Kalliope in de Nederlanden
(1975-1983)–W.A.P. Smit– Auteursrechtelijk beschermdHet Renaissancistisch-klassicistische epos van 1550 tot 1850
Regelnummers proza verbergen
| |||||||||||
[pagina 730]
| |||||||||||
Hoofdstuk XXXVI
| |||||||||||
[pagina 731]
| |||||||||||
bij het Gemeente-archief van Middelburg en de Provinciale Bibliotheek van Zeeland nadere gegevens omtrent hem te verkrijgen, bleven echter helaas zonder resultaat. | |||||||||||
§ 2. De uitgaveDe vertaling van Stoppendaal verscheen in octavo-formaat onder het volgende titelblad: De Lusiade // van // Louis Camoëns; // Heldendicht in X zangen. // Naer het Fransch // door // Lambartus Stoppendaal Pieters zoon. // vignet // By { Te Middelburg, / Willem Abrahams. / en te Amsterdam, / G. Warnars. } 1777.De Franse titel, die daaraan voorafgaat, is iets uitvoeriger en vermeldt na ‘Heldendicht in X zangen’ nog: ‘bevattende de ontdekking der Jndiën door de Portugeezen. Met aentekeningen en het leven des dichters’. - In de lay-out is het voorbeeld van de Parijse editie (eveneens in octavo) op alle punten gevolgd. Elke zang heeft een eigen ‘Franse titel’, met het argumentum op de verso-zijde, en wordt gevolgd door een reeks ‘Aentekeningen’ bij de daarin voorkomende moeilijkheden. Alleen is in de Nederlandse editie de bladspiegel wat groter en de druk wat compacter, zodat de twee delen van de Franse uitgave hier konden worden teruggebracht tot één (van ruim 400 bladzijden). Weggelaten is de ‘Explication des figures de la Lusiade’: de verklaring van de tien platen die in de Franse druk zijn opgenomen, één bij elke zang. Daaruit mag worden afgeleid, dat het niet de bedoeling van de Nederlandse uitgevers was die platen over te nemen. In het door mij gebruikte exemplaar uit de Provinciale Bibliotheek van Friesland te Leeuwarden (signatuur: B 2607 a) komen deze dan ook niet voor. Dat doen zij daarentegen wèl in het exemplaar van de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage (signatuur: 1028 F 44); vermoedelijk werden zij daarin achteraf aangebracht. - Weggelaten is ook de ‘Avertissement du libraire’, die in verband met de anonimiteit van de publikatie het Woord vooraf van de auteur vervangt. In plaats daarvan heeft Stoppendaal een eigen voorwerk opgenomen, dat bestaat uit een opdracht in verzen en een voorbericht in proza. - Het geheel maakt een bescheiden, maar niet onverzorgde indruk, al verraadt de lijst met 25 ‘Voornaeme verbeteringen’ die dienen te worden aangebracht, dat er bij het drukken kennelijk haast in het spel is geweest. Wellicht heeft men gevreesd, dat er kapers op de kust hadden kunnen zijn. | |||||||||||
§ 3. De Franse bronHet titelblad van de Franse vertaling, die op haar beurt door Stoppendaal in het Nederlands werd overgezet, luidt als volgt: La Lusiade // de // Louis Camoëns; // Poëme heroïque, // en dix chants, // Nouvellement traduit du Portugais, // Avec des Notes & la Vie de l'Auteur. // Enrichi de Figures à chaque Chant. // Tome premier [second], // vignet // A Paris, // Chez Nyon aîné, Libraire, rue Saint-Jean- // de-Beauvais. // M.DCC.LXXVI.De delen bevatten elk vijf van de tien zangen met de bijbehorende ‘Notes’. In het eerste deel is bovendien een vrij uitgebreid voorwerk opgenomen, dat - afgezien van | |||||||||||
[pagina 732]
| |||||||||||
de korte ‘Avertissement du libraire’ (blz. i-ij) - bestaat uit een beknopte levensbeschrijving van de dichter (‘De Camoëns’, blz. iij-xvij) en een kritische beschouwing over diens epos (‘De la Lusiade’, blz. xviij-xxix). In zijn Avertissement deelt de uitgever-boekverkoper mee, dat deze nieuwe vertaling het werk is van een ‘Ecrivain très-connu’ op basis van een letterlijke overzetting uit het Portugees ‘par un homme très-versé dans la langue de Camoëns’. De nieuwe vertalerGa naar voetnoot3 heeft zich tot taak gesteld d'animer du feu de la Poésie cette version scrupuleusement fidelle. Il ne s'est permis d'autre liberté que celle de resserrer quelques endroits un peu longs, mais rarement, & cette diminution du texte est très-peu de chose.Verder zijn ook de toegevoegde ‘Notes historiques & critiques’ afkomstig van ‘le nouveau Traducteur’, en hetzelfde geldt voor de inleiding ‘sur la Vie & les Ouvrages de Camoëns’. De anonimiteit van de uitgave is niet bewaard gebleven, en dat maakt het mogelijk de partijdigheid van de uitgever ten gunste van de bewerker te verklaren. Dat was namelijk de vooraanstaande en gevierde, zij het om zijn eigenzinnigheid ook wel omstreden schrijver en criticus Jean-François de Laharpe (1739-1803), gewoonlijk La Harpe genoemd. De letterlijke vertaler was een veel obscuurder figuur: Vaquette d'Hermilly (1710-1778), die lang in Spanje gewoond had en zich toelegde op het overbrengen van werk uit de Iberische talen in het Frans. In de ogen van de uitgever was hij blijkbaar niet meer dan de leverancier van het ruwe materiaal, dat eerst waardevol werd onder de kundige handen van La Harpe - al kende deze vermoedelijk geen woord Portugees. Uit het feit dat La Harpe volgens de uitgever bekortingen aanbracht waar hij meende dat Camões wat te langdradig was geweest, blijkt dat hij nog altijd behoorde tot de oude school van vertalers die zich onbeschroomd kleine verbeteringen en vrijheden ten opzichte van de oorspronkelijke tekst veroorloofden.Ga naar voetnoot4 Dat noodzaakt ons de verzekering van de uitgever dat het hier gaat om een vertaling ‘dont on peut en général garantir la fidélité’ met een korrel(tje) zout te nemen en een behoorlijke nadruk te leggen op ‘en général’. Bovendien valt in de gegeven situatie bij eventuele onjuistheden in de vertaling van La Harpe niet na te gaan of deze op zijn rekening moeten worden gesteld dan wel op die van d'Hermilly als zijn bron. - In ons geval doet dit alles er echter niet toe. Lambartus Stoppendaal vertaalde de tekst van La Harpe, zoals hij die voor zich had liggen; de oorspronkelijke Portugese versie speelde daarbij geen enkele rol. - De merkwaardige omstandigheid doet zich voor dat La Harpe, ook al had hij op zich genomen de letterlijke vertaling van de Lusiade ‘met de gloed der poëzie te bezielen’, eigenlijk helemaal geen bewonderaar van dit epos was. Dat blijkt uit zijn inleidende beschouwing over het werk. Hij acht de stof niet episch genoeg en de structuur, waarbij de hele geschiedenis van Portugal betrokken wordt, zowel vervelend als ongelukkig. Het dichterschap van Camões valt niet te ontkennen, maar draagt volgens hem toch eerder een picturaal dan een creatief karakter. Wat er in het epos te waarderen valt, vindt men in verspreide fragmenten en episoden, zoals die van Adamastor en vooral van de moord op Ines de Castro.Ga naar voetnoot5 Daar staat dan | |||||||||||
[pagina 733]
| |||||||||||
echter weer tegenover, dat de laatste zangen een nodeloos aanhangsel zijn; de handeling van het epos vindt immers haar einde in de zesde Zang, met de aankomst van de Portugezen in Calicut aan de Zuidwest-kust van India. Of met zijn eigen woorden: ... il n'y a dans son Poëme ni action, ni caractères, & par conséquent point d'intérêt. C'est toute l'Histoire du Portugal, amenée en episodes qui se succèdent ennuyeusement, & qui souvent sont mal fondées. Il n'y a ni d'assez grands dangers, ni des situations assez attachantes, ni des personnages assez héroïques pour former la fable d'un Poëme. Il manque de l'imagination qui invente, mais il a l'imagination qui peint, & c'est par-là qu'il est Poëte. Son stile est orné d'images & animé d'une éloquence naturelle, fort éloignée de la déclamation Espagnole, & de l'afféterie Italienne. Quelques morceaux frappans, épars dans la Lusiade, tels que l'apparition du Génie de l'Océan près du cap de Bonne-Espérance, & l'épisode d'Inès sur-tout; des détails heureux, semés dans tous les Chants de son Poëme: voilà ses titres dans la postérité, voilà les beautés qui ont fait vivre son Ouvrage. J'avoue que je préfère ce seul morceau d'Inès à tout ce qu'on peut admirer dans le Paradis perdu de Milton, qui, à quelques endroits près, me paroît un ouvrage extravagant & digne d'un siècle de barbarie. - Un défaut bien palpable de la Lusiade, c'est que le Poëme est fini au septième Chant, quand Gama est arrivé à Calicut; & cette faute n'est pas réparée à beaucoup près par les récits historiques qui remplissent les derniers Livres. (blz. xix-xxj) Als deze hautain-kritische instelling de stemming weergeeft, waarmee La Harpe zijn poëtiserende bewerking van d'Hermilly's ‘grondtekst’ heeft verricht, dan is wel duidelijk dat daarbij geen bezieling in het spel kan zijn geweest; dan moet hij zich van zijn taak hebben gekweten met de koele werktuiglijkheid van een bekwaam vakman, zonder er emotioneel bij betrokken te zijn. Deze verwachting wordt door de praktijk van La Harpe bevestigd. Hij schrijft een verzorgd, duidelijk en goed-lopend proza, dat zich prettig laat lezen. Maar herhaaldelijk blijkt bij de weergave van een uitgewerkte vergelijking, een pathetische passage of een onverwachte wending, dat hij te mechanisch te werk gaat om te voorkomen dat dit proza herkenbaar blijft als vertaalde poëzie. Enerzijds leidt dit tot onnatuurlijkheid van de stijl, anderzijds tot het verlies van soms essentiële nuances. Ik geef van dit laatste één klein voorbeeld. Als Ines de Castro geboeid voor de koning staat die haar zal berechten, lezen wij bij La Harpe: ‘Elle élève vers le Ciel ses yeux baignés de larmes, ses yeux! ... Hélas! le poids des fers chargeait ses mains innocentes’ (I, blz. 168). De bedoeling van de dichter is, dat zij (slechts) haar ogen en niet (ook) haar handen biddend ten hemel heft, omdat die laatste te zwaar geketend zijn dan dat zij ze zou kunnen optillen. In de vertaling van La Harpe dringt deze pathetische interpretatie zich niet dwingend genoeg aan de lezer op. Maar er zijn uitzonderingen op de regel. Hier en daar komen passages voor, waarin La Harpe door de vaart van Camões' beschrijvingen wordt meegesleept en als het ware ondanks zichzelf een hoogtepunt bereikt, dat ons doet begrijpen waarom Stoppendaal door deze vertaling zo geboeid werd. Dat is b.v. het geval in de weergave van de storm,Ga naar voetnoot6 die door Venus gestild wordt door haar nimfen de windgoden te laten verleiden, en vooral in de evocatie van de liefdesvervoeringen op het tover-eiland dat diezelfde godin op de weg van de Portugezen gebracht heeft om hen te belonen voor | |||||||||||
[pagina 734]
| |||||||||||
hun heldhaftige verrichtingen.Ga naar voetnoot7 Citaten ter illustratie laat ik hier achterwege. Men zal ze echter aantreffen in § 5, waar zij dan tevens kunnen dienen om te demonstreren wat Stoppendaal er op zijn beurt van gemaakt heeft. | |||||||||||
§ 4. Het voorwerk van StoppendaalZoals terloops al werd opgemerkt, bestaat het eigen voorwerk van Stoppendaal uit een Opdracht en een Voorbericht. | |||||||||||
De ‘Toewijing’De Nederlandse vertaler wijdde in een gedicht van 62 alexandrijnen zijn werk toe aan de meest vooraanstaande Middelburger uit zijn tijd: Mr. Johan Adriaan van de Perre (1738-1790), vertegenwoordiger van Erfstadhouder Willem V als Eerste Edele van Zeeland in de Staten en Gecommitteerde Raden van dit gewest en van Walcheren. Van enige persoonlijke relatie blijkt echter nergens iets. Stoppendaal richt zich tot Van de Perre, omdat hij meent bij deze magistraat belangstelling te kunnen verwachten voor een vertaling van Camões' epos: Der schoone Kunsten rei kan ook uw ziel bekooren;
Zij zijn het streelendst zoet, het waere heil op aerd',
Nadien de deugd altijd met haer kan zijn gepaerd.
En dus draagt hij zijn vertaling aan hem op, met de conventionele formule welke in zo'n geval tegenover hogergeplaatsten gebruikelijk is: Wanneer gij uwen geest, na moeilijke oogenblikken,
In kunst of weetenschap wilt aengenaem verkwikken,
Slae dan, Hoog Edel Heer, uw oog op dit Gedicht.
Verrassend is echter de oprecht-klinkende bewondering voor de Portugese dichter, die uit de twee volgende regels spreekt: Het brein van Camoëns, zo schrander en verlicht,
Mogt dit verruklijk werk, tot elks verwondring, teelen.
Ook in het proza van La Harpe is de Lusiade voor Stoppendaal blijkbaar een ‘verruklijke’ ontdekking geweest. | |||||||||||
Het VoorberichtHet is vanuit die bewondering, dat het Voorbericht moet worden verstaan. Zij bracht er Stoppendaal namelijk toe, daarin zo goed mogelijk de Lusiade in bescherming te nemen tegen het negatieve oordeel, dat La Harpe - voor hem de anonieme ‘Fransche Vertaeler’ - in zijn inleidende beschouwing over het epos geveld hadGa naar voetnoot8 en dat door hem plichtsgetrouw mede in het Nederlands was overgebracht. Weliswaar werden er ook enkele fragmenten geprezen, maar de eindconclusie bleef toch uitgesproken ongunstig. Uit echte of voorgewende bescheidenheid waagde Stoppendaal het niet deze conclusie rechtstreeks te bestrijden door er zijn eigen bewondering tegenover te stellen. Maar gelukkig kon hij zich beroepen op Voltaire, wiens gezag als criticus door niemand in twijfel getrokken kon worden. Ook Voltaire bracht, in zijn Essai sur la poësie épique, ernstige bezwaren tegen de Lusiade naar voren, maar bij hem domineerde toch duidelijk de waardering. En dat bood de nieuwe bewon- | |||||||||||
[pagina 735]
| |||||||||||
deraar van Camões de kans, in zijn Voorbericht het overwegend negatieve oordeel van La Harpe voor zijn lezers te vervangen door het overwegend positieve van Voltaire, en op deze basis zijn besluit tot een Nederlandse vertaling te rechtvaardigen. Stoppendaal's uitgangspunt daarbij is de onbetwistbare autoriteit van Voltaire. Diens oordeel over de Lusiade moet volgens hem als definitief en bindend worden aanvaard: ‘Het geen, dien aangaende, met grond kan gezegd worden, is door den Heer de Voltaire, in zijn Onderzoek van 't Heldendicht, reeds afgedaen’. Terecht heeft de Franse vertaler zich dan ook ‘in zijne Aentekeningen’ (d.w.z. ten aanzien van detailpunten) bij diens opvattingen aangesloten. In de inleidende beschouwing over het epos als gehéél deed hij dat echter niet! Daar week hij van Voltaire af - het meest uitgesproken met zijn bezwaren tegen de verwerking van de Portugese geschiedenis in de episoden, en tegen de voortzetting van het gedicht nadat de handeling in de zesde zang met de komst van de Portugezen in India een einde gevonden had. Op deze twee punten brengt Stoppendaal dus een correctie aan. Wat punt één betreft, is dat niet moeilijk. De Franse vertaler vindt dat de historische episoden ‘verdrietiglijk op elkanderen volgen, en dikwijls kwalijk gegrond zijn’. Daartegenover behoeft - naar Stoppendaal's uitgangspunt - slechts de afwijkende mening van Voltaire te worden gesteld om zijn ongelijk te bewijzen: ‘De Heer de Voltaire zegt integendeel, dat Camoëns de Portugeesche Geschiedenis in zijn Dichtstuk kunstiglijk heeft gevlochten’.Ga naar voetnoot9 Het tweede punt is in zoverre moeilijker, dat Voltaire zich daarover niet uitgelaten heeft. Natuurlijk niet: het bezwaar van La Harpe is zó kennelijk onjuist, dat de gedachte daaraan niet bij hem opgekomen zal zijn! Krachtens zijn opzet kon Stoppendaal dat niet rechtstreeks zeggen, maar hij is er heel handig in geslaagd het toch aan zijn lezers te suggereren: ‘De Heer de Voltaire heeft deeze bedenking niet geopperd. Of dit aen dien Heere ontsnapt, dan of de aenmerking des Franschen Vertaelers, ten dien opzichte, ongegrond zij; zulks laet ik aen de beslisschinge van Oordeelkundigen over’. En die wisten natuurlijk heel goed, dat iemand als Voltaire een werkelijke fout niet over het hoofd zou hebben gezien! Na deze verdediging van de Lusiade achtte Stoppendaal het kennelijk gewenst, te doen uitkomen dat zijn bewondering hem niet blind maakte voor de tekortkomingen van het epos. Daarom vermeldt hij - zonder eigenlijke aanleiding - dat Voltaire en La Harpe het geheel met elkaar eens zijn in hun afkeuring van wat in 18de-eeuwse ogen de meest onvergeeflijke fout van Camões was: ‘de dwaeze vermenging der Heidensche Goden met den Christelijken Godsdienst’. En hij sluit zich bij deze afkeuring aan: ‘dit is een zó groot, en in het oog loopend gebrek, dat elk, die de Lusiade heeft vertaeld of aengehaeld, daer van niet heeft kunnen zwijgen.’ Na aldus voor het nodige evenwicht tussen bewondering en kritiek te hebben gezorgd, besluit de dichter zijn Voorbericht met een lange peroratie, waarin hij argument na argument aanvoert voor zijn besluit tot uitgave van ‘een Nederduitsche Vertaeling van dit alöm bekend Heldendicht’, die tot dusver ontbrak.Ga naar voetnoot10 En het typeert hem, dat hij zich daarbij weer in de eerste plaats beroept op Voltaire: | |||||||||||
[pagina 736]
| |||||||||||
Daer de Heer de Voltaire beweert, dat de Lusiade, niettegenstaende de daer in voorkomende feilen, meêr dan twee eeuwen de wellust eener geestige Natie is geweest, welke die feilen zekerlijk kent; en dat zulks alleen genoeg is om te bewijzen, dat dit Dichtstuk van voortreflijke schoonheden overvloeit ...Ga naar voetnoot11 | |||||||||||
§ 5. De Nederlandse vertalingStoppendaal kende behoorlijk Frans, maar beheerste die taal toch niet voldoende om met de nodige nauwgezetheid en het vereiste gevoel voor nuances een tekst daaruit in het Nederlands te kunnen overbrengen. Bij globale lezing van zijn vertaling hebben wij geen moeite de lijn van het verhaal te volgen en ons bij zijn beschrijvingen iets voor te stellen. Maar zodra wij zijn tekst met die van La Harpe gaan vergelijken, betrappen wij hem telkens op min of meer ernstige afwijkingen, die variëren van slordigheid tot aperte fout. Een veeg teken voor zijn talenkennis is, dat hij meermalen een Frans woord ‘vertaalt’ naar een betekenis die het op zichzelf wel zou kunnen hebben, maar die in de gegeven context niet is bedoeld en niet past. - Bovendien besteedt Stoppendaal niet of nauwelijks aandacht aan zijn stijl. Hij schrijft in de regel onhandig-verbrokkelde zinnen, waarvan de onderdelen op elkaar volgen zoals dat hem bij het vertalen het beste uitkwam, en die onhollands aandoen zonder als gallicistisch te kunnen worden aangemerkt. Voor een deel zullen deze tekortkomingen wel moeten worden toegeschreven aan de haast, waarmee Stoppendaal te werk is gegaan om te voorkomen dat een andere vertaler hem vóór zou zijn. Maar daarmee kan lang niet alles worden verklaard. Ter adstructie daarvan geef ik hier eerst enkele voorbeelden van ongelukkige of foutieve vertaling, en vervolgens van onhandige zinsbouw of stijl. De cursiveringen zijn van mijn hand en dienen om de voornaamste opmerkelijkheden te markeren.
Zoals men in deze voorbeelden tevens al staaltjes van ongelukkige formulering heeft kunnen opmerken, zo vindt men in die over stijl en zinsbouw ook weer de verkeerde vertalingen terug.
| |||||||||||
[pagina 737]
| |||||||||||
Het zou uiteraard niet billijk zijn de vertaling van Stoppendaal enkel te beoordelen op grond van incidentele fouten, die daarin vallen aan te wijzen. Daarom laat ik een meer uitgebreide passage volgen, waarin men hem en zijn werk kan leren kennen in wat breder verband. Ik koos daarvoor de beschrijving van het liefdesspel tussen de Portugezen en de Nereïden op het tover-eiland van Venus. In de desbetreffende Franse tekst is La Harpe op zijn best,Ga naar voetnoot13 zodat voor Stoppendaal de omstandigheden zo gunstig mogelijk waren. Het fragment begint op het moment, dat de Portugezen na hun landing de Nereïden hebben ontdekt en ‘s'élancent à la poursuite de ces Nymphes’. La Harpe vervolgt: 1Elles fuient en poussant des cris & rallentissant peu-à-peu leur course: elles 2fuient, & le vent agîte leur chevelure & soulève leurs vêtemens, & leur fuite 3favorise ainsi l'amour & la beauté. L'une tombe & feint de vouloir se relever, 4en montrant plus de douceur que de courroux, & soudain se laisse retomber 5près de celui qui la poursuit. L'autre surprise au milieu des eaux, & feignant 6d'être épouvantée, se sauve toute nue dans les bocages, offrant ainsi aux re-7gards les charmes qu'elle semble refuser à l'amour. Plusieures affectant la pu-8deur de Diane, se plongent dans l'eau trop claire & trop limpide pour cacher 9leurs appas. Quelques-unes se hâtent, mais en vain, de reprendre leurs habits. 10Aucune n'échappe à l'ardeur impétueuse des jeunes adorateurs qui les pour-11suivent de tout côté. Il en est plus d'un qui se précipite dans l'eau tout habillé, 12emporté par cette soif de jouir qui ne souffre aucun délai. [...] O de combien 13de baisers retentirent les bocages! de combien de douces caresses, de quels 14tendres combats ils furent les confidens & les témoins. C'était la fête de 15l'Amour ordonnée par la Déesse des Plaisirs. Les tendres Néréïdes parta-16geaient l'ivresse de leurs Amans: elles les couronnaient de lauriers & de fleurs, 17& leur juraient une tendresse éternelle. Leur majestueuse Souveraine, celle à 18qui toutes obéissent, la fille du Ciel & de Vesta, Thétis reçoit dans ses bras 19l'illustre Amiral [= da Gama]. (II, 183-188) Als bij Stoppendaal de Portugezen de Nereïden ontdekt hebben, ‘tijgen allen op den loop om deeze Nimfen te achterhaelen’. En dan gaat hij voort: 1De zelve vluchten al schreeuwende, en haeren loop allengskens vertraegende: 2zij vluchten, en de wind doet haere lokken flodderen, en ligt haere klederen | |||||||||||
[pagina 738]
| |||||||||||
3op, en haere vlucht begunstigt dus de liefde en de schoonheid. De eene valt, 4en veinst wederom op te willen staen, meerder zachtaertigheid dan toorn doen-5de blijken, en laet zich weder schielijk nedergleiden [sic] bij den geenen, die 6haer vervolgt. De andere, in 't midden van het water verrascht, en zich hou-7dende als of zij ontsteld waer, snelt geheel naekt, naer de boschjes, hier door 8die bekoorlijkheden aen het gezicht aenbiedende, welke zij der liefde schijnt 9te ontzeggen. Verscheidene, de kuisheid van Diana nabootzende, dompelen 10zich in 't water, dat al te helder en doorschijnend is, om haere aentreklijk-11heden te verbergen. Sommige haesten zich, doch te vergeefsch, om haere kle-12deren weder aentedoen. Geene eenige ontvlucht den heeten gloed der jonge 13aenbidderen, die haer, aen allen kanten, vervolgen. Daer worden 'er meêr dan 14een gevonden, die zich, geheel gekleed, in het water werpen, door dien dorst 15naer de genieting vervoerd, welke geen uitstel duld. [...] O van hoe veele 16kuschjes weêrgalmden de prieelen! van hoe veele streelende minnekozerijen, 17van hoe veele tedere omhelzingen waren zij de vertrouwelingen en de getuigen! 18't Was het feest der Liefde, aengericht door de Godin der vermaeken. De 19gevoelige Nereïden deelden in de beguicheling haerer Minnaeren: zij kroonden 20de zelve met laurieren en bloemen, en zwoeren hun eene eeuwigduurende ver-21knochtheid. Haere luisterrijke Vorstin, zij, wie alle onderdaenig zijn, de doch-22ter des Hemels en van Vesta, Thetis ontvangt den doorluchtigen Amirael in 23haere armen. (blz. 331-334) Men zal moeten toegeven, dat in dit fragment de vertaling van Stoppendaal minder ongelukkig is uitgevallen dan de voorbeelden van zijn tekortkomingen ons deden verwachten. Overigens is daarmee dan ook vrijwel al het positieve gezegd, dat er over deze passage te zeggen valt. Hoewel La Harpe's Frans het hem hier in geen enkel opzicht moeilijk maakte, brengt de vertaler het in stilistisch opzicht toch niet verder dan stuntelig schooljongenswerk. Als bij hem de Portugezen de Nereïden ontdekken, ‘tijgen allen op den loop om deeze Nimfen te achterhaelen’. Ongelukkiger kon ‘s'élancent à la poursuite de ces Nymphes’ moeilijk worden weergegeven, al is het dan niet direct fout. Positieve onjuistheden zijn in dit stuk trouwens zeldzaam,Ga naar voetnoot14 al ontbreken zij niet helemaal. Zo is in reg. 5 schielijk een onjuiste weergave van soudain (Frans: reg. 4), terwijl er van de Nederlandse zin als geheel niet dezelfde suggestie uitgaat als van de Franse. En in reg. 19 is gevoelige zeker niet wat in het Frans (reg. 15) met tendres bedoeld wordt, evenmin als in diezelfde regel beguicheling overeenkomt met ivresse (Frans: reg. 16).
La Harpe had door zijn bewerking aan de letterlijke vertaling van de Lusiade door d'Hermilly een stilistische meerwaarde verleend. In de letterlijke vertaling van die bewerking door Stoppendaal ging de meerwaarde grotendeels weer verloren, terwijl ook de betrouwbaarheid door onhandigheden en onjuistheden werd aangetast. Dat er desondanks nog wel iets te waarderen valt, pleit in de eerste plaats voor Camões. | |||||||||||
[pagina 739]
| |||||||||||
§ 6. BesluitEr is een merkwaardige overeenkomst tussen Stoppendaal's vertaling van de Lusiade en de vertaling, die H. Backhuyzen zestien jaar tevoren gemaakt had van Geßner's Der Tod Abels.Ga naar voetnoot15 In beide gevallen gaat het om de overzetting van een epos uit een voor Nederlanders weinig of niet toegankelijke taal via een betrekkelijk vrije proza-bewerking in het Frans, zonder dat de oorspronkelijke tekst er in enigerlei vorm aan te pas kwam. In beide gevallen besloot de vertaler tot zijn overzetting uit verraste bewondering voor het werk, waarmee hij op deze indirecte manier kennis had gemaakt. In beide gevallen was er haast in het spel om te voorkomen dat een andere vertaler met de primeur zou gaan strijken, en in beide gevallen was die haast weinig bevorderlijk voor het resultaat. Bij al deze overeenkomsten vallen de verschillen bijna weg: Backhuyzen was behalve de vertaler ook uitgever van De dood van Abel, en hij kende beter Frans dan Stoppendaal. Men zou kunnen menen, dat ook de keuze van de door hen in het Nederlands overgebrachte epen als een verschil tussen het werk van de beide vertalers moet worden aangemerkt. Backhuyzen immers wees met Geßner vooruit naar de gevoelsrichting van Klopstock, die ook hier te lande haar invloed zou doen gelden, terwijl Stoppendaal teruggreep op de periode van Tasso, toen epos en romanzo nog dicht bij elkaar lagen. Maar deze tegenstelling is meer schijn dan werkelijkheid. Het teruggrijpen op het epos van de 16de eeuw is in de overgangstijd van klassicisme naar romantiek evenzeer een prospectief verschijnsel als de hang naar gevoeligheid. Het is niet toevallig, dat La Harpe's vertaling van de Lusiade juist toen verscheen, zoals het ook niet toevallig is dat Stoppendaal er zo van onder de indruk raakte. Na de lange jaren van klassicistische redelijkheid ontwikkelde zich een nieuwe affiniteit met het epos uit de periode van Tasso. Het bewijs daarvoor leveren de vertalingen van deze epen, die de 19de eeuw in geheel West-Europa heeft opgeleverd. Ook ten onzent, zoals blijkt uit het feit dat de Gerusalemme liberata niet minder dan driemaal in het Nederlands werd overgezet: door Jan Nomsz (in 1789 gedeeltelijk verschenen), door R.H. Graadt Jonckers (1834) en door J.J.L. ten Kate (1856). Evenals De dood van Abel heeft dus de vertaling van Stoppendaal in de geschiedenis van het Nederlandse epos een kleine betekenis als indicatie van een veranderende mentaliteit. Karakteristiek is in dat opzicht vooral het Voorbericht, waarin de Lusiade verdedigd wordt tegen de bedenkingen van La Harpe (al gebeurt dit dan met een beroep op Voltaire). En verder is Stoppendaal's werk nog steeds de énige vertaling, die er van Camões' meesterlijke epos in het Nederlands bestaat. |
|