Het Nederlandse renaissance-toneel
(1991)–Mieke B. Smits-Veldt– Auteursrechtelijk beschermda) ‘Ernstig’ en niet (overwegend) komisch toneelDe Nederlandse dramaproduktie uit deze tijd is in getallen uitgedrukt indrukwekkend. Dank zij het in 1983 door Meeus | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gepubliceerd repertorium van het ernstige Nederlandse drama tussen 1600-1650 hebben we voor die periode een uitstekend overzicht van alle beschikbare gegevens over de overgeleverde geschreven en gedrukte teksten. (Zie VII.1). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In AmsterdamAlleen al de in Amsterdam gedrukte enlof door Amsterdammers geschreven ernstige toneelteksten tussen 1600 en 1650 blijken ruim 180 titels te beslaan. 117 daarvan dateren van vóór de inwijding van de Amsterdamse Schouwburg (1600-1637) en 66 uit de periode erna (1638-1650). Van ca. 55 van deze stukken weten we zeker dat ze in de eerste periode ook op het Amsterdamse toneel zijn gebracht. Het is opvallend dat er daarbij maar enkele opvoeringen geteld kunnen worden van een niet-Amsterdams spel. We kennen daarnaast nog een klein aantal titels van opgevoerde stukken waarvan geen tekst bekend is. Deze gegevens over Amsterdamse opvoeringen vóór 1638 zijn echter lang niet volledig. Daarom mogen we van de ruim 60 in die jaren geschreven (en bijna altijd ook gedrukte) Amsterdamse stukken waarvan geen opvoering bekend is, nog wel een goed aantal bij die categorie van ca. 55 gespeelde stukken optellen. Gelukkig zijn voor de periode vanaf 1638 de goed gedocumenteerde rekeningen van de Amsterdamse Schouwburg bewaard gebleven. Hierin zijn alle opvoeringen met titelaanduiding aangetekend. Ze bevatten niet alleen een schat aan informatie over het aantal opvoeringen van de diverse spelen en de recettes, maar ook over uitgaven voor requisieten, costuums, salarissen van toneelspelers en dergelijke. Deze rekeningen zijn de basis geweest van het in 1983 gepubliceerde overzicht van het repertoire van die Schouwburg in de periode 1638-1665. (Zie VIII.1). Het overgrote deel van de titelaanduidingen is hierbij gedetermineerd. Dank zij dit overzicht weten we dat er naast zo'n 25 al eerder opgevoerde en/of geschreven ‘ernstige’ toneelstukken voor 1665 nog eens ongeveer 120 stukken in het Amsterdamse repertoire werden opgenomen. Bij premières en herpremières werden door Amsterdamse uitgevers meestal ook (nieuwe) edities op de markt gebracht. Niet alle stukken waren ook oorspronkelijk Nederlands. Vondel publiceerde bijvoorbeeld vanaf 1626 verschillende vertalingen van klassieke tragedies. Theodore Rodenburgh zorgde al in het tweede decennium van de eeuw voor bewerkingen van een Italiaans, een Engels en meerdere Spaanse succesdrama's. Vanaf 1645 zien we de vertalingen, vooral van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Spaanse drama's met veel liefdesverwikkelingen en afwisselende, spectaculaire gebeurtenissen, belangrijk toenemen. Na 1660 is er sprake van een extra grote aanwas van stukken naar het Frans.
Voor 1638 zijn zo'n 36, veelal Amsterdamse auteurs, bij de Amsterdamse toneelproduktie betrokken. Daarna zouden er, tot 1650 gerekend, nog eens 30 nieuwe auteurs bijkomen. Lang niet al deze auteurs hebben een belangrijke plaats veroverd in de Nederlandse literatuurgeschiedenis. Van de bekend geworden dichters hebben enkele een grote bijdrage geleverd. Alleen al Vondel schreef vanaf 1610 (Pascha) tot 1667 (Zunghin en Noah) 29 ernstige toneelstukken en één pastoraal getint spel (Leeuwendalers). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de provincieVergeleken bij de Nederlandse dramaproduktie buiten de stad was het Amsterdamse toneel een reus onder dwergen. Dit blijft ook zo als we de tweemaal zes tragedies en tragicomedies van de Leidenaar Jacob Duym, gepubliceerd in zijn Spiegelboeck (1600) en zijn Ghedenck-boeck (1606), onder het ‘moderne’ toneel tellen. Opnieuw kunnen getallen de bijzondere positie van het Amsterdamse toneel laten uitkomen. Op de ruim 180 Amsterdamse titels van ‘ernstig’ renaissancetoneel tussen 1600 en 1650 kennen we uit deze periode dan nog zo'n 80 stukken, uitgegeven of geschreven in de rest van de Noordelijke Nederlanden als geheel. Dit wil op een paar uitzonderingen na zeggen: in de rest van Holland. Tegenover de 66 voor die Amsterdamse stukken verantwoordelijke auteurs staat een vijftigtal niet-Amsterdamse schrijvers. Het blijkt dat juist de Amsterdammers het vaak niet bij één stuk lieten, terwijl een meervoudige dramaproduktie in de provincie kennelijk veel zeldzamer was. De grote uitzondering op die laatste regel is uiteraard de produktieve Jacob Duym. Bij die Hollandse produktie steekt het aantal in Vlaanderen en Brabant geschreven, resp. uitgegeven ‘ernstige’ drama's wel erg pover af: 35 in de hele periode 1600-1650. De bekendste auteur is de Antwerpenaar Guilliam van Nieuwelandt. Met zijn zeven tussen 1617 en 1635 gepubliceerde tragedies werd hij de Zuid-Nederlandse vertegenwoordiger bij uitstek van het nieuwe, op de klassieken geïnspireerde drama. Daarentegen blijken de tien, niet uitgegeven, drama's van de Lierse rederijker Joris Berckmans, uit de periode direct hierna, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de moderne ontwikkeling van het Noorden maar heel aarzelend te volgen. Van de auteurs die de komische genres beoefenden heeft de Antwerpenaar Willem Ogier de meeste erkenning gekregen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b) Het komisch toneelIn een Nijmeegs onderzoeksprojekt van W.A. Ornée (zie VIII.3.b) zijn voor de periode van 1600 tot 1640 60 kluchten en ruim 10 blijspelen geregistreerd; tussen 1640 en 1680 zouden dat er respectievelijk 123 en ongeveer 50 zijn. Hierin zit tussen 1618 en 1663 (als Focquenbroch een komedie van Molière vertaalt) een opmerkelijke gat wat blijspelen betreft, met maar één uitzondering: het (in de zeventiende eeuw ongepubliceerde) spel Trijntje Cornelis van Constantijn Huygens (1653).
Tussen 1638 en 1665 werden er ruim 90 blijspelen en (vooral) kluchten in de Amsterdamse Schouwburg opgevoerd. Ca. 15 daarvan werden al eerder gespeeld, zoals de ijzersterke Warenar (1617) van Hooft en Samuel Costers Teeuwis de boer (1612; gedr. 1627) en de nu vergeten kluchten van W.D. Hooft, Stijve Piet (1628) en Jan Siewertsz Kolms Malle Jan Tots boertige vrijerij (ca. 1618, gedr. 1633). Ook Bredero's Spaanschen Brabander (1618) behoorde tot deze geprolongeerde kassuccessen. Zijn Klucht van de koe (1612; gedr. 1619) bracht het echter niet verder dan een reeksje van 6 heropvoeringen in 1646.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het is niet altijd duidelijk in hoeverre deze komische stukken geheel of gedeeltelijk vertaald of bewerkt zijn. De kluchten lijken in elk geval het meest origineel. |
|