I. Vader; graaf Floris de IV, wiens leven en dood wy boven beschreven, 88 bl.
II. Moeder; Vrouw Machteld van Lottringen; de dochter van hertogh Henrik van Lottringen, de I deeses naams, de vierde herrogh van Braband. Deese stichte, naa 's mans omkoomen, een abdye te Loosduinen, voor de nonnen van de Cistercienser orden; en is ook, A. 1267, in deselve ter aarden besteld. Scriverius. Graven, 189 bl.
III. Vrouw; Elisabeth van Brunswyk; A. 1251, overleden, en te Middelburg, in het klooster der Premonstranten begraven, A. 1256. Scriverius, in syn Aanteekeningen, vertellende met een, uit Wilhelmus Procurator, de brand in haar slaapkamer, op de bruilofts nacht, ontstaan.
IV. Kinderen; Floris, naderhand hem in de regeeringe gevolgd. Boven, 89 bl. Daarenboven (volgens Meyerus) Machteld en (volgens Kuspiniaan) Beatrix, van welke sommige Schryvers, met een ongegrond vermoeden, een koningin van Spanje maaken. Scriverius, in deselve Aanteekeningen 214 bl.
V. Bedryven; hy is te Leiden gebooren, Orlers, Leid. 283 bl. wierd vaderloos, in het 6ste jaar synes ouderdoms; en stond daar op onder de voogdye van syn oom, Otto den III, biskop van Uitrecht, en wierd, in syn 20ste jaar tot Roomsch koning gekoosen, A. 1247; synde keiser Frederik de II, door paus Innocent den IV, met den ban gebliksemd, en de reeds verkoosene Roomsch koning, Henrik, de Thuringer landgraaf, tegens Koenraad, (door toedoen van syn vader Frederik, mede Roomsch koning) oorloogende, in het belegh van Worms, aaneen quetsuir gestorven. Mathëus Parisiensis, by onsen Scriverius, 208 bl.
Doch Frederik was niet ter zielen, of deese Koenraad (de vader van dien beklagelyken Prins, voor eenige jaaren van my, in een treurspel, ten tooneele gevoerd) trad onder de oogen van onsen Willem. Keerde sich met syn oorlogsmagten naar Italie, vermeesterde Napels en Sicilie. Doch het vergis van Manfredus, syn bastaard broeder, verkorte de vreugd van deese besittinge. Godfried. Chron. 723 bl.
Ondertussen was Willem binnen Uitrecht, daar hy, in S. Marienhof, met een steen aan syn hoofd wierd beseert. Dat hy seer euvel opnam, by eede dreigende des stads verwoestinge, indien hem de daader niet wierde geleverd. Scriverius, Graven, 313 bl.