| |
[Egmond]
EGMOND; in dit edel dorp, (gelegen in het Noordwester deel van Kennemerland, ontrent Alkmaar, en gesegt Egmond binnen, tot onderscheid van Egmond op zee) sullen we eerst de Abdy en daar aan eens het Kasteel op gaan neemen.
A. 1706, den 11 Septemb. besag ik de ruiine van kerk en klooster; bevindende alleen 2 hooge torens, van welke de Noorder, A. 1596, al ten deele was nedergestort. Saanl. Arkad. 128 bl.
Tussen die torens sagh ik een open poortje, waar boven S. Pieter, in hartsteen was uitgehouwen, tussen gr. Didrik de VI en syn moeder, Petronella, weduwe van gr. Floris de II. knielende.
Aan wêersyden van S. Pieter las ik in het Grieks; aΓioc πhtpoc. de heilige Pieter. en boven hem, uit de eene hoek van de boog tot den anderen, deese Latynsse regelen:
Janitor ô Coeli Tibi Pronum Mente Fideli, Intromitte Gregem superum Placans Sibi Regem,
Dat is; ô deurwaarder des Hemels, laat binnen deesen hoop. sich nêerwerpende met een trouw gemoed, den koning der Hemelingen met haar versoenende.
| |
| |
Ontrent de knielende beelden waaren deese woorden:
Hic Didricus Orat. Opus Hoc Petronella Decorat. Wil seggen; hier bid Diderik. Pieternel versierd dit werk. Maar ondertussen was het al een kunsje dit alles wel te leesen. De letteren waaren hier en daar vreemd en door een gestrengeld. Dus beken ik het leesen van dit oude schrift te hebben ontfangen uit Alkmaar, te weeten van den Heer, Geerard Kempher.
Deese abdy geeft ons Rochman in 2 Teekeningen, eerst geheel en daar op haar overschot; beide ook eenigsins van de myne verschillende; dus of ik se u hier beide in print sal brengen, kan ik noch niet weeten.
Sy was der Benedictyneren, dat is, der monikken levende volgens de order van S. Benedictus (men vierd deesen den 21sten Maart) volgens Junius, Batav. 566 pag. Parivall. Verm. van Holland. 183 bl.
Ja, Leeser, de Nêerlander is ontrent de allleroudste Gedenk-schriften, onse gewesten raakende, aan deese monikken verschuldigd. En het is ook bekend dat Beka (schryvende A. 1246) alles uit de ryke Boeksaal (sie van deese Junius, Batav. 515 pag.) van het Egmonder klooster heeft gehaald. Vossius, de Historic. Latinis, 3 lib. 1 cap.
Ook ik Wilhelmus Procurator (A. 1300, onse Landsaaken op papier stellende) een Egmonder monik en de allereerste onser schryveren geweest. Pars, Naamrol. 29 bl. Beneden in Procurator, op de letter, P.
Ondertussen, weet ook, dat dit klooster, voor de Benediktyner nonnen, van hout allereerst is getimmerd, door Didrik de I, gr. van Holland. Annales Egmondani, by Ant. Matheus, 7 cap. 7 pag. en weder, 10 cap. 9 pag. behalven Scriverius, by Goudhoeve, 239 bl. de Gouwenaar, 18 bl. &c.
Doch naderhand vernieuwd en van steen gemaakt, door gr. Didrik de II, des eersten soon; ten dienst der monikken, versendende de nonnen naar Bennebroek, buiten Haarlem. Deselve Annales, 11 eap. 9 pag. en wederom, Scriverius, by Goudhoeve, 244 bl. Stoke, Rym-chron. 15 bl. &c.
Voorts, is ook dit klooster geweest de begraafstede der meeste Graven; doch is, hoewel de grootste, de rykste en oudste van geheel Holland, A. 1567, nevens haar Boeke-kamer, door de Spaansse in allen gelegt. Saanl. Arkad. 126 bl. blyvende niets over, als het geen u hier in een cierlyk printje word vertoond. Sie mede Junius, Batav. 567 bl.
| |
| |
Wat nu de Abten van dit klooster aangaat, de 1ste is geweest Wonebolt, in het selve geset, ontrent A. 910; maar den 39ste en de laatste, Govert van Mierloo, een Dominikaner, de tweede biskop van Haarlem, eindlyk noch te Deventer overleden, A. 1587. Bokkenberg, Antistit. Egmondanor. 49 & 81 pag. Joh. à Leidis, of Jan van Leiden, Annal. Egmondan. cum observation. A. Mathaei, 12 cap. 9 pag. behalven Antoni Hovius, Egmond. Monnik, in syn Chron. Saanl. Arkad. 128 bl.
Onder deese was Lubbert, de 16de abt, de broeder van Arnoud, Heer van Egmond. In wiens regeeringe, soo men geloofd, dit volgende geval sou syn geschied. Een oyevaar, op de abdykerk nestelende, had syn been gebrooken. Sekere daghwerker, in de abdye arbeidende, siet dien vogel. Brengt hem by syn môer, een schamel wyfjen. Deese spalkt en verbint het gebrooken been, terwyl de jongen loopt om daaglyk aas; kikkers, aal en andere vissen. De vogel word genesen. Begeeft sich weder naar syn nest, by syn jongkens. Daar op vertrekt hy. Keert weder op syn tyd. Komt voor het vroutje staan. Laat een steen uit de bek vallen en vliegt so weder naar boven, op de abdy. Deese steen word Lubbertus vertoond. Ook word de saak verhaald. Men bevind het een dierbaare karbonkel te syn. Lubbert segt het aan syn broeder, Heer Wouter. Sy word in een goude plaat gegrepen en op het hoog altaar geset, terwyl het vrouken met de soon voor al haar leven ryklyk worden besorgd. Saanl. Arkad. 2 B. 120 bl.
Hugo van Assendelft, de 26ste abt; was in geschil met Heer Jan van Egmond, soo dat hy schuylende in verdrukkinge is overleden, A. 1367. Bokkenberg. 65 pag. Jan van Leiden, 58 cap. 70 bl.
Op deselve wyse was Willem van Mathenes, de 30ste abt, ongelukkigh, ook onderdrukt van gemelden Heer Jan. Deese timmerde Abspoel, by Leiden en overleed, A. 1458. Bokkenberg, 70 pag. Jan van Leiden, 72 cap. 97 pag. en Saanl. Arkad. 133 bl.
Maar word het niet al tyd om eens tot de ruiine van het Slot over te stappen? heeft niet de Abdye alsoo vry wat ruymtjes haar deel gehad? sal sy het slot, of het slot haar overschreeuwen? Wel aan.
A. 1676, den 4 Julii, heb ik het allereerst gesien, doch als een kind en sonder opmerkinge, als toen noch niet hebbende gesmaakt de soetheid der Vaderlandsse aloudheden.
A. 1706, den 11 Septemb. quam ik met printen en teeke- | |
| |
ningen voor den dagh, ontrent deese sterkte; en wel voornaamlyk, met een print, A. 1617, uitgegeven door Fr. de Wit: daar ik mede pronkte, soo lang my de gesichten van Rochman waaren onbekend.
Maar wat vond ik ongemeene veranderingen. De brugh was verdweenen en verwisseld in een hoogen puinhoop. De torens waaren beroofd van haare spitse kappen. De ringmuir aan de rechter syde mede geslecht. Men ging'er in, niet van vooren, maar, over een plank, naar de syde van het dorp.
Nu van het opbouwen. A. 1307, is het meerendeels getimmerd door Heer Arend van Egmond en Ysselstein: doch de allereerste beginselen syn van A. 1140, van Heer Beerewoud de II van Egmond, overleden, A. 1193. Junius, Batav. 544. pag. Bokkenberg. Dynastar. Egmond. 8 bl.
Is eindlyk voltrokken, door Heer Dodo de III, van Egmond; overleden, A. 1200. Deselve Bokkenb. 21 pag.
Weder opgeboud, van Heer Wouter, of Gualtherus de I, van Egmond, overleden, A. 1208; na dat het door gr. Lodewyk van Loon was verbrand. Bokkenb. 25 pag.
Noch eens vernieuwd door Heer Jan de I, van Egmond; overleden, A. 1370. Bokkenb. 54 bl.
A. 1517, toen het geheele dorp van Egmond verbrande, is het kasteel bewaard door Heer Jan van Wassenaar. Soetsingende Swaan, 154 bl.
Ontrent welken tyd, het door het volk van Sonoy, in de woedende oorloogs orkaanen, allenskens tot een ruiineuse romp is gemaakt. Saanl. Arkad. 116 bl. Goudhoove, 15 bl. Korn. vander Woude, Alkm. 126 bl. Junius, Batav. 514 & 544 pag. Boxhorn. Stedeb. 46 bl. behalven Heda en Beka, Wachtendorp, Guicciardin, Meurs, Pars, Van Spaan, Van Royen, en mogelyk honderd andere.
Eindlyk gelyk Rochman en Sieuwert vander Meulen de Abdy in het geheel vertoonen, soo geven sy ook het Slot van Egmond ongeschend: maar beide in sommige waarneemingen verschillende.
Ook seg ik boven, de allereerste beginselen van dit slot te syn van Heer Beerewoud de II, en schryft gy se toe aan koning Radboud de II, de 4de Heer van Egmond, het kan my even seer behaagen.
Maar sou ik soo van Egmond moeten vertrekken, sonder een woord van haar Heeren te seggen? Hoe sou ik dat voor myn goede Leeser konnen verantwoorden? Wel aan dan.
| |
| |
Radboud, de soon van Adgildus, der Friesen koning, was de eersten Heer van Egmond, een vreedsaam en deugdlyk man; A. 791, overleden, na dat seker toeval hem van syn paard dêe vallen. Bokkenberg. Dynastar. Egmondanor. 1 cap. 1 pag.
Wollebrand is geweest den derden Heer van Egmond, nevens de Heeren, Arkel en Wassenaar, besittend geheel Holland, onder hen gedeeld. A. 868, is deese, by nacht, op syn bed vermoord. Bokkenberg. Dynastar. 3 pag.
Wallinger de I; de 6de Heer van Egmond. Het dorp, Egmond op zee, heeft van hem haar aanvang gekreegen. Bokkenberg, Dynnast. 6 pag. Hy, Pieter van Renesse, een edel man, by syn vrouw Katryn (dochter van hert, van Glocester) te bed vindende, doorstakse beide, A. 1004. En hy stierf A. 1036. Saanl. Arkad. 118 pag.
Dodo de II, de 7de Heer van Egmond. A. 1021, quamen de Friesen hem moeyelyk vallen; maar Helena, syn moeder (de dochter van de mark gr. van Brandenburg) steeg in manne gewaad te paarde, voegde sich nevens Dodo, en ontmoete den vyand by Heyloo. Men wierd hand gemeen en vrouw Helena won den stryd. Dodo stierf, A. 1074. Het Chronykje van Egmond, de vierde Druk, te Alkmaar; A. 1646.
Wouter de I, de 12de Heer, gemeenlyk de Quade Wouter geheeten, dewyl hy de Abten van Egmond in haare voorrechten benadeelde. Ving vrouw Ada en dreef de graaf van Loon uit Holland. Naderhand is hy ook gevangen en op het Huys te Heemskerk versekerd; doch, door seekere 4. broeders, met geweld daar weder uitgehaald. Stierf, A. 1208. Bokkenberg. Dynast. 25, pag. Saanl. Arkad. 119 bl.
Willem de II, de Heer, een lieveling van gr. Floris de V; des wegens oock deeses omkoomen self wreekende op de Huysen, Muyden en Kroonenburg. Overleed, A. 1304. Bokkenberg. Dynast. 42. pag.
Jan de II, de 20ste Heer, toegenaamt Jan met de Bellen, om dat hy te velde trekkende, silvere bellen op syn gordel droeg. Was verdacht by gr. Willem, Albrechts soon, die hem versond in ballingschap. Wint Ysselstein, na des graven dood. A. 1417, wierd hy gevangen, toen Willem van Arkel binnen Gornichem sneuvelde. Is overleden, A. 1451. Bokkenberg. Dynast. 67 pag.
Jan de III, de 22ste Heer en graaf van Egmond. A. 1455, maakte hy eenen Jan Melis (een vry gemaakte slaaf, op een
| |
| |
galey gekocht) schout van Egmond; om dat deese hem, van Jerusalem keerende en sieklyk synde, eenige mylen had op syn schouderen gedragen; teweeten, na dat hy van alle syn dienaaren in syn tegenspoeden was verlaaten. Bokkenberg. Dynast. 143 pag. Kemp, Gorkom, 319 bl.
Word ook, by kleenachtinge, Manke Jan geheeten; want met die titel sprak hem de burgemeester aan, toen hy, A. 1481 Dordrecht met syn 2 rysschepen arglistelyk verraste. Balen, Dord. 793 bl. behalven Bokkenberg.
Overleed, A. 1516, 77 jaaren oud, naalaatende syn vrouw, Magdalena van Waardenburg, by wien hy 15 kinderen had verwekt. Van welke en van beider kopere tombe, wy meer sullen seggen in de letter W, op Waardenburg.
Lamoraal, de 25ste Heer en 4de graaf van Egmond, A. 1522, gebooren. Had, A. 1557, een groot deel in de verwinninge, slaande de Franssen by S. Quintyn. A. 1559, sloeg hy deselve wederom, op den oever by Grevelingen. Maar, het loon van deese verdiensten? Die leest nooit Neerland, sontraanen! A. 1567 is hy onverhoeds gevangen, en 1568, te Brussel, op het merktveld, nevens den gr. van Hoorn, onthoofd; na hem blyvende vrouw Sabina, syn weduwe, met 11 levende kinderen; die naderhand te Antwerpen is overleden, A. 1578. Hoofd, 4 B. 168 bl. Grotius, Annal. 2 lib. 40 pag. Van Meteren, 3 B. 58 bl. Strada, 1 Decad. 7 lib. Eremund. Belgie. Tumult. 212 pag. en verder alle de Beschryvers van den bloedigen en langduirigen Oorlogh met Spanje.
En hier neem ik nu myn afscheid van het aadlyk Egmond; haar ruiinen aanspreekende met deese troostreden, uit Antonides, Yslroom, 4 B. 135 bl.
Sich d'eeuwigheid beloofd. Het trots Kartage leght
Gedolven onder zee; en Rome, in top gewassen
Als 's aardryks monarchin, begraven in haar assen,
Door 't woeden van den Tyd;
|
|