[Diderik de Tweede]
DIDERIK de Tweede; seekerlyk een geheel verdichte graaf, en deswegen ook wel 85 jaaren regeerende. V. Leeuwen, Batav. 1370 bl. en Leiden, 383 bl. Eindius, Zeland. Chron. 156 bl. Scotanus, Friesse G. 77 bl.
Voorts worden hem, van Oudaan, deese woorden in de mond gegeven:
Noch swankend tussen twêen, ik Diderik de Tweede,
Uit welke stam ik hier de mogenheid bekleede,
Beneemt men my de roem der Friesse veldslag niet,
Daar in sint Laurens eer ik 't Kerkje stichten liet
Te Rhynsburg op het hof: die te Egmond steenen wanden
Om 't houte wykhuys lei, daar eerst den Noorman lande;
Toen was 't een mon'ken hof, dat geinsters weeren kon.
Wat uchtendtydgenoot sag 't dalen van myn son?
Deese Diderik, des eersten soon, liet te Egmond, syn vaders houte Klooster, door de Friesen vernield, met steen weder optimmeren. Scriverius, by Goudhoeve, 244 bl. Melis Stoke, 15 bl. &c.
Oorlogde met de Friesen, weigerende hem te erkennen. Sloeg de selve en dwong se tot ootmoed en ontsagh, haar opleggende aan haar huysen laage deuren te maaken, op dat sy in den ingang bukkende dachten onderdaanen te syn van hun wettigen heer. Alkmaars Beschryv. 11 bl. Vronens opg. en onderg. 70 bl. behalven Scriverius en Goudhoeve.
Hy sloeg ook de Friesen by Rhynsburg, ontrent Leiden, en deede, na de verwinninge op het slagveld setten een Kerk voor