A. 1276. III. Ontrent eenige omstandigheden, als; of de moeder noch lange daar naa leefde? wat biskop deese kindertjes heeft gedoopt? hebben 'er meer of minder als 365 geweest? is de vader in het Geslacht der Hennebergen wel bekend geweest? IV. Stoke, de tydgenood, schryft van dit wonderwerk niemendal. Beka; mede niet een woord.
Sie vender van deese vertellinge, deselve voor of tegenspreekende; Junius, Batav. 30 cap. 570 pag. Scotanus, Fries. G. 144 bl. Buchelius, in Bekam, 71 pag. Matheus, Analector. VI Tom. 39 pag. Scriverius, wederom, in de Toets over de Gouwenaar, 58 bl. Boxhorn. Stedeb. behalven Bleiswyk, Parivall, Van Spaan, Varnewyk, Guicciardin, Bokkenberg, Goudhoeve, Snoyus, d'Egmonder Chronyk, Van Leeuwen, en mogelyk noch wel honderd andere.
Maar, vroegh nu iemand eens; jy, Saamensteller en Byeenhaaler van deese Schatkamer, kon jy deese vertelling aanneemen? Om dat 'er in de Loosduiner kerk noch de 2 bekkens hangen, waar in sy syn gedoopt, nevens een Latyns geschrift? Hebt gy het niet by Phileleuterus Timaretes, Collector. Monumentor. 226 pag? Gy vraagt en ik antwoord, jaa; te weeten, volgens de hedendaagse Geneeskunde, ons, met haar aldoordringende Ontleedkonst, Ovaria of eyernesten, in de vrouwen vertoonende. Doch de stoffe is te delicaat en niet voor alle menssen. 't Is hier ook de plaats geensins; doch wilje perfors syn onderrecht, gaa sien, Kerchringii Spicilegium Anatomicum; de groote Anatome van den Hr. Prof. Godefr. Bidloo; Blankards Jaarregister, 7 Hondertal. 45 Aanmerk. 263 bl. synde daar een geval my selve voorgekomen, A. 1677, den 11 Julii, binnen Groningen.