[Diderik de Derde]
DIDERIK de Derde; van welken Oudaan aldus:
Nu word het keisertwist 't geen voormaals myters raakte,
Toen derden Diderik syn veld en sterkte maakte
Op Thuressoverdrecht, daar jagt en vissery
Met Herbert, Adelbolt gebruikte, vrank en vry.
Hy wil uw moogenheid, maar niet als leenman, kennen,
O Henrik, die hem praamt met Govert van Ardennen.
Hoe een geharnast man te ontginnen, hoe in 't riet
Een laag; leert Goverts boey en 't woord: vliet! Heeren, vliet!
Hy was de 4de graaf van Holland, Arnouts soon. De West Friesen weigerden hem te erkennen. En hier uit rees een oorlogh. Gelyk 'er mede een tweeden opstond tegens Adelbold, de eerste onder de vechtende biscoppen (siet boven, in Bischoppen) die de Friesen had aangehitst. A. 1018, sloegh hy deesen Adelbold tussen Swammerdam en Bodengrave, en weder eenige weeken daar aan, ontrent deselve plaats, ving hy hem in een tweeden veldslagh. Toen keerde hy sich tot de Oost-friesen, en onder het slaan verhief sich een stem; vliet! vliet! vliet! welke de Hollanders deede vluchten. Doch de graaf hervatte syn krachten, sloeg de Friesen by Heyloo, en verwonse; rovende en brandende daar op hun dorpen en huysen. Toen ging hy naar Jerusalem om het heiligh Graf te besoeken. Gekeerd synde, brocht hy in rust syn dagen door, stervende, A. 1039, in het 46 jaar syner regeering. Melis Stoke, 25, bl. De Gouwenaar, 26 bl. &c. behalven Boxhorn. Stedeb. 62 bl. ook van veel onseekerheden in de tyden onder deesen Diderik meldende; gelyk mede Eindius, Zeland. Chron. 2 lib. 157 pag. &c.