Buiten- eensaem huis- somer- en winter-leven
(1687)–Willem Sluiter– AuteursrechtvrijStem: Psal. 58. Gy Raeds-Heeren, laet my doch hooren. Of: O schoone, boven alle menschen. Aldus.
Ga naar voetnoot+O dolle vreugd der werelds-kind'ren!
Ga naar voetnoot+O lagchen in 't vermaeck der sond!
Mijn hert gy niet vermaken kond;
| |
[pagina 87]
| |
Maer doet veel eer mijn vreugd vermind'ren,
Ia gants bedroeven mijnen geest,
Wanneer ik ben by u geweest.
Ach dat ick nimmermeer behoefde
By sulck geselschap weer te zijn,
Daer my de vreught niet geeft als pijn;Ga naar voetnoot+
Op dat ick niet daer door bedroefdeGa naar voetnoot+
Des Heeren heyl'ge Geest in my,
Die altijdt maeckt 't geweten bly!
'k Wil liever met Godts kind'ren treuren,
Waer na men haest weer wert verheugt,Ga naar voetnoot+
Eer dat ick d'onbesinde vreugt
Van 't wereltsch volck daer voor wil keuren,Ga naar voetnoot+
Daer midden in het lagchen 't hert
Oock menighmael heeft pijn en smert.
Verblijdt u in uw aerdsche lusten,Ga naar voetnoot+
Verdoolde wereldt; uw vermaeck
Geeft my niet als een bitt're smaeck:
Mijn ziele sal in Christo rusten,Ga naar voetnoot+
En in hem vinden meer geneughtGa naar voetnoot+
Als gy in vleeschelijcke vreught.
En Psalm of Lof-sangh hem gesongenGa naar voetnoot+
Maeckt dat de ziel van soetheidt juight,Ga naar voetnoot+
En als een sap des Hemels suight,
Dat noit en quam op aerdsche tongen.Ga naar voetnoot+
Keert weer, mijn ziel, tot uwe rust,Ga naar voetnoot+
Geniet in Godt uws herten lust.Ga naar voetnoot+
|
|