Samuel Coster, ethicus-didacticus
(1986)–Mieke B. Smits-Veldt– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 465]
| |
3 Het einde van Costers dramatische carriereNog eénmaal zou Coster zich hierna als dramaticus presenteren, wanneer hij het door Hooft begonnen tragikomische ‘treurspel’ Isabella, dat opgevoerd zou worden ter gelegenheid van Maurits' bezoek aan Muiden, in September 1618, zou afmaken. Waarschijnlijk zocht de Academie in deze voor haar niet gunstige politieke omstandigheden voor haar repertoire een gewone publiekstrekker.Ga naar voetnoot11 In elk geval lijkt Coster in de Isabella een diepe buiging voor de smaak van zijn publiek (dat van romantische liefdesgeschiedenissen, gruwel en wonderlijk spektakel hield) te hebben willen combineren met de demonstratie van enkele technische vaardigheden in het volgen van ‘klassieke’ regels.Ga naar voetnoot12 Het is opvallend dat de in het voorwoord gestelde regels veel minder strikt worden opgevat dan in de Iphigenia. Wel wordt de eenheid van plaats en die van tijd in de tekst zelf, soms tegen de logica in, benadrukt, maar in tegenstelling tot wat men zou verwachten spreken ‘byzinnige’ figuren als Doralice en Isabella wel degelijk monologenGa naar voetnoot13, waarin zij ‘tegens hare schaduwe schynen te spreken’ en geeft het optreden van de ‘ontsinde dolle’. Rodomont gelegenheid tot enige waanzinspeeches waarin - binnen Rodomonts gekte - toch wel ‘an den andere hangende redenen’ aangetroffen worden.Ga naar voetnoot14 Alle registers worden opengetrokken om het publiek te behagen, onder meer door de introductie van een geestverschijning, hemels spektakel en een viertal komische tussenscènes, waarin Coster naar hartelust enkele goed-Hollandse types en een quasi-geleerde, ‘knoets’ sprekende dokter laat kwebbelen. Coster heeft echter wel aanwijsbare pogingen gedaan om deze tussenscènes formeeltechnisch met de hoofdhandeling te verbinden. De aan het eind van deze romantische geschiedenis in kunst en vliegwerk verpakte moraal is niet erg ‘diep’, maar Coster laat ook in dit stuk de kans tot het uitdragen van iets van zijn geliefde lering niet voorbijgaan.Ga naar voetnoot15 | |
[pagina 466]
| |
Of deze schijnbare poging tot compromis tussen het ‘romanesk soort tragedie’Ga naar voetnoot16 waarmee Rodenburgh in de concurrerende kamer zijn successen behaalde en de strikt-classiciserende tragedie die Heinsius voorschreef, Coster dramatheoretische ernst is geweest, is zeer de vraag. De principiële voorrede lijkt meer bestemd om Rodenburgh op een paar formele punten af te katten dan dat Coster werkelijk meende dat de Isabella voor het eerst een geslaagd drama in de geest der theoretici was. In zijn verder literaire carrière zou de pragmatische organisator in hem het dan ook (?) definitief winnen van de dramaticus die een serieuze poging ondernam om de op de klassieken geënte renaissancetragedie in Amsterdam een Hollands gezicht te geven. Dit neemt niet weg dat hij met zijn drie classiciserende drama's een baanbrekende rol heeft gespeeld in de ontwikkeling van deze tragedie. Het interessante van Costers classiciserende drieluik is bovendien dat hierbinnen reeds een begin te zien is van de ontwikkeling die van een humanistisch rhetorisch drama in de geest van Seneca en Scaliger zou leiden naar een volgens Aristotelische structuurprincipes opgebouwde moderne tragedie. Coster was ook de eerste Nederlandse dramaschrijver die - voór Vondel - naast Seneca Euripides als model nam. Hij was zelfs de eerste die Seneca, en voor een deel ‘Schaligerem’ verliet, om - op waarschijnlijk naar zijn overtuiging geslaagde wijze - ‘Aristotelem, Horatium’ en ‘Danielem Heynsium’ te volgen. Dit gebeurde dan in zijn Iphigenia, de zwanezang van de tragicus, voór hij vervolgens zou opduiken met de bonte veren van de entertainer, die de didacticus in hem echter nooit zou verloochenen. |
|