6 Conclusie
Costers Polyxena blijkt in opzet en uitwerking geheel op Senecaans-Scaligeriaan-se leest geschoeid te zijn: het stuk bevat horror en pathos in een opeenhoping van vele, verscheiden gebeurtenissen én belering van het publiek door middel van de gedragingen der personen en expliciete morele instructie (die soms zeer los aan de handeling is verbonden). Vergeleken met Ithys is op de verschillende handelingslijnen een zeer gecompliceerde geschiedenis uitgezet; het hoge aantal voorgestelde figuren is ook zeer gevarieerd in karakter. Dit is voor een groot deel te danken aan het feit dat Coster twee bestaande klassieke drama's als model voor de opbouw van zijn tragedie heeft genomen.
De expliciete instructie neemt veel minder plaats in dan in de Ithys, in plaats daarvan zijn de horror en pathos nog breder uitgemeten. Dit dient de behoefte aan rhetorisch ‘vakwerk’, maar is ook direct functioned ten opzichte van de kerninstructie, die de aard van de reacties der slachtoffers op het leed dat hun overkomt, betreft. Coster gaat hiertoe uit van reeds lang als beproefd exempel van de wisselvalligheid der Fortuin bekende stof. In zijn accent op de praktische gedragsleer ten aanzien van deze wisselvalligheid is hij een kind van zijn tijd. De in de Polyxena gestelde eis tot temperantia der begeerten in voorspoed en patientia in tegenspoed staat centraal in de neostoïsche moraalfilosofie van Costers tijd en milieu. In het stuk treft men echo's aan van bij Lipsius, Coornhert en Spiegel uitgewerkte gedachten, maar anders dan bij de Ithys kan men niet zeggen dat deze formuleringen blijk geven van een ‘wel doorrimmerde’ moraalfilosofische visie.