hem en Zijne dienst verlaat en Zijn volk tegenstaat en vervolgt, omdat zij Hem gemeenschappelijk en openbaar met ligchaam en ziel wenschen te dienen en te verheerlijken. Wij geven de hoofdzaken van de ondertekening hieronder nogmaals weer in drukletters.
A. Hasselman, J.M.J. de Rouville, Gorinchem; Andries Mayers, ouderling, Antonie Vos, diaken, Sprang enz.; Otto van Tuijl, H. Ruimschoot, Game- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ren enz.; C. van Balen, ouderling, Wijnant Bok, diaken, Brakel en Pouderooyen; K. van der Linden, diaken, Aart Versteeg, ouderling, Vuren; Arie van Bruinswijk, diaken, G.H. Overkamp, ouderling, Leerdam; Gerrit Demper, ouderling, Koen de Jong, ouderling, Langerak, Tienhoven enz.; Dirk Verheij, Agienus van der Plas, Neder-Hardinxveld en Giessendam; Jan Killewinger, Sleeuwijk; G.G. van der Beek, Gerrit Rombout, Dussen; J.W. Straver, Hemert enz.; Jilis Drost, Janus den Hartog, Tricht enz.; H.P. Scholte, predikant, Johs. Branderhorst, ouderling, Arie Verkuijl, Genderen, Doveren enz.
Nog is bij het adres gevoegd een stuk, met nagenoeg de ondertekening als boven, waarin de ‘afgevaardigden’ aan Isaak Overkamp (Leerdam) en Janus den Hartog (Tricht) machtiging verlenen de requesten der onderscheidene gereformeerde gemeenten aan de Koning te overhandigen en ‘tevens in onze plaats en in ons belang datgene mondeling aan Uwe Majesteit meetedelen, wat zij te dezen dienstig zullen oordeelen. Wij hebben deeze volmacht gegeven opdat de veelheid der Commissiën Uwe Majesteit niet hinderlijk mocht zijn’. Dit stuk - dat geschreven is door ds. H.P. Scholte - is het enige van de drie hierboven genoemde, dat het gegeven bevat: Gorinchem, 14 september 1835.
Wij willen uit de formulering van één en ander nog enige conclusies trekken.
De ondergetekenden noemen zich wel ‘afgevaardigden der onderscheidene..., afgescheidene gereformeerde Gemeenten in de provincie Zuid-Holland, Gelderland en Noord-Brabant’ en dit is ook juist, maar het is duidelijk, dat de 12 genoemde gemeenten - zuiver geografisch gezien - afgezien van het verre Sprang en Tricht liggen in: de Alblasserwaard, de Vijfherenlanden, de Tieler- en Bommelerwaard en het land van Altena. Nu was dit in 1835 het grootste deel van het werkterrein van ds. Scholte (daarnaast had ds. Scholte, zoals bekend, zijn bemoeiingen met Amsterdam, Utrecht etc.). Wij zullen een en ander zó moeten zien, dat het request en de ondertekening bovenomschreven tot stand zijn gekomen op een door ds. Scholte geïmproviseerde kerkelijke vergadering. Hierop wijst ook de term ‘afgevaardigden’. Deze vergadering is gehouden te Gorinchem.
Het antwoord op het adres van 14 september 1835, bovengenoemd. en op vele andere requesten, gaf de Landsregering op 11 december 1835 (Herv. Eeredienst no. 15/71 - vgl. Bos, Archiefstukken, II, pag. 487). Alle verzoekschriften ‘zooals zij zijn liggende’, moeten worden gewezen van de hand. Zouden de Afgescheidenen volharden in hun voornemen, ‘afzonderlijke nieuwe godsdienstige genootschappen te vormen’ - zo vermeldt bedoelde koninklijke beschikking - en zou daarbij blijken, dat de openbare orde of veiligheid daardoor niet gestoord wordt, dan zullen nadere adressen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kunnen worden ingediend, ‘welke vergezeld zullen moeten zijn van hunne reglementen en statuten, ten einde daarop finaal te beschikken; en nadat één en ander in het belang eener goede politie zal zijn onderzocht en daarin niets gevonden, dat de publieke rust en orde zoude kunnen storen, met de goede zeden strijden of eenig inbreuk maken op de bezittingen, regten of titels van de gevestigde Hervormde - gereformeerde - Kerk...; dan, dat inmiddels, zolang zoodanige toelating door Ons niet zal zijn verleend, de Adressanten geen aanspraak kunnen maken op de vrijheid van godsdienstoefening en de bescherming alléén aan de bestaande kerkgenootschappen bij de Grondwet verzekerd, en dat mitsdien voorloopig de door hen zonder verkregene toelating feitelijk opgerigte gemeenten als onwettig niet kunnen worden geduld’.
Bovengeciteerd besluit van de Landsregering bracht in de gelederen der Afgescheidenen grote ontsteltenis te weeg. Werden de Afgescheidenen in hun godsdienstige bijeenkomsten op deze wijze niet als het ware vogelvrij verklaard? Geen vrijheid van godsdienstoefening voor die rustige burgers van Gorinchem, een paar winkeliers, bakkers, een olieslager en een schipper, als zij 's zondags bijeen kwamen, om Gods Woord te horen verklaren of bedienen!
Van 2 tot 12 maart 1836 komt de eerste Synode van de Afgescheidenen te Amsterdam bijeen. Zij noemt zichzelf in één van haar stukken ‘de Algemeene Synode der Gereformeerde Kerk onder het Kruis, in naam en op last der gemeente Gods vergaderd...’ Eén van de taken, die de Synode krijgt is het geven van een reactie op ‘de ministrieele aanschrijving van 11 december 1835’ (hierboven geciteerd). Het is niet onze taak de inhoud van het op de Synode van 1836 opgestelde Smeekschrift aan de Koning, geheel weer te geven. Men vindt de voornaamste passages ervan in dr. J.C. Rullmann, De Afscheiding etc. pag 166 v.v. Wij noemen slechts, dat in het adres wordt gezegd, dat de Afgescheidenen niet anders willen dan de aloude Gereformeerde leer bewaren en handhaven; men vraagt bescherming. Men zegt aan Zijne Majesteit geen nieuwe reglementen of statuten te kunnen voorleggen, omdat men alleen maar is teruggekeerd tot de oude instellingen der vaderen: ‘en om alle dubbelzinnigheid en onzekerheid te vermijden’ biedt men aan Zijne Majesteit ‘onze Formulieren van Eenigheid, benevens de Liturgie...’ Verder: ‘Wij wenschen op niemands bezittingen, inkomsten of titels eenige inbreuk te maken’. Tenslotte: ‘...wij vragen geen andere rechten dan die ons, burgers van Nederland, volgens de Grondwet toekomen, en dus ook het recht om onzen godsdienst uit te oefenen in het openbaar’. Dit adres werd reeds op 16 maart 1836 door een Commissie van de Synode, bestaande uit ds. A. Brummelkamp (Gelderland), H.G. Klijn (ou- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
derling te Utrecht) en V. Koningsberger (ouderling te Leiden) aan de Koning overhandigd. Wij merken op, dat het concept van het adres ter Synode was opgesteld door ds. H.P. Scholte. Het was wel iets gewijzigd, maar toch gekozen in plaats van het ontwerp van ds. H. de Cock. Wat onze aandacht trekt is, dat de Dordtse Kerkenorde niet wordt genoemd als grondslag voor kerkinrichting en kerkregering. Zoals bekend zal over een aantal jaren in de kring der Afgegscheidenen een hevige twist uitbreken over aard en plaats van een kerkorde.
Het antwoord op het adres van de Afgescheidenen van 16 maart 1836 is geweest een koninklijk besluit van 5 juli 1836. Aangezien de meer algemeene werken over de Afscheiding slechts fragmenten van bedoeld K.B. geven,Ga naar voetnoot1 menen wij er goed aan te doen de gehele officiële tekst als bijlage in dit boek op te nemen (Bijlage II).
Een enkele zaak uit het K.B.! Verwezen wordt eerst naar de duidelijke sprake van het door de regering gegeven antwoord van 11 december 1835. De adressanten, A. Brummelkamp c.s., zo heet het, zijn, wel verre van aan voorschreven beschikking te voldoen, voortgegaan in hun onrust en verwarring veroorzakende onwettige handelingen; hen wordt verder verweten, dat zij: ‘niet alleen bij voortduring ongeoorloofde godsdienstoefeningen gehouden hebben, maar ook ouderlingen en diakenen aangesteld, predikanten beroepen en ingezegend’. Ook het houden van een synode wordt de Afgescheidenen bijzonder kwalijk genomen. Nadat in den brede betoogd is, dat de zogenaamde Gereformeerde kerk of genootschap en gemeenten ‘worden gehouden als geen wettig bestaan hebbende en mitsdien - voor zoo veel des noods -’ worden gehouden ‘als ontbonden, en derzelver samenkomsten als zoodanig, uit dien hoofde worden verboden’. Willen de adressanten echter ‘toelating’ verkrijgen, dan zullen zij zich onder overlegging van de vereiste opgaven en ontwerpen betreffende de door hen gewenste reglementen en kerkelijke organisatie, door tussenkomst van de gouverneur der provincie, kunnen wenden tot de Koning ‘bij een door hen individueel geteekend adres, waarvan de naamteekeningen zullen moeten zijn gecertificeerd door den burgemeester der gemeente...’ Tenslotte nog een belangrijke bijzonderheid uit het K.B. Een eventuele ‘toelating’ zou slechts kunnen worden overwogen: ‘...wanneer in eenige plaats een eenigszins aanmerkelijk aantal personen mogt zijn, welke eene gemeente van de voornoemde afgescheidenen zouden wenschen te vormen...’
Zoals te begrijpen, vervulde ook de inhoud van dit K.B. de Afgescheidenen met grote zorg. Men kon er duidelijk uit lezen, dat nieuwe vervolging | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aanstaande was. Men kòn van de zijde der Afgescheidenen nu eenmaal niet verklaren, dat men voornemens was een gemeente van afgescheidenen te willen vormen, aangezien men in vele steden en dorpen reeds meer dan een jaar als plaatselijke kerk leefde, onder de ambtelijke bearbeiding van ouderlingen, diakenen en predikanten. Anderzijds was er bij de tegenstanders van de Afgescheidenen blijdschap en voldoening. De bekende ds. C.W. Pape te Heusden, schreef op 10 juli 1836: Dat Koninklijk Besluit van 6 juli is in groot tenu en in orde. In het bijzonder beviel mij dat waarmerken der namen door burgemeesters, dat individueel indienen van petitiën, met één woord het geheele Besluit. ‘Ik wenschte, dat men op het idee kwam om den Koning en zijne ministers plegtig daarvoor te bedanken’.Ga naar voetnoot1
In het licht van het bovenstaande nu moet men zien het feit, dat de jonge Afgescheidene gemeente te Gorinchem zich in oktober 1836 wendt tot Zijne Majesteit de Koning der Nederlanden. De handtekeningen moeten worden gelegaliseerd door de burgemeester van Gorcum. Deze sluit van ondertekening uit, degenen die op een vastgestelde tijd - op één dag van 10 tot 12 uur - niet aanwezig kunnen zijn en ook enige lidmaten, die niet in de burgerlijke gemeente Gorinchem wonen.
De tekst van het verzoekschrift is - evenals dergelijke stukken uit vele andere plaatsen en uit onderscheiden provincies - gebaseerd op een adres van de Afgescheidenen te Amsterdam aan de Koning, verzonden in de tweede helft van september 1836.Ga naar voetnoot2 Maar aangezien het onderhavige request met zijn handtekeningen en de stukken, die er betrekking op hebben, een specifiek Gorcumse aangelegenheid vormen, willen wij ze zo volledig mogelijk weergeven. Zij geven tal van bijzonderheden, waarvan wij anders, door het ontbreken van de eerste notulen van de kerkeraad en door het teloor gaan van het eerste lidmatenboek, geen weet zouden hebben. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Request (Algemeen Rijksarchief. Archief Dep. Herv. en andere Eerediensten. Inv. nr. 495).
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bestaat, en ook met geen ander Genootschap in verbindtenis staan, maar zich houden aan de Formulieren van eenigheid der Christelijk Gereformeerde Kerk in Nederland, en zich overeenkomstig dezelve wenschen vereenigd te houden als eene kerkelijke gemeente: gezien hebbende hetgeen door hunne geloofsgenooten te Amsterdam is opgesteld, om aan Uwe Majesteit te worden opgezonden; geven bij deze eerbiediglijk aan Uwe Majesteit te kennen, dat zij, zich met de opgegeven redenen vereenigende, bij deze met den verschuldigden eerbied verklaren, ten gevolge van Uwer Majesteits besluit van 5 Julij 11.: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gen niet te storen, en te zorgen dat de verstoorders van de openbare Godsdienstoefeningen naar de wetten des Lands gestraft worden; dewijl de Overheid daartoe het zwaard draagt; om de boozen te straffen en de vromen te beschermen. Wij drukken hieronder de lijst van namen van de ondertekenaars af, in de volgorde, waarin zij onder het stuk voorkomen. Een H achter de naam betekent, dat de betreffende persoon ook voorkomt in Hoofdstuk 1, onder degenen, die zich - schriftelijk - afscheidden van de Hervormde kerk te Gorinchem.
‘Gezien voor legalisatie van vier en vijftig handteekeningen, hierboven | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
No. 1358a
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gesteld in tegenwoordigheid van ons Burgemeester der stad Gorinchem, den 1n. Oct. 1836.
w.g. (Mr.) A. van Hoey J.J. zn.
Aan het bovengenoemde stuk is het nevenstaande toegevoegd. Een aantal lidmaten was blijkbaar verhinderd op het door de burgemeester vastgestelde uur: 1 oktober 1836 van 10 tot 12 uur naar het stadhuis te komen, teneinde zijn of haar handtekening te plaatsen.
Dit stuk leert ons, dat er op 1 oktober 1836, in ieder geval 82 kinderen tot de gemeente behoorden. Het aantal zal wel iets groter zijn geweest, aangezien ouders, die tot de gemeente behoorden, maar niet woonachtig waren in de burgerlijke gemeente Gorinchem, niet mochten tekenen. Verder zien we nog tegen de namen van:
Van deze laatste 6 wordt vermeld, dat zij niet kunnen schrijven. Vervolgens zien we nog de handtekeningen van:
Tenslotte zien we nog vermeld:
Van deze laatste drie wordt vermeld: ‘deeze drie zijn met hun schip alsnog afwezende’.
Dit aanvullende stuk is gedateerd 4 oktober 1836 en getekend door de ouderlingen A. Hasselman en J.M.J. de Rouville; alsmede door P. Welle, diakenen. Het ontbreken van de naam van Lucas van der Linden wijst er op, dat deze op 4 oktober 1836 niet binnen Gorinchem woonachtig was. In een straks te noemen stuk, schrijft de burgemeester, dat: ‘...ook alle personen door ons van ondertekening geweerd zijn, die in naburige gemeenten wonen...’
Op grond van één en ander komen we nu tot de volgende conclusie aangaande het totaal aantal leden van de Afgescheiden gemeente te Gorinchem op 4 oktober 1836. We rekenen daarbij niet met een klein aantal personen, die in hoofdstuk 1 wel vermeld worden als zich te hebben afgescheiden van de Hervormde kerk, maar die het request niet | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hebben ondertekend. Op grond van gegevens in het eerste lidmatenboek menen wij, dat bedoelde personen op 4 oktober 1836 geen lid waren. Wij menen dus in de ondertekening van het request het lidmatenregister naar de stand van 4 oktober 1836 te hebben, met uitzondering van enige personen uit de omliggende plaatsen.
Naar aanleiding van het request van de Afgescheidenen van 1/4 oktober 1836 vraagt de Staatsraad, Gouverneur van Zuid-Holland A.F.J.A. Graaf van der Duyn van Maasdam (1771-1848) advies aan Burgemeester en Wethouders der Stad Gorinchem (bij schrijven no. 1358a/23308) en verzoekt tevens ‘eenige berigten omtrent het gedrag en de omstandigheden der requestranten mede te deelen’.
Burgemeester en Wethouders van Gorinchem antwoorden hierop als volgt: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
No. 32/621
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
koopman, P. Welle en H. Smits, meesters broodbakkers, J.M.J. de Rouville, splitter der Loterij, L. van Bergeijk, winkelier in manufacturen, L. de Bruin, meester loodgieter, M. van Merkom, meester stoelenmaker en J. den Dekker, landbouwer, allen tot den stand van arbeiders en dienstbaren behooren en hun gedrag algemeen stil en rustig is; Wij kunnen wel tussen de regels door lezen, dat het niet de bedoeling is van B. en W. van Gorinchem, het de Afgescheidenen ook maar in enig opzicht moeilijk te maken. Zeker, men is gebonden aan het K.B. van 5 juli 1836, maar men vertrouwt, dat de ontbrekende stukken (reglementen etc.) wel bij het Amsterdamse request zullen zijn gevoegd, en dat zo de zaak in orde is.
Niet alzo echter de landsregering, daarin geleid door de minister van justitie mr. C.F. van Maanen (1769-1849), die reeds in de Franse tijd de hoogste rechterlijke functies bekleedde, door de minister van eredienst, ook wel genoemd ‘Directeur Generaal van het Departement van de Hervormde en andere Eerediensten’, mr. F.W.F.T. baron van Pallandt van Keppel (1772-1853), en door J.D. Janssen (1775-1848), die zoals dr. F.L. Bos vermeldt, ook ‘in verschillende betrekkingen veel invloed (had) op den gang der kerkelijke zaken onder Koning Lodewijk en tijdens de Fransche overheersching;... 1815 Secretaris en Adviseur bij het Departement van de Hervormde en andere Eerediensten.Ga naar voetnoot1
In een stuk, gedateerd 9 maart 1837, gericht aan de Gouverneur van Zuid-Holland, deelt het depart. voor de Herv. en andere erediensten mede, dat ‘op stukken van den aard, als deze adressen, geen acht kan worden geslagen; en dat zij voor het overige worden verwezen naar het Koninklijk besluit van den 5 July 1836, (Staatsblad No. 42), op het adres van A. Brummelkamp c.s. en bijzonder aan den duidelijken letter van het tweede punt L.A. van het gedacht besluit’. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit stuk, in origineel aanwezig in het Algemeen Rijksarchief in Den Haag (Herv. Eredienst, inv. no. 495) is mijns inziens geschreven door de Adviseur Janssen, bovengenoemd. Er wordt gesproken van ‘adressen’ - meervoud. Inderdaad betreft het hier het antwoord van de regering op een groot aantal adressen uit de provincie Zuid-Holland. Ter vergemakkelijking van verder onderzoek vermelden wij hieronder de volledige lijst van de eerste ondertekenaars in de diverse plaatsen. Het is duidelijk, dat de originelen van al deze requesten een groot aantal namen bevatten van Afgescheidenen in de verschillende plaatsen van de Alblasserwaard en aangrenzende gebieden.
Jan Koers c.s. te Ameide; H. van Middelkoop c.s. te Tienhoven; I(zaac) J(ohannes) Drost c.s. te Asperen; Cs. Wm. den Hoed c.s. te Bergambacht; Evert van Kampen c.s. te Bodegraven; Aarnout Hasselman c.s. te Gorinchem; G. van Iperen, geb. Versteeg te Floogblokland; F. Stek c.s. te Kedichem; Gerrit Demper c.s. te Langerak; C. van den Berg Jzn c.s. te Leerbroek; G.H. Overkamp c.s. te Leerdam; Aart Oosterom c.s. te Meerkerk; C(ornelius) van der Meulen c.s. te Middelharnis; Bart Pellikaan c.s. te Nieuwland; Cornelis den Hartog c.s. te Noordeloos; Dirk Ras c.s. te Ooltgensplaat; Sander Bison c.s. te Oud-Beyerland; Jacob de Gorter c.s. te Schiedam; H. van Erk c.s. te Schoonhoven; Antonie Kool c.s. te Schoonrewoerd; Jacob Duim c.s. te Sommelsdijk; Jb. van de Roovaart c.s. te Stad aan 't Haringvliet; Arien Kreeft c.s. te Stellendam; H. Alblas c.s. te Tienhoven; Jacob van Ham c.s. te Zuid-Beyerland en Pieter Driesse(n) c.s. te Zwijndrecht.
Voor wat Gorinchem betreft betekende de geschetste ontwikkeling, dat ook in maart 1837 geen vrijheid van godsdienstoefening aan de Afgescheidenen werd verleend. Het zou nog tot het jaar 1841 duren, aleer de gemeente door de regering erkend werd en ‘vrijheid’ verkreeg. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jacob de Gorter en echtgenote (emigreerden van Schiedam naar Pella, Iowa)
Isaäc Overkamp, geb. 's-Gravenhage 26.2.1810; secretaris van ds. H.P. Scholte te Utrecht, bekleedde te Pella verschillende functies; overl. Pella, Iowa 21.10.1895
Aafje Kruyt, echtgenote van G.H. Overkamp, geb. Heukelum 6.9.1804, overl. Pella, Iowa 20.4.1903
G.H. Overkamp, geb 15.2.1808. 's-Gravenhage; geëmigreerd vanuit Leerdam; overl. Pella, Iowa 10.8.1894
|