Samuel Coster, ethicus-didacticus
(1986)–Mieke B. Smits-Veldt– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 463]
| |
2 Aard van de instructieReeds in zijn in 1612 gespeelde ‘boere-klucht’ over Teeuwis de boer dramatiseerde Coster een onderwerp waaraan in de kring van de Eglentier bepaalde morele instructie was verbonden, geformuleerd door Spiegel.Ga naar voetnoot8 De instructie van het Spel vande Rijcke-man (1615) was mede bepaald door de bijbelse traditie.Ga naar voetnoot9 Ook in zijn classiciserende tragedies bood hij zijn publiek stof met een beproefd didactisch potentieel, nu geput uit Ovidius en de traditie van de ‘matière de Troie’. De morele instructie in de Ithys en Polyxena, geput als deze is uit een in Costers kring zeer populair christelijk-stoïsch ideeëngoed, heeft de Amsterdammers geen verrassend nieuwe lering geboden, maar zal vooral gefunctioneerd hebben als waarschuwende ‘herinnering’. Coster betoont zich in de Ithys een trouwe volgeling van Seneca, Horatius, en de eigen, oudere tijdgenoten Coornhert en - vooral - Spiegel, in zijn nadruk op de noodzaak van het wélleven volgens ‘nootdruft’.Ga naar voetnoot10 Voor zijn morele demonstratie van het harmonisch geluk dat het ‘naturam sequere’ biedt tegenover het ongeluk van het leven volgens ongebreidelde begeerten gebruikt hij een reeds lang beproefde en in zijn tijd weer zeer geliefde tegenstelling, die tussen het herders- (of land) leven en dat van het hof. Het bekende verhaal van Progne, Philomela en Tereus stond sinds Ovidius borg voor afschrikwekkende lering over de gruwel waartoe wraakzucht kan leiden; het didactisch potentieel van de geschiedenis was in Costers kring nog eens extra benadrukt door Van Mander. Waar Coster zich in de Ithys, behalve met het overdragen van een praktische gedragsleer, ook nog graag toelegt op het geven van algemene moraalfilosofische beschouwingen van stoïsche signatuur, is de Polyxena vooral op gedragsethiek gericht. In het stuk wordt de door Lipsius zo aangeprezen en door velen herkende noodzaak der constantia en patientia in tegenspoed gedemonstreerd, mét de heilloosheid van het falen hierin. Met zijn dramatisering van de Hecuba-geschiedenis uit de geliefde ‘matière de Troie’ kon Coster hiertoe aanknopen bij een bekend didactisch patroon, waarbinnen het gedrag der Trojaanse koningin | |
[pagina 464]
| |
en haar dochter allang voór hem moreel was geduid. Behalve de noodzaak van lijdzaamheid bevatte dat als belangrijk element ook het principe van ‘straf na zonde der hoogmoed’ (i.c. die der Trojanen). In Iphigenia, waarin opnieuw een episode uit de ‘matière de Troie’ wordt gedramatiseerd, geeft Coster directe politieke instructie. Hij neemt een principieel standpunt in in het conflict tussen staat en kerk, dat Oldenbarnevelt het hoofd zou kosten. Behalve een pleidooi voor het algemeen staatkundig principe van de door God gegeven souvereiniteit der wereldlijke overheid, geeft Coster ook praktische raad voor het beleid der Staten hic et nunc. Voor herstel der verstoorde verhoudingen geeft hij opnieuw zijn geliefde boodschap: de keuze voor het ‘volgen der natuur’ en het verwerpen van schoolwijsheid; geliefde lering was ook dit van Spiegel, die hiertoe ‘Cebes Tafereel’ tot leidraad had genomen. Costers aanval op de predikanten van zijn tijd dient zijn politieke kernboodschap; hij laat hiermee de gevaren voor de staat zien die scheefgroei der verhoudingen met zich meebrengt. Hiertoe kon hij teruggrijpen op eén der exemplumfunkties die het Iphigenia-verhaal bezat: die van de potentiële bedreiging van de wereldlijke macht door ambitieus priesterbedrog van het domme volk. In alle drie tragedies toont Coster aan hoe de mens, als hij van het pad der rede (dat wil zeggen; het pad der natuur, dat ‘nootdruft’ als grens der begeerte stelt) dwaalt, door de situatie tot veinzen wordt gedwongen, waarmee hij zijn zuivere, redelijke natuur geweld aandoet. Zo leidt in Ithys Tereus' misstap tot veinzen van liefde door beide echtgenoten, een hypocrisie die in schrille tegenstelling staat tot het ‘natuurlijk leven’ der herders. In Polyxena en Iphigenia veinst de ambitieuze politicus Ulysses ‘onder schijn van godsdienst’ religieuze gevoelens die slechts een politiek belang dienen. De vertegen woordiger van de geestelijke macht aarzelt niet zich uit eigenbelang tot dit veinzen te lenen, en zo wordt Agamemnon gedwongen om onder hetzelfde mom in een gruwelijk offer toe te stemmen. Politieke en geestelijke leiders spannen in beide stukken samen in het bespelen van de goedgelovige massa, die zij voor hun doel manipuleren, maar ook het slachtoffer Hecuba moet in Polyxena voor de vervulling van haar wraak-zucht haar toevlucht tot veinzen nemen. In dit stuk vormt het jonge meisje het zuivere, beheerste tegenwicht tegen de razernij van haar moeder en tegen de politieke machinaties in de wereld van de macht, maarin in Iphigenia is er nauwelijks meer sprake van een moreel tegenwicht. In deze tragedie, geschreven als de religieus-politieke twisten tijdens het Bestand op hun hevigst zijn, wordt de geestelijkheid als een nog veel gevaarlijker kracht voorgesteld dan in de Polyxena. (Zij wordt niet alleen meer gebruikt door de politieke leider Ulysses, maar gebruikt op haar beurt ook hem). Het veinzen wordt nu zelfs door de redelijke raadgevers van de vorst het enig mogelijke antwoord op het bedrog der tegenpartij geacht: ‘om erger te voorkomen’. Ook in dit opzicht lijkt Coster in enkele jaren als didacticus een pragmatische realist te zijn geworden. |
|