Buiten- eensaem huis- somer- en winter-leven
(1687)–Willem Sluiter– Auteursrechtvrij
[pagina 152]
| |
Stem: Wan mein stundlein fur handen ist. Of: O Iesu! als mijn sterf-uur naeckt. Of: O wonder! boven wonder groot. Aldus.Wy roemen uwe macht en eer,
Wy prijsen uw' goedtheden,
Op dat gy, onse Godt, en Heer!
Soo overvloedigh, heeden
Ga naar voetnoot+Ons hebt vervult met spijs en dranck:
Ey! wilt aennemen doch in danck
Ons Lof-zangh en gebeeden.
Ons lof-ons Lof-ons Lof-zang en gebeden.
| |
[pagina 153]
| |
2. Nu gy ons' lichaem hebt soo milt
Gespijst tot desen leven,
Voor al doch onse ziele wilt
Het Hemelsch voedsel geven.Ga naar voetnoot+
Verquickt ons door u Woordt en Geest,
Op dat wy mogen onbevreest
Den Satan tegenstreven.
3. Vergeeft ons onse sonden al,
Denckt niet op ons' gebreken,
Waer door wy in dit aerdsche dal
Zijn van u afgeweken.
Geeft dat wy mogen staegh met vlijt
Uitkoopen den bequamen tijdt,Ga naar voetnoot+
Die haest sal zijn verstreken.
4. Soo dat het onse spijse zyGa naar voetnoot+
Te doen u wel behagen,
En altijdt te volbrengene bly
Uw' wercken, sonder tragen;
Gedenckend' hoe dit elck talentGa naar voetnoot+
Behoort te werden aengewendt
Tot winste t'allen dagen.
5. Geeft ondertusschen ons, o Godt,
Gesontheidt, rust en vrede:
Verquicktse die tot smaet en spot
Der boosen zijn alrede:
Tot dat wy eind'lick allegaer
Ontfangen blijdelick hier naer
Den Hemel tot een stede.
|