Buiten- eensaem huis- somer- en winter-leven
(1687)–Willem Sluiter– AuteursrechtvrijStem: Psalm 30. Na dat gy Heer, my hebt bevrijdt. Of: Aldus.Hoe zaligh is de mensch, die weet,
Ga naar voetnoot+Wat Iesum te beminnen heet,
| |
[pagina 127]
| |
En die sich selfs versakend' tracht,
Om Iesu wil te zijn veracht.
Om Iesus moeten wy verlaten
Al wat ons lief is boven maten.
2. Sijn liefd' het alles overwint
Wat in de wereldt wordt bemint;
Sy overwint oock allen noodt,
Want sy is sterck gelijck de doodt.Ga naar voetnoot+
Soo laet u dan altijdt bevallen.
3. De liefde die m'op 't schepsel stelt,
Bedrieght en blijft niet langh verselt:
De liefde Iesu is getrouw
En duursaem, 't zy in vreughdt of rouw:
Des schepsels liefd' is ongerieflick,
De liefde Iesu altijdt lieflick.Ga naar voetnoot+
4. Hebt Iesum lief, houdt aen hem vast,Ga naar voetnoot+
Op sijn bevelen altijdt past;
Hy zy uw beste vriendt altijdt,Ga naar voetnoot+
Voor wien ghy alle vriendtschap quyt:
Hy sal u nimmer konnen haten,
Oock als u alles sal verlaten.
5. Gy moet van al dat tijdtlick isGa naar voetnoot+
Eens afgesondert zijn gewis,
Gy moet daer van afwijciken, siet,
Het zy dan dat gy wilt of niet.
| |
[pagina 128]
| |
Ia 't eind' van alles sal sich spoedem
Ga naar voetnoot+Veel eerder dan wy wel vermoeden.
6. Geeft u aen Iesus over maer,
Soo sult gy vry zijn van gevaer:
Die sich aen hem volstandigh houdt,
En sijn beloften vast vertrouwt,
Heeft altijdt een die hem kan helpen,
Al scheen 't hem alles t'over stelpen.
Ga naar voetnoot+7. Het zy dan dat gy leeft of sterft,
Siet dat gy Iesus maer be-erft,
Die, als 't u sal begeven al,
Alleen uw helper wesen sal.
Ga naar voetnoot+Bid hem, dat hy maer by u blijve,
En sijne liefd' in u beklijve.
Ga naar voetnoot+8. Laet anders in uw herte geen,
Als Iesus uw bemind' alleen,
Laet hy als Koning heerschen daer:
Ia acht u selfs geluckigh maer,
En laet geen ding soo na uw sin zijn,
Als dat hy wil alleen daer in zijn.
9. Soo ghy uw herte tot den grondt
Van alles recht ontleed'gen kondt,
En laten uwen Iesus in,
Ga naar voetnoot+Dat waer voor u het grootst' gewin,
Ga naar voetnoot+Dat u mocht na uw wensch toevallen;
Hy soud' u alles zijn in allen.
10. Soo niet de mensche sich verkloeck
Dat hy geduurigh Iesus soeck,
't Is vast dat hy hem selven schaedt
Veel meer, als al des weereldts haet
Of al sijn vyanden ooit souden.
O! die 't behoorlick mocht onthouden!
11. Heer Iesu, helpt my door uw Geest,
Dat ick versaeck in 't minst en 't meest
Al wat my uwe gunst ontrooft,
| |
[pagina 129]
| |
En in my uwe liefd verdooft:
Uw liefde-v;am doe 't al verteeren
Wat my aen mijne ziel kan deeren.
|