na 1600 grote faam verwierf door zijn edities en commentaren van klassieke literaire teksten, schreef behalve hogelijk bewonderde Neolatijnse lyriek ook fraaie Nederlandse renaissancepoëzie. Dat was wel een overtuigend bewijs van de waardigheid en poëtische uitdrukkingsmogelijkheden van de zoete Nederlandse taal! De bundel uit 1616 zou dan ook een belangrijke prestige-steun in de rug zijn van de jonge in het Nederlands dichtende generatie, die zich inmiddels in Amsterdam had geconcentreerd.
Maar al eerder, in 1602, had Heinsius de drama-auteurs die het Latijn machtig waren een eveneens zeer bewonderd voorbeeld gegeven van een klassieke tragedie van eigen, Nederlandse bodem. Dit was zijn Auriacus, een Neolatijns treurspel in de geest van de tragedies van Seneca, over de dood van Willem van Oranje. Dit stuk was zijn eerste bijdrage aan een programma dat hij samen met het net volwassen wonderkind Hugo de Groot (Grotius) had opgesteld als bijdrage aan het nationaal zelfbewustzijn van de jonge Nederlandse Republiek. Zelfbewustzijn dus dank zij de beoefening van de klassieke literaire kunst, zij het nog niet noodzakelijkerwijs in het Nederlands.
Franse en Engelse humanisten hadden al eerder Seneca als model genomen voor eigen tragedies, soms in het Latijn, soms in hun moedertaal. Een beroemd voorbeeld dat verschillende auteurs en later ook Vondel zou inspireren, was de Neolatijnse tragedie Jephthes sive votum (Jephtha of offerbelofte) van de Schots-Franse geleerde Buchanan (uitgegeven in 1554). Grotius gebruikte voor zijn - eveneens op Senecaanse leest geschoeide - Adamus exul (1601) en Christus patiens (1608) bijbelse stof. Heinsius pleitte in eerste instantie voor vaderlandse onderwerpen, maar zou daarna met zijn Herodes infanticida (daterend uit ca. 1608; gedr. 1632) toch ook een bijbelse tragedie schrijven.