De Afscheiding van 1834. Deel 1. Gorinchem en 'Beneden-Gelderland'
(1971)–C. Smits– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk 1
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verder weten we, dat op 5 februari 1836 de kerkeraad van Leerdam, de Gorcumse kerkeraad - met name de beide ouderlingen A. Hasselman en J.M.J. de Rouville - heeft te hulp geroepen voor de schorsing van een Leerdamse ouderling.Ga naar voetnoot1 Dit zijn dan de eerste handelingen van Gorcumse kerkeraad naar buiten - althans voor zover ons is bewaard gebleven. Wij krijgen echter reeds veel meer licht, als we de VERKLARING lezen, die voorin het eerste lidmatenboek van de ‘Christelijke Afgescheidene Gemeente binnen Gorinchem’ geschreven staat. Vanwege het belang van de zaak vermelden wij deze hieronder in haar geheel. VERKLARING | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat er van tijd tot tijd vele onaangenaamheden waren gerezen, over de leerwijze en nieuwe stellingen van Do. Scholte, welke ook vrijheid op de door hem geformeerde Utrechtsche regelen had gevraagd en verkregen, onder den naam van ‘Christelijke Afgescheidene gemeente’, waarmede men zich indertijd vereenigde, onder voorbehoud, om, bij nadere wijziging, of het in werking brengen van een algemeen Reglement, hetzelve voor vervallen te verklaren; over welke regelen steeds menigwerf oneensgezindheden ontstonden, waarom men dan ook beproefde het Utrechts(che) Reglement te doen vervallen, en zich onder de simpele Dordtsche Kerk-ordeningen van 1618 en 1619 en vroegere te vereenigen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ongetwijfeld een merkwaardig stuk. Met deze verklaring zitten we midden in ons onderwerp en worden we aanstonds geconfronteerd met de problematiek van de jonge Afgescheiden gemeente te Gorinchem.
Wij komen op allerlei aspecten en personen, in dit stuk genoemd, nog in den brede terug. Maar we zijn nog lang niet aan de 20e augustus 1844 toe. Daarom volstaan we met thans slechts het volgende te noemen.
Uit het stuk blijkt, dat de eerste ledenlijst en de eerste notulen al heel gauw zoek waren. De heer J.D. Brandt heeft bij herhaling geweigerd een aantal kerkeraadsstukken, waaronder een lidmatenregister, aan de kerkeraad ter hand te stellen. Nu heeft de heer J.D. Brandt ongetwijfeld grote verdiensten gehad voor de Afgescheiden kerken, en voor hem was een factor - blijkens de ‘Verklaring’ - dat zijn schoonvader de stukken niet geheel in orde had (ook deze heeft grote verdiensten voor de Afscheiding, maar is vermoedelijk meer zakenman geweest dan administrateur en scriba); doch de heer Brandt had beter gedaan, de waardering van bedoelde stukken aan de kerkeraad zelf te laten. Zouden ze weinig waarde gehad hebben, dan zou de kerkeraad dit zelf wel hebben bemerkt. Wij hebben echter getracht het ‘eerste lidmatenregister’ enigszins te reconstrueren. En daartoe hebben wij een onderzoek ingesteld in het archief van de Nederlandse Hervormde kerk te Gorinchem.
Wij geven in chronologische volgorde weer hetgeen wij betrekkelijk de Afscheiding in dit archief vonden. Eén van de eerste voorboden van een naderend ‘conflict’ is ongetwijfeld hetgeen wij lezen in de notulen van 27 maart 1834 (!) ‘Ten aanzien van het bewijs van lidmaatschap ingeleverd door Petronella Toepoel, nu Smits is besloten dezelve voor het tegenwoordige als lidmaat der gemeente te erkennen, doch onder toezigt te stellen van den wijkpredikant, uit hoofde van ongunstig getuigenis wegens hare gevoelens ten aanzien van deze en gene stukken van de godsdienst, welke zij zogt voort te planten, ten einde wanneer gegronde klagten daaromtrent mogten inkomen, alsdan dezelve voor deze vergadering te ontbieden’. Deze Petronella Toepoel, was op 22 november 1831 te Haarlem gehuwd met de te Gorcum woonachtige Hannes Smits Pzn. Beiden zullen we straks aantreffen onder de eerste Afgescheidenen te Gorcum.
Wat precies de gevoelens van Petronella Toepoel ‘ten aanzien van deze en gene stukken van de godsdienst’ waren, weten we niet. Wel weten we, dat er reeds in het jaar 1824 enige deining was ontstaan te Haarlem rondom een ‘gezelschap’, waarin een zekere D.W. Rookmaker een leidende positie innam. Het is hier niet de plaats op één en ander diep in te gaan, maar - vanwege de verbanden, die hier liggen - zij vermeld, dat de gouverneur van Noordholland op 27 januari 1824 aan de minister van Erediensten schreef: ‘Er bestaat zedert eenige maanden binnen Haar- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lem een kleine, doch steeds toenemende maatschappij van christenen, welke zonder geestelijk hoofd, doch onder het bestuur van zekere Heer Rookmaker, zich aan buitensporig mysticismus, bedenkelijke godsdienststellingen, en volkomen afscheiding van alle bekende geloofsleere overgeven’. Nadere bestudering van de stukken leert, dat het nogal wat meeviel met de gevoelens van deze groep.
De minister zegt in zijn antwoord onder meer, dat in Axel ‘de zogenaamde Vijgeboom’ een dergelijke kring om zich heeft verzameld. Welnu, Petronella Toepoel is geen vreemde geweest in deze kring. Op grond van onze nasporingen aangaande het geslacht Toepoel te Haarlem, is dit komen vast te staan. De heer D.W. Rookmaker schrijft zelf aan de burgemeester van Haarlem uitvoerig over de steenhouwer Toepoel, vermoedelijk de vader of de oom van Petronella.Ga naar voetnoot1
19.4.1835. A.J.C. ten Hagen verzoekt attestatie naar elders, ‘daar hij zich niet langer met het tegenwoordige kerkbestuur vereenigen kan’. Hij krijgt een bewijs van lidmaatschap ‘zonder meer’. Ook deze persoon vinden wij later bij de Afgescheidenen.
9.6.1835. Brief van L. van Bergeijk c.s. ‘Wierd voorgelezen een brief aan deze vergadering gezonden van den volgenden inhoud. Aan de Kerkeraad der Hervormde Gemeente te Gorinchem om te doen dienen, waar zulks behoort. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De vergadering besloot hierop de bovenstaande brief vooreerst in advies te houden’.
Dit is de eerste ‘acte van afscheiding’ te Gorinchem. We moeten immers aannemen, dat A.J.C. ten Hagen zich slechts met een veel korter epistel heeft gewend tot de Ned. Herv. kerkeraad dan het gezin Van Bergeijk. 25.6.1835. ‘Wierd voorgelezen een brief aan deze vergadering van J.M.J. de Rouville en H.H. de Rouville te kennen gevende, dat zij verwagten en het er voor houden, dat hunne naamen en die van des laatst-ondergeteekendes kinderen uit het boek der Hervormden alhier zullen worden uitgedaan. De vergadering besloot ook deze brief in advies te houden en bij de notulen te bewaren’. 14.7.1835. ‘De Voorzitter deelt aan de vergadering eenen brief mede van A. Hasselman, E. Hasselman, geboren van den Boogaard en W.L. Hasselman, behelzende berigt van hunne afscheiding van het Hervormd Kerkbestuur en Kerkgenootschap en verzoek om zoo voor zich als voor twee nog onmondige kinderen Jacoba Klasina en Laurens Willem Hasselman om uit het Ledematen- en Doopboek te worden geschrapt en buiten alle betrekkingen met het Hervormd Kerkbestuur en Kerkgenootschap gesteld te worden. De V. besluit hierop deze brieven even als de vorige in advies te nemen en bij de notulen te bewaren’. In dezelfde vergadering wordt medegedeeld, dat er nog 3 brieven zijn ontvangen met hetzelfde verzoek als boven; er staat echter bij: ‘den behoorlijken vorm niet in acht genomen’. Deze brieven zijn van: Lucas van der Linden, Hendrika Melgers, huisvrouw van G. Kreijvelt en Jan E(c)khar(d)t. Van één en ander zal bericht worden gegeven aan het classicaal bestuur van Dordrecht, met de vraag, hoe in deze zaken te handelen ‘vooral of dit (bestuur) het geraden oordeelt de namen der afgescheidenen van den preekstoel aan de Gemeente bekend te maken’. Wij merken hier terloops op - wij komen er nog op terug - dat op maandagavond 13 juli 1835 door ds. H.P. Scholte te Gorinchem een godsdienstige bijeenkomst werd geleid.
24.9.1835. ‘De voorzitter deelt aan de Verg. een brief mede van M. van Merkom, J.T. van Merkom, geb. Vastenouw, behelzende berigt van hunne afscheiding van het Hervormd Kerkbestuur en Kerkgenootschap en verzoek om zoo voor zich zelven, als voor hunne kinderen: Teuntje Elisabeth, Johanna Elisabeth en Lambertus van Merkom, uit het Ledematen- en Doopboek te worden geschrapt’.
14.10.1835. Advies etc. van het classicaal bestuur van Dordrecht. Het gedrag van de kerkeraad wordt goedgekeurd. Ook t.a.v. het provisioneel in advies houden van de berichten van Afscheiding. Achter de namen van de Afgescheidenen dient ‘een renvooi’ te worden geplaatst, ‘naar de handelingen der kerkeraads-vergaderingen, waarin de berigten waren gebragt.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Dat men provisioneel moet wachten met het openlijk aflezen van derzelver namen, alsmede dat het uitdoen van namen in het Doopboek in geene de minste aanmerking mag komen.’ Er wordt besloten ‘eene lijst van afgescheidenen te maken’. Wij merken op, dat noch van het verschijnsel van het ‘een renvooi’ plaatsen, noch van een lijst van afgescheidenen, in de archieven iets te vinden is. Er is ingekomen een brief van genoemd classicaal bestuur. In deze brief wordt gevraagd ‘ingevolge eene uitnoodiging van Zijne Excellentie den Minister van Staat, belast met de Generale Directie van de zaken der Hervormde Kerk’, beantwoording van eenige vragen, en wel ‘betreffende den stand in de Burgerlijke Maatschappij, het zedelijk gedrag, den invloed in de gemeente en het handelen in veler naam van A. Hasselman en J.M.J. de Rouville, zich in een adres aan Z.M. noemende afgevaardigden der afgescheidene Gemeente van Gorinchem.’ Wij merken op, dat één en ander aangaande dit adres wordt vermeld in Bos, Archiefstukken, deel II, pagina 403. In september 1835 waren een groot aantal adressen bij de Koning ingediend ‘door de bedrukte en dolerende gemeenten’. De raad van de Herv. gemeente te Gorinchem antwoordt als volgt (circa 14.10.1835 dus): Aan het HoogEerw. Klassikaal Bestuur van Dordrecht | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
berigten, dat zij tot hiertoe op het grootste gedeelte der Gemeente geen invloed hebben, door hetwelk in tegendeel hunne onrustverwekkende handelingen met afkeuring ja verontwaardiging beschouwd worden. Vervolgens wordt de wens uitgesproken: ....dat het Z.M. moge behagen het bewuste Request te wijzen van de hand, dewijl het te vreezen is, dat, wanneer zij eenmaal als Gemeente zijn gevestigd, zij meerdere Proselieten maken zullen, niet alleen hier maar ook in de omliggende plaatsen, waardoor niet dan verwarring en onrust kan geboren worden; daar het reeds hier en elders gebleken is, met welke wederregtelijke bedrijven zij hunne zaak zoeken voorttezetten. Dit stuk spreekt grotendeels voor zich. Een enkele opmerking. Dat A. Hasselman en J.M.J. de Rouville niet ten onrechte spraken van: ‘uit naam van velen’ zal uit het verdere verloop van de geschiedenis wel duidelijk worden. Nog voor het einde van het jaar 1835 scheidt zich een groot aantal personen - per brief - af van de Hervormde gemeente. Anderzijds is het aantal van achttien voor ons bijzonder interessant. Dit aantal zal wel ongeveer het getal volwassenen aangeven, dat zich in Gorinchem zelf op 10 oktober 1835 had afgescheiden. Wij zeggen: ongeveer. Ongetwijfeld moet aan de reeds genoemde personen worden toegevoegd: Pieter Welle, mr. broodbakker, wonende in de Gasthuisstraat. Deze had op maandagavond 13 juli 1835 zijn woning beschikbaar gesteld voor een bidstond, waarin ds. Scholte was voorgegaan. In de tweede plaats: in 1835 was niet iedereen, met name uit de eenvoudige stand, zo vlot met de pen, dat hij ook aanstonds zijn daad van Afscheiding schriftelijk bevestigde. Ook kan zich iemand uit de omliggende dorpen (bijvoorbeeld Dalem) hebben gevoegd bij de Afgescheidenen te Gorinchem; dit ging uiteraard om buiten de Raad van de Hervormde kerk binnen Gorinchem. In de derde plaats: in oktober 1835 woonde ds. Scholte met zijn vrouw S.M. Scholte-Brandt reeds in Gorinchem, getuige onder meer de bekende brief die Mevrouw Scholte, gedateerd 24 augustus 1835 uit Gorinchem schreef aan haar moeder en broer; in het pamflet ‘Adressen ingediend door de gemeente Jesu Christi te Amsterdam’ schrijft ds. H.P. Scholte: ‘12 november 1835. Tot narigt van mijne vrienden en bekenden dient dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mijne woonplaats gedurende de wintermaanden is ten huize van den Heer A. Hasselman te Gorcum.’
Op grond van al deze gegevens menen wij, dat op een enkele naam na (te veel of te weinig) de ledenlijst van de Afgescheiden Gemeente binnen Gorinchem - zo zij zou zijn opgemaakt - er op 10 of 14 oktober 1835 als volgt zou hebben uitgezien.
14.10.1835. Wij lezen tenslotte nog in het kerkeraadsverslag van de Hervormde gemeente van die datum, dat er een brief is ingekomen van Johanna Frederika Cornelia Lintner (ook wel genoemd Naatje Lintenaar of Naatje Lindner), waarin zij mededeelt zich af te scheiden van het Hervormde genootschap.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Verder wierd voorgesteld om degeenen, die hunne kinderen onwettig buiten de Gemeente door een onbevoegd persoon lieten doopen, in de huisbezoeking voorbij te gaan, hetwelk wierd goedgevonden. Ook is besloten, daar Laurens de Bruin behoort tot de kerkdiakenen, van zijne afscheiding kennis te geven aan H.H. Kerkvoogden, hetwelk door Ds. Praeses wierd op zich genomen.’
18.5.1836. Ook thans wordt er een ingekomen bericht van Cornelis Eckhard, Laurens de Bruin en A.M. de Bruin, geb. Duppe (alle drie ook genoemd onder 11.5.1836), inzake hun afscheiding, besproken.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit later tijd - d.w.z. nà 1836 - geven we nog de volgende bijzonderheden:
Op grond van het bovenstaande mogen we het aantal volwassenen onder de Afgescheidenen te Gorinchem in mei 1836 - wanneer ‘de algemene uitgang’ uit het Hervormd Kerkgenootschap ten einde geraakt - ramen op 65, voor zover het inwoners van de burgerlijke gemeente Gorinchem betreft; er waren ook personen uit de omgeving aangesloten bij de Afgescheiden gemeente te Gorinchem, maar hun aantal onttrekt zich aan onze waarneming. Mogelijk waren er onder de ‘Afgescheidenen’ personen, die reeds vóór 1835 hadden gebroken met de Hervormde kerk. Het aantal kinderen is ongeveer 75 geweest, zoals in het volgende hoofdstuk nader zal blijken. Wij vinden namelijk de meeste in dit hoofdstuk genoemde namen terug onder een stuk van 1 oktober 1836. De sterke groei van het aantal Afgescheidenen te Gorinchem tussen 14 oktober en eind december 1835 moet worden gezien als een rechtstreeks gevolg van het instituëren van de gemeente. In de ‘Lijst der texten’ van ds. H.P. Scholte lezen wij, dat door laatstgenoemde op 20 november 1835 te Gorinchem de kerkeraad werd bevestigd. A. Hasselman en J.M.J. de Rouville waren, zoals wij zagen, de eerste ouderlingen; Lucas van der Linden en Pieter Welle, de eerste diakenen. Wij mogen 20 november 1835 dus nemen als datum van het ontstaan van de Afgescheiden gemeente te Gorinchem. Alvorens te handelen over het wel en wee van de Gorinchemse gemeente, willen wij in hoofdstuk 2 de stukken bespreken, die verband houden met het eerste request door deze gemeente gericht aan de Koning. |
|