boer (1612; gedr. 1627), Hoofts Warenar (1617) en Bredero's Moortje (1615; gedr. 1617) wordt gedemonstreerd hoe mensen zich kunnen laten meeslepen door valse begeerten als wellust en hebzucht en zich kunnen verliezen in snoeverij. In de Spaanschen Brabander (1618) stelt Bredero zijn publiek
naaktelijk en schilderachtig [= aanschouwelijk] voor ogen, de misbruiken van deze laatste [= huidige] en verdorven wereld, de gebrekkelijkheid [= onvolmaaktheid] van onze tijd.
Deze schildering is bedoeld, zo zegt Bredero in zijn voorwoord, ‘om mij en alle mensen te verlustigen en te verbeteren’.
Dit geldt zeker ook voor Bredero's kluchten, zoals de Klucht van de koe (1612) en Meulenaer (1613). Die worden in 1619 dan ook door Van der Plasse aangeprezen als teksten waarbij men onder de ‘uiterlijke onnutte schors’ het doel van de auteur moet ontdekken, namelijk de ontleding van de boosaardige wereld!
Maar ook de tragedie, waarin hooggeplaatsten zo vaak onherroepelijk ten onder gaan aan hartstochten die de rede vertroebelen, werd gezien als een spiegel van herkenbare morele patronen. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de titels van de eerste zes tragicomedies en tragedies van Jacob Duym, die in 1600 alle als ‘spiegel’ werden gepresenteerd. Hieronder vindt men de eerste Nederlandse vertaling van een tragedie van Seneca, Troades, Den spieghel des hoochmoets (die wordt gestraft) genoemd.
Deze spiegelgedachte wordt ook uitgedrukt in Vondels voorbericht tot de Lucifer (1654), een tragedie uit een later stadium van de dramaontwikkeling. Lucifer stort als straf voor zijn ‘staatzucht’ in de hel, volgens Vondel: ‘ten klaren spiegel van alle ondankbare staatzuchtigen, die zich stoutelijk tegen [...] de wettige Overheden durven verheffen’.
Hooft onderkende in zijn Nederlandsche Historiën (1642) de didactische taak van het toneel al bij de rederijkers, die in een maatschappij in opbouw door middel van hun spelen het publiek de normen voor een juist sociaal gedrag voorhielden. Het toneel van zijn eigen tijd kon in zijn ogen zelfs heel direct de gevestigde orde dienen. Volgens Hooft waren er toen immers
maar twee manieren [...] om 't volk bij de oren te leiden, namelijk van preekstoel en toneel. Zo heeft de magistraat geen machtiger middel dan dit om 't grauw [= het lage