[Diderik de Sesde]
DIDERIK de Sesde; de soon van graaf Floris de Vette en vrouw Petronella van Saxen.
Deese twiste met syn broeder, Swarte Floris, die, uit Holland wykkende, sich by de Friesen begaf. Doch de keiser Lotharius, de tweedracht van syn susters kinderen verveelende, dêe de broederen vrede maaken; het geen (behalven de Gouwenaar) Oudaan ook aanroerd:
De broedertwist gesust met Diderik de Seste,
Die naar Jerusalems eerbied de Roomsse vesten
En (Egmond monkenhof) en Rhynsburg (nonnentuin)
Der vadren eigendom, opdraagt de myterkruin:
Die hier met was gesterkt aan bullen en prebenden,
Als God en Roomsse stoel, nooit overhoofd meer kenden;
Dies weet van nu voortaan de heilge grond vry dank
Nu datse Dirk, en naa ooit graaffelyk ontfangk.
Deese kreeg ook moeite met Herbert van Bierum, de 26ste biskop van Uitrecht, A. 1138; wegens graaf Otto van Benthem, syn wyfs broeder. Quam voor Uitrecht. Benauwde de stad. Dreigdese te vuir en te swaarde. Maar de biskop quam buiten en wierp sich voor 's graven voeten. Diderik ontroerde dit. Veranderde van opset. Wierp syn wapenen neder. Viel ter aarden, blootshoofds en begeerde genade. Dus had de kryg een einde. Sy wierden en bleven vrienden. Scriwerius, by Goudhoeve, 277 bl. Melis Stoke, 47 bl. &c.
Deese graaf reisde, A. 1138; of soo gy wilt, A. 1140, in pelgrimagie naar Jerusalem; keerde 's jaars daar aan door Italie, sprak de paus, Innocentius den II; gaf hem de kloosteren van Egmond en Rhynsburg; doch eindlyk is deese strydbaare en deugdsaame graaf overleden, A. 1157, of, gelyk andere, A. 1153. Melis Stoke, 48 bl. De Gouwenaar, 45 bl.