Samuel Coster, ethicus-didacticus
(1986)–Mieke B. Smits-Veldt– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 205]
| |||||||||||||||||||
IV Polyxena1 Preliminaria1.1 Feitelijke gegevens betreffende de tekstgeschiedenisDe eerste bekende editie van Samuel Costers Polyxena dateert van 1619. Evenals de tweede uitgave van de Ithys werd ook deze tekst gedrukt bij de drukker van de Nederduytsche Academie, Nicolaas Biestkens. De uitgever was echter niet Biestkens, noch Cornelis vander PlasseGa naar voetnoot1, maar een andere Amsterdamse uitgever en boekverkoper, Willem Jansz. Cloppenburch. De tekst op het titelblad luidt: s. costers polyxena Treur-spel. Vertoont in de Nederduytsche academie. [Vignet met Costers devies: de schildpad met het motto over.al. thvys.] t'amsterdam, [lijn] Voor VVillem Iansz. Cloppenburch, Boeckverkooper aande Beurs, inde vergulde Chroniick. 1619. Het colofon bevat de vermelding van de drukker (p. 86): [drukkersvignet van Biestkens: een lelie in een doornstruik, met het randschrift: Ghelijck een lelie onder de doornen. So is mijn vriendinne onder de dochteren Cant. 2.2] | |||||||||||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||||||||||
Titelpagina van Polyxena, editie-1619.
| |||||||||||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||||||||||
t' amsterdam, [lijn] By Nicolaas Biestkens / Boeckdrucker der Duytsche Academie, in de Lelie onder de Doornen. 1619.Ga naar voetnoot2 Er is geen reden om aan te nemen dat deze kwarto-editie niet de eerste zou zijn. In 1630 werd deze editie gevolgd door een octavo-editie bij Abraham de Wees, die in 1644 ook ‘de vierde druck door den Autheur oversien en verbetert’ uitgaf, nu weer in kwarto.Ga naar voetnoot3. Zoals op de titelpagina wordt vermeld, werd de Polyxena reeds voór de publikatie gespeeld in de Nederduytsche Academie; wanneer, weten we niet. Wel is bekend dat er in deze periode na een eerste opvoering een aanzienlijke tijd kon verstrijken voór men overging tot een uitgave. Dat geldt bijvoorbeeld voor Costers eigen Boere-klucht van Teeuwis de boer, en men juffer van Grevelinckhuysen, een tekst die al in 1612 werd gespeeld en pas in 1627 (voor Vander Plasse) werd gedrukt.Ga naar voetnoot4 Eerdere gevallen zijn Bredero's Rodd'rick ende Alphonsus, Griane, Klucht vande koe, Meulenaer en Moortje. Op zichzelf is het jaartal 1619 dus geen enkele reden om het ontstaan van de tekst van Polyxena na dat van Iphigenia te plaatsen, zoals Kollewijn reeds deed, en ook de laatste uitgever van de tekst, Van Eemeren.Ga naar voetnoot5. Jonckbloet en Te Winkel achtten het stuk een vroeg werk. Jonckbloet situeerde het na de Ithys, maar voór de Iphigenia en de Isabella. Te Winkel meende dezelfde tekst zelfs nog voór de Ithys te moeten plaatsen.Ga naar voetnoot6 Geen van beiden geeft hiervoor argumenten, maar aan te nemen is dat bij Te Winkel overwegingen betreffende de | |||||||||||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||||||||||
opzet van het drama een rol speelden.Ga naar voetnoot7. De enige die iets nader op de chronologische volgorde van Costers drie classiciserende drama's ingaat, namelijk RensGa naar voetnoot8, acht echter de Polyxena juist Costers rijpste werk. Op zijn - zeer summiere - argumenten kom ik later terug, wanneer ik op inhoudelijke gronden het ontstaan van de Polyxena toch weer voór dat van de Iphigenia situeer.Ga naar voetnoot9 Het feit dat ik de Polyxena nu reeds als tweede tekst behandel, berust niet op interpretatie en beoordeling van de inhoud en opzet van het stuk, maar op enkele feitelijke gegevens, die m.i. een sterke aanwijzing bevatten dat de Polyxena in 1615 in elk geval al in uitgewerkt concept bestond.Ga naar voetnoot10 In de bloemlezing Apollo of Ghesangh der Musen vindt men immers onder de daarin opgenomen liederen van Coster twee die in de Polyxena gezongen worden door de rei van Trojaanse vrouwen, respectievelijk aan het einde van het tweede en in het midden van het vijfde bedrijf.Ga naar voetnoot11 De drie andere opgenomen liederen komen alle drie voor - zoals al eerder vermeld - in de Ithys. Nu bestaat de ons bekende lyriek van Coster steeds uit ‘gelegenheidsgedichten’ (dat wil in dit geval zeggen: lofdichten voor het werk van anderenGa naar voetnoot12) óf uit lyrische teksten die personages in zijn drama's in de mond gelegd worden (al of niet als reien). Overname van een rei of lied uit een reeds bestaand drama blijkt in Apollo een vaker voorkomend fenomeen: het gebeurt ook met reien uit Hoofts Achilles en Polyxena, Theseus en Ariadne en Granida.Ga naar voetnoot13 | |||||||||||||||||||
[pagina 209]
| |||||||||||||||||||
Het blijkt bovendien - en dat is het sterkste argument - dat de tekst van de rei uit het vijfde bedrijf (waarin de Trojaanse meisjes hun rouw over de gedode Polyxena betuigen) alleen vanuit zijn plaats in het drama te begrijpen is. De regels waarin de meisjes zingen over ‘'t Salighe lichaam van deez' onbesmette Bruyt’ (vs. 1862) en de nymfen aansporen om ‘de Princes van Troyen’ met bloemenkransen te bedekken, zijn buiten hun context zonder meer onduidelijk. Behalve spellingsverschillen is er op twee plaatsen sprake van een inhoudelijke variant, die echter in beide gevallen Apollo op mislezing van de Polyxena-redactie moet berusten.Ga naar voetnoot14 Het andere Polyxena-lied is echter niet contextueel gebonden. De bekende lof op het landleven geeft weliswaar het perspectief aan waartegen het zorgelijk bestaan van de Trojaanse koningin (en dat van haar door politieke ambitie bewogen vorstelijke tegenstanders) moet worden bezien, maar deze zou in zijn algemeenheid net zo goed - en wellicht beter - in de Ithys hebben gepast. Ook hier is sprake van enkele inhoudelijke varianten, waaronder weer enkele die op mislezing van de Polyxena-redactie wijzen.Ga naar voetnoot15 Als argument dat de Polyxena in elk geval al in September 1617 zou hebben bestaan, is wel een passage uit Suffridus Sixtinus' Apollo over de inwydinghe vande Neerlandtsche Academia De byekorf aangehaald.Ga naar voetnoot16 In dit op 24 September 1617 ter gelegenheid van de opening van de Academie opgevoerde muzenspel kondigt Melpomene aan dat zij, als het publiek dat wenst, haar talent nog wil beproeven op meér drama's dan de ene die na de opening zal worden vertoond (namelijk de ‘Oragien-tragedie#x2019; van Hoghendorp. Zij zal dan geïnspireerd worden Om weder op een nieuw yets goddelijcks te stichten
Met fijn ghezang' en rijm en reeden-vloeyend' dichten.
Van Troias ondergang, verciert met defte rêen,
Maegd-offer, moeder-moort en andre treurichêen.Ga naar voetnoot17
Gaat men er van uit dat de door de muze opgesomde onderwerpen aspecten zijn van eén bepaald drama, dan lijkt alleen de Polyxena hiervoor in aanmerking te komen. De ‘moeder-moort’ zou dan slaan op het doden van de door de dood van haar (klein) kinderen reeds zo beproefde (groot)moeder Hecuba, waarmee | |||||||||||||||||||
[pagina 210]
| |||||||||||||||||||
de Polyxena eindigt. Mede op grond van deze wat geforceerde uitleg en de opmerking ‘en andre treurichêen’ geefik toch aan een andere uitleg de voorkeur, die nog versterkt wordt door de overweging dat de muze in feite spreekt over onderwerpen die nog op dramatische wijze bewerkt moeten worden (stichten in de zin van ‘zorgen dat het tot stand komt’Ga naar voetnoot18). Melpomene houdt haar publiek dan gewoon een staalkaartje voor van door haar eventueel te bewerken, beproefde tragische onderwerpen, die door de klassieke schrijvers reeds in verschillende drama's aan de orde waren gesteld. Te weten: de val van Troje (in feite zelf nooit gedramatiseerd, alleen de naweeën ervan, zoals in deHecuba en Troiades van Euripides en in Seneca's Troades), het verhaal van Iphigenia (in Euripides' Iphigenia in Aulis) of Polyxena (in Euripides' Hecuba en Seneca's Troades), de moord op Clytaemnestra door haar kinderen (in Sophocles' en Euripides' Electra) en nog zoveel meer droevigs! Met andere woorden: op grond van deze passage kan men wel concluderen dat het bewerken van onderwerpen uit de klassieke tragedies tot het programma van de Academie behoorde, maar niet dat de Polyxena op stapel stond.Ga naar voetnoot19 Overigens is het natuurlijk heel wel mogelijk dat de reeds eerder bestaande en gespeelde tekst voor de editie-1619 op bepaalde punten is aangepast.Ga naar voetnoot20 Dit gebeurde immers ook bij de latere druk, evenals het geval is bij de latere edities van de Ithys en Iphigenia. Anders echter dan bij die laatste twee teksten is er in de tekst van de Polyxena niet wézenlijk ingegrepen. De enige belangrijke verandering in de editie-1630, die overgenomen werd in de latere edities, is een toevoeging van 32 regels tussen vs. 1224 en 1225, waarin Agamemnon Ulysses zijn snode rol in het Palamedesproces verwijt. Deze verandering verwijst dan ongetwijfeld naar Vondels in 1625 verschenen sleuteldrama Palamedes. Anders dan het geval was bij de tweede editie van de Ithys richt Coster zich in de editie van de Polyxena niet in een voorbericht tot zijn lezers. Wel gaat aan de tekst - evenals in de edities van Iphigenia - een door de auteur ondertekende ‘Inhoudt’ vooraf. | |||||||||||||||||||
1.2 Verschillen tussen de edities-1619, -1630 en -1644Ga naar voetnoot21Zoals reeds gezegd biedt de tekst van de octavo-editie van 1630 slechts in eén pas- | |||||||||||||||||||
[pagina 211]
| |||||||||||||||||||
Het offer van Polyxena, in Polyxena, ed.-1630.
| |||||||||||||||||||
[pagina 212]
| |||||||||||||||||||
sage een wezenlijke inhoudelijke verandering ten opzichte van de editie-1619. Behalve de toevoeging van 32 regels in de tekst is in de editie-1630 een prentje met de afbeelding van Polyxena's dood opgenomen, met daaronder de regels: Wie Tyrannie haet, wie vroom is en rechtschapen.
Aenschout den moort lust van de blinde Griecsche Papen.
Die't Vollick leeren, dat Gods gramschap wort gheboet.
Door't gruw'lic storten van onnosel Maechde bloet.Ga naar voetnoot22
De gravure is een verkleinde en vereenvoudigde kopie van de gravure van Savery die opgenomen was in de editie van Vondels vertaling van Seneca's Troades, De Amsteldamsche Hecuba (1625Ga naar voetnoot23). De tekst is nieuw, maar slaat, zoals we zullen zien, niet erg op de situatie in de Polyxena, wel op die in de Iphigenia. De varianten in de edities-1630 en -1640 ten opzichte van editie-1619 betreffen - behalve in de hierboven genoemde gevallen - over het algemeen slechts spellings- en interpunctievarianten, herstel van zetfouten or van slordigheden in de eerste kopij, herstelde onregelmatigheden in het metrum én opnieuw gemaakte zetfouten. Zoals wel vaker is gesignaleerd waarborgt de aanprijzing ‘door den Autheur oversien en verbetert’ op het titelblad van de editie-1644 echter geenszins een geheel gecorrigeerde tekst.Ga naar voetnoot24 In sommige gevallen zijn de varianten arbitrair, maar men vindt in elk geval in deze editie een groot aantal duidelijk noodzakelijke correcties ten opzichte van de tekst van editie-1619, die zich echter ook al in de editie-1630 bevonden. Dit geldt echter niet voor alle correcties: een aantal fouten uit én editie-1619 én editie-1630 is nu hersteld, maar even zo goed zijn heel wat van de toen gemaakte fouten gewoon overgenomen (onder andere het weglaten van de hele regel 764). Enkele malen is een variant uit de editie-1644 ten opzichte van de twee vorige edities duidelijk geen verbetering, maar weer een zetfout óf een bewuste correctie die vermoedelijk toch on- | |||||||||||||||||||
[pagina 213]
| |||||||||||||||||||
juist is.Ga naar voetnoot25 Zonder analytisch-bibliografisch onderzoek is over de mogelijk gecompliceerde drukgeschiedenis van de Polyxena echter niet veel naders te zeggen. | |||||||||||||||||||
1.3 BronnenMet het treurspel Polyxena betrad Coster het toneel op de hoge laarzen van de twee in zijn tijd beroemdste klassieke tragici, Euripides en Seneca. Anders dan in de Ithys, waarin hij een eigen dramatisering geeft van een door Ovidius vertelde geschiedenis, grijpt hij hierin direct terug op twee bestaande (en verheerlijkte) tragedies: de Hecuba (in het Grieks: Hekabe) van Euripides en Seneca's Troades. Deze leverden niet alleen de stof voor de nieuwe dramatisering, maar ook een aantal kant en klare dramatische elementen, die hij als model voor de onderdelen (de scènes) van zijn dramatische constructie kon nemen. De globale stof had hij overigens ook al kunnen vinden in het dertiende boek der Metamorfosen van Ovidius. Deze baseerde zijn geschiedenis van Astianax, Hecuba, Polyxena, Polymnestor en Polydorus zelf weer op de Troiades en Hecuba van Euripides.Ga naar voetnoot26 In 1886 wees Kollewijn Euripides' Hecuba en Seneca's Troades al aan als bronnen ‘van Costers Polyxena, waartoe hij eerst inging op de inhoud van beide klassieke drama's’.Ga naar voetnoot27 Hier volgt nu ook een kort overzicht van de inhoud van deze twee tragedies. (De inhoud van de koren laat ik terzijde).Ga naar voetnoot28 Seneca's Troades speelt zich af direct na de val van Troje, voordat de gevangen vrouwen en kinderen door de Grieken meegevoerd zullen worden naar hun vaderland. Koningin Hecuba, haar dochters Polyxena en Cassandra en schoon- | |||||||||||||||||||
[pagina 214]
| |||||||||||||||||||
dochter Andromache zijn de voornaamsten onder de buitgemaakte slavinnen.
Het toneel van Euripides' Hecuba is de kust van Thracië, het buurland der Trojanen, waar de Grieken na hun vertrek uit Troje zijn geland.
| |||||||||||||||||||
[pagina 215]
| |||||||||||||||||||
Zoals uit de analyse zal blijken heeft: Coster op grond van deze beide bronnen een nieuw drama samengesteld dat gekenmerkt zal worden door een opeenstapeling van gruwel, die met name Hecuba treft. Mogelijk heeft Coster hiernaast ook aan de Metamorfosen gedacht. Bij Ovidius vindt men na de vermelding van de val van Troje eerst het verhaal van de dood van Astianax en het smartelijk afscheid van Troje door Hecuba en de haren (beide uit Euripides' Troiades). Dit wordt direct gevolgd door de introductie van Polymnestor en diens moord op Polydorus. Dan wordt achtereenvolgens verteld hoe Agamemnon op de Thracische kust landt, hoe Achilles' geest Polyxena opeist, het meisje moedig haar dood tegemoet gaat en sterft. Een relatief lange passage is gewijd aan een jammerklacht van Hecuba, gevolgd door het vinden van Polydorus' lijk en Hecuba's wraak op Polymnestor (zonder tussenkomst van Agamemnon). De droeve geschiedenis eindigt met Hecuba's steniging door de dienaren, waarop zij verandert in een hond. | |||||||||||||||||||
1.4 ReceptieBlijkens de titelpagina is Costers Polyxena reeds voór de eerste editie van 1619 op de ‘Nederduytsche Academie’ gespeeld. Het feit dat het stuk in 1630 opnieuw wordt uitgegeven, dan door Abraham de Wees, zal wel in direct verband staan met de commotie rondom de uitgaven en opvoeringen van Costers Iphigenia van datzelfde jaar, bij dezelfde uitgever. (Zie hoofdstuk v, sub 1.4.2., p. 335-340). De (dan zo geheten) ‘Amsterdamsche Academie’ schijnt het stuk toen echter niet ook in het repertoire te hebben opgenomen.Ga naar voetnoot29 Uit een bits liedje tegen de Academie, geschreven als reactie op de Iphigenia-opvoenngen van november 1630, spreekt wel vrees voor een mogelijke heropvoering van de Polyxena. Tevens | |||||||||||||||||||
[pagina 216]
| |||||||||||||||||||
blijkt hieruit dat men in domineesland het stuk toen als net zo lasterlijk beschouwde als de Iphigenia en Vondels Palamedes. (Zie ook voor dit liedje, ‘Esopus-ezels op 't toneel’: hoofdstuk v, sub 1.4.2., p. 336), Het onderschrift bij het in de editie-1630 toegevoegde plaatje gaf daar ook direct aanleiding toe. Het stuk zou later in de Amsterdamse Schouwburg gedurende tien jaar nog 22 opvoeringen beleven, vanaf de herpremière op 18 april 1644 tot en met 1654.Ga naar voetnoot30 In verband met de herpremière gaf Abraham de Wees de tekst in 1644 opnieuw uit. In 1667 herinnert Jan Vos zijn publiek aan het emotionerende effect dat de vertoning van de moord op de jonge Astianax op de schouwburgbezoekers had. Als hij in zijn voorrede tot de Medea de Horatiaanse stelling wil bewijzen dat ‘zien gaat boven horen’, zegt Vos: Zoo meenigmaal als Ulysses in het Treurspel van Polyxena, door den vermaarden Samuel Koster gedicht, Astianax, het zoontje van Hektor en Andromache, van de toorentrans wurp, scheen het nagebootste kint d' aanschouwers zoo hardt op het hart gelijk op d'aardt te vallen: men zagh de traanen niet min uit d'oogen dan het nagebootste bloedt langs het Tooneel vioeien.Ga naar voetnoot31 |
|