Buiten- eensaem huis- somer- en winter-leven
(1687)–Willem Sluiter– Auteursrechtvrij
[pagina 88]
| |
Stem: Psal. 91. Die in Godes bewaring sterck. Of: In Christi liefd' is vreugd en rust. Aldus.
Ga naar voetnoot+Hoe meugd gy doch om 't aerdse goed
Ga naar voetnoot+Aldus u selven quellen?
Ga naar voetnoot+Al mits gy goed, ey mits geen moed;
't Is hier noch wel te stellen.
't En raeckt uw lijf niet, noch uw' eer,
De Ziele noch veel minder;
't Is maer een geld-saeck, sonder meer,
De lichtste schaed' en hinder.
| |
[pagina 89]
| |
2. Set nimmermeer uw hert soo vastGa naar voetnoot+
Op gelt of aerdsch vermogen,
Mits Christus dienaers sulcks niet past,
Die 't Hemelsch meest be-oogen.Ga naar voetnoot+
Hoe soudt gy al het uwe danGa naar voetnoot+
Om sijnent wil verlaten,
(Gelijck 't de noot vereysschen kan)
En, wat u lief is, haten?Ga naar voetnoot+
3. Al wat gy als uw eigen hondt,
Heeft aller dingen HeereGa naar voetnoot+
U maer geleent en toe vertrouwt,Ga naar voetnoot+
Tot dat hy 't weer begeere.
Die voor een tijdt u 't sijne gaf,
Eyscht, na sijn wel-behagen,Ga naar voetnoot+
Niet 't uwe, maer het sijn', u af:Ga naar voetnoot+
Wat hebt gy dan te klage?
4. Seght, in gedult, met Iob, veel-eer;Ga naar voetnoot+
De Heere gaf 't al t'same,Ga naar voetnoot+
De Heere nam het sijne weer,
Gelooft zy 's Heeren name.
Wy bidden immers alle daegh,
Dat sijn will' magh geschieden;Ga naar voetnoot+
Hy doe dan al wat hem behaegd.Ga naar voetnoot+
Wy staen op sijn gebieden.
5. De minderingh van tijd'lijck goedt
Dient wel den mensch ten besten,Ga naar voetnoot+
Daer vettigheidt en overvloedtGa naar voetnoot+
Tot weeld' en dood hem mesten.
De rijcke brasser stort sijn zielGa naar voetnoot+
In d'hel uit, met verschrickingh,
Maer d'arme, die 't hier moeilijck viel,
Krijght, na veel ramp, verquickingh.
6. Geen tijd'lick goedt kian ooit in noodGa naar voetnoot+
De ziel te hulpe komen,
Het kan niet troosten in de dood,
Daer niet werdt mee genomen;Ga naar voetnoot+
De mensch komt naeckt uit 's moeders lijf,
| |
[pagina 90]
| |
En keert weer naeckt daer henen.
Ga naar voetnoot+De wereldt selfs heeft geen verblijf,
Ga naar voetnoot+Haer schijn is haest verdwenen.
Ga naar voetnoot+7. Wanneer gy maer blijft rijck in Godt,
Ga naar voetnoot+En houdt der zielen schatten,
Ga naar voetnoot+Soo hebt gy een geluckigh lot,
Ga naar voetnoot+Ia meer dan 't hert kan vatten.
Ga naar voetnoot+Die Godt maer heeft, heeft altijdt veel,
Ga naar voetnoot+Niets sal hem ooit ontbreken.
Ga naar voetnoot+Wie kiest het alderbeste deel,
Wordt nooit daer van versteken.
Ga naar voetnoot+Houdt Iesum, en een vrolijck hert,
Ga naar voetnoot+Daer by een goedt geweten,
Soo sult gy haest uw leet en smert,
Welck d'armoe geeft, vergeten.
Ga naar voetnoot+De rijckdom brenght wel sorgen in,
Daer d'armoe vaeck van vry is.
Ga naar voetnoot+Maer Godts-vrucht is een groot gewin,
Daer soet vernoegen by is.
9. Het goedt, waer van m'op aerden leeft,
Ga naar voetnoot+Sal Godt oock wel toe-voegen;
Ga naar voetnoot+Die voedsel slechts en decksel heeft,
Laet sich daer mee genoegen.
Ga naar voetnoot+Die sich met 't sijn vernoegen kan,
Al schijnt het klein van waerde,
Is waerlick d'alder-rijckste man,
Die immer leefd' op d'aerde.
Ga naar voetnoot+10. Hoe weynigh is een mensch genoegh
Die wel is onderwesen?
Hy slaept gerust, en 's morgens vroegh
Is frisch vernuft by desen.
Maer moeilick waken en veel ween
Zyn by misnoeghde menschen,
Die met haer deele niet zijn te vreen,
En steeds na meerder wenschen.
Ga naar voetnoot+11. Vertrouwt op Godt, die eeuwigh leeft,
Ga naar voetnoot+En wilt tot hem in noodt gaen,
| |
[pagina 91]
| |
Die den Rechtveerd'gen nooit begeeft,Ga naar voetnoot+
Noch laet sijn zaed om broodt gaen.
Soo 't hem belieft, hy kan 't versien,Ga naar voetnoot+
En, na uw kleine schade,
U, meer als eerst, sijn zegen bien;Ga naar voetnoot+
Dus leeft op sijn genade.
12. De Heer maeckt arm en rijck te saem,Ga naar voetnoot+
Na dat hy selfs best oordeelt,
Wat meest ter eeren van sijn Naem
En tot ons' heil ons voordeelt.
Blijft maer in uwen arrebeidt,Ga naar voetnoot+
Dien Godt sal doen beklijven;Ga naar voetnoot+
Het geen Hy u heeft toegeleidt,Ga naar voetnoot+
En sal niet achter blijven.
|
|