Schatkamer der Nederlandsse oudheden. Of woordenboek, behelsende Nederlands steden en dorpen, kasteelen, sloten en heeren huysen, oude volkeren, rievieren, vermaarde luyden in staat en oorlogh, oudheden, gewoontens en lands wysen
(1711)–Ludolph Smids– Auteursrechtvrij
[pagina V]
| |
Aan den heer Christiaan van Hoek, op de jaargetyde van syn e. geboortedagh, den 13 Junii, MDCCXI.
MYn Junius, 'k staa still; hoe sal ik het verlangen
Uitdrukken, en de vreugd, met heden u te ontfangen
In sulk een frisse lucht, aan Vechtstrooms groene boord!
Dagh, die my 't allermeest in uwe maand bekoord,
Waar in ik magh van Hoek, en ook my self, verjaaren.
Waar sagh men ooit een knecht dus met syn meester paaren!
Wat vriendelyker ster verscheen toch op deese uir?
Geen Mars, geenGa naar voetnoot(a) Chronius; maar Venus of Merkuir,
| |
[pagina VI]
| |
Of beide; op wiens versoek deGa naar voetnoot(b) Spinsters aangedreven,
Al singende de draad begonnen van ons leven.
Terwyl sy Atropos van beider levens draad,
Uit Jovis hooge last, voorschreeven haare maat.
Heer Christiaan, ik kan myn blydschap niet betoomen,
Myn boesem is te vol; ik voelse al overstroomen;
Wat segh ik heden op het feest van uw Geboort?
Het lof van Ouder Hoek is meer als eens gehoord,
En meer als eens heb ik dat heerlyk buiten leven,
Te Loenen aan de Vecht, ten hemel opgeheven.
Als ik Heer Christiaan en Heer Antoni vond
My tegenkoomende, in een lieven avondstond,
Ontrent de Waterkom, en by de spartelvissen;
By wien ik Amsteldam kan sonder hertseer missen:
| |
[pagina VII]
| |
Ja, meer als eens deede ik u, door de Lindelaan,
Met uwGa naar voetnoot(c) Brood-draager, naar den graagen Kerper gaan.
'K bekroonde, ook meer als eens, uw Jaargety met wenssen,
En stelde uw Buitenrust voor 't woelen veeler menssen,
Die, nooit vernoegd, aan geen uitspanning leenen 't oor,
Maar, alsGa naar voetnoot(d) Ixion, syn geklonken aan 't kantoor.
Wel aan! 'k min de Oudheid soo der Grieken als van Romen;
Daar plag, op 't jaargety, geen leêge hand te koomen;
Daar moest men offren; daar quam neef en boesemvrind
Met giften kampen; elk socht meest te syn bemind.
Myn Heer! Verjaargenoot! Mecenas! gun my heden,
In 't overoude spoor, van dit gebruik te treden,
Staa toe dat ik u dan verjaar, op Ouder Hoek,
| |
[pagina VIII]
| |
Met goud? och, soek dit by geen Schryver! met een Boek;
Een Boek vol Oudheên, dat ik, met uw welbehaagen,
Op onse jaardagh, u eerbiedigh op kom draagen.
'T raakt Holland en het Sticht: haar Huysen, Sloten, Steên,
Met Frieslands ruime naam bepaald in 't algemeen.
Trek toch geen hand te rugh; wil deese gift niet laaken;
'K hoop, myn Schatkamer sal u leeren en vermaaken:
Het schrift vermaaken; met gevallen van ons land,
En 't printwerk leeren, dat 'er niets blyft in syn stand.
Lud. Smids. M.D.
Dum Terimur, Splendemus.
|
|