Buiten- eensaem huis- somer- en winter-leven
(1687)–Willem Sluiter– AuteursrechtvrijStem: Op mijn ziel, om Godt te looven. Of: Wie sleet heuggelijcker dagen. Of: Valsche ruste van 't geweten. Aldus.Met wat snelle wack're vlercken
Vroolijck zingend', na de wercken,
| |
[pagina 101]
| |
Vliegt de kleine Leeuw'rick op,
En des Heemels hooge top!
't Aerdigh beesje reyt zijn vleug'len,
En zijn held're stem te saem:
't Kanse beide niet beteug'len;
't Is hem selfs soo aengenaem.
2. 't Is als of het Godt daer bovenGa naar voetnoot+
Hert'lick met sijn soet gesanck
Tracht te prijsen en te loven;
't Is als of 't hem vrolick danck'
Om dat hy nu alle dingen,
In dees' soete Lente-tijdt,
Doet met nieuwe vreugdt ontspringen
Door de wereldt breedt en wijdt.
3. Siet het eens de lucht door-snijden,
Vroolick, onbelet en vry;
't Kan sijn kleine hert verwijden,
Dat het onbekommert zy.
't Wacht van Godt sijn daeg'licks voedsel,Ga naar voetnoot+
Daer het wel meed' is gepaeit,
Voor hem selfs en voor sijn broedtsel,
Schoon het niet en zaeit of maeit.
4. Soeckt het sijne spijs op aerden,
't Is met soo veel sorgen niet;
| |
[pagina 102]
| |
't Sal oock nimmer sulcks aenvaerden,
Eer het singht sijn morgen-liet.
Sijnen Godt te mogen singen
Ga naar voetnoot+'s Morgens vroegh en al den dagh
Gaet hem doch voor alle dingen,
Soo men hier bemercken magh.
5. Trage ziel, die heel onlustigh
Tot den lof des Heeren zijt,
Op; dit beesje maeckt u lustigh;
't Roept, 't is tijd, tijd, tijd, tijd.
Dringt van d'aerd' en d'aerdtsche dingen
On-verhindert door de lucht,
Om uw Schepper lof te singen,
Ga naar voetnoot+Geeft hem uwer loppen vrucht.
Ga naar voetnoot+6. Maeckt Godts Geest u eenmael vuurigh
Neemt wel waer die soete stond',
Ga naar voetnoot+Singhty met hert en mondt geduurigh
Dan soo langh gy immer kondt.
Even als dit kleine beestje
Dat niet weer na d'aerde tracht,
Als ontsteken is sijn geestje,
En hem niet beswijckt sijn kracht.
Ga naar voetnoot+7. Waerom zijt gy oock niet wacker
In dees' geestelijcke Lent,
Daer Godt op ons' herten acker
Hemelsch vocht en warmte sendt?
Ga naar voetnoot+Daer de droev'ge winter-vlagen
Van versoeckingh en swaer kruys
Heil en blijdschaps-Lente-dagen
Door Godts gunst ons brengen t'huis?
Ga naar voetnoot+8. Waerom veel vergeefsche sorgen;
Waerom doch soo veel verdriet
Om d'onseeck're dagh van morgen?
Siet gy desen Leeuw'rick niet,
Die, al wat hy heeft van nooden,
Wacht, met blijdtschap, van den Heer
| |
[pagina 103]
| |
U is sulcks veel meer geboodenGa naar voetnoot+
En Godt sorght voor u veel meer.
9. Hebt vry in 't gebruyck het aerdtsche,Ga naar voetnoot+
Maer het Hemelsch in begeert',Ga naar voetnoot+
Voedt uw aendacht en bewaerdtse,
Als uw hert tot Godt sich keer.
Wilt als met dit beestje strijden,
Wie sich meest opheffen sal;
Wilt met yversucht benijden
Dir sijn onvermoeit geschal.
10. Hoort het sonder poos' eens schallen
Door de lucht, tot dat het komt
Plotslick op der aerden vallen,
Zijnd' als tegen danck verstomt.
Poost niet in uw' Hemel-sangen;Ga naar voetnoot+
Moet gy tegen wil en danck?
Wilt daer na op 't nieuw aenvangen,
Als de Leeuw'rick met sijn sanck.
|