Schatkamer der Nederlandsse oudheden. Of woordenboek, behelsende Nederlands steden en dorpen, kasteelen, sloten en heeren huysen, oude volkeren, rievieren, vermaarde luyden in staat en oorlogh, oudheden, gewoontens en lands wysen
(1711)–Ludolph Smids– Auteursrechtvrij
[pagina 61]
| |
Hoe nauwe soekt de dood op 't geene dat de levende
Nauw klaadboek waardigh acht; des Diderik de Sevende
Vol wroegens, om de veet met Willem opgevat,
Wel gaarn de broedertrouw van nieuws bestendigt had:
Maar Aliit met het hoofd vol heerschappy en staaten
Belet het goede werk. Des Ada blyft verlaaten;
Verlaaten! maar, ô smaat, de bruiloft, bly te moê,
Word hier gevierd; daar slaat men s' vaders lykkist toe.
Diderik, 5 jaaren in rust geseeten hebbende, wierd daar in gestoord, door Willem, syn jongere broeder. Deese, A 1195, van het Heilige land, dat hy besocht had, weder gekeerd, had het oogh op de graaffelyke regeering. Dus moest hy het land ruymen. Willem begaf sich dan onder de Drechter Friesen, woonende ontrent Enkhuysen. Met deese liep hy af, al stropende, het platte land der Kennemers en Hollanders. Ondertussen wierd ook Zeeland, door Boudewyn, de graaf van Vlaandere, in troebel water soekende te vissen, aangetast. Wat raad nu? Diderik brocht 2 legers te velde, stellende over het eene Adelheidis, de gravin, tot opperhoofd. Hy won ook aan wedersyden en segepraalde, op eenen dagh, hier over de Friesen en ginder over de Vlamingen. Doch de saak der broederen is, te Haarlem, door Boudewyn van Holland, de 29ste biskop van Uitrecht, ter neder gelegt. Behalven deese voerde hy noch andere oorloogen, buiten noodsaaklykheid, sich selve bedervende en de syne uitputtende, tot dat hy binnen Dordrecht is overleden, A. 1203, naa een derthienjaarige regeeringe. Balen, Dordr. 711 bl. behalven de soo dikwyls genoemde Melis Stoke, Scriverius, Goudhoeve, &c. Syn Vrouw was de boven genoemde Adelheidis, of Alyt, de dochter van Dirk, de graaf van Kleef, een heerssuchtige vrouw; gelyk se gaf te kennen met haar dochter Ada, tegens aller dank, uit te huwen aan Lodewyk, de graaf van Loon, binnen Dordrecht; de bruiloft houdende in het sterfhuys, eer noch de vader was uitgedragen. Sie boven, in Ada; behalven gemelde Balen, Melis Stoke, &c. |
|