den Grooten, by den bovengenoemden Oudaan, ontrent het 28 Taf. 134 bl.
Men vind ook deese benaaminge, by de Panegyrici, of Keiserlyke Lofredenaars, als; II. 17 cap. IV. 2 & 10 cap. en weder, X. 6 cap. Spartian. in Karakalla, 10 cap. Victor, in Karakall. 21 cap. Treb. Pollio, in Mario, 8 cap. Vopiscus, in Proculo, 12 cap. Ammianus, 14 lib. 9 cap.
Ondertussen komt hier weder de Letterklovery ter baan, brengende de Naamreden aan met te seggen; gaar, of allegaar, mannen; alle mannen; of ook wel, guerre, of gerremannen: dat is oorlogs-lieden. Helaas, wat kost haar werk al sweet! Dit is weer uit Oudaan, 135 en 136 bl. doch sie al mede Junius, Batav. 21 cap. 574 pag. en ga terwylen, met Kirchmaijer, eens overwegen de saaklyke plaats van Tacitus, Germ. 2 cap. ontrent de benaminge van Germanie.