Buiten- eensaem huis- somer- en winter-leven
(1687)–Willem Sluiter– Auteursrechtvrij
[pagina 69]
| |
Stem: Groote God, die d'aardsche Goden. Of: Als de hooge nood by tyden. Aldus.Weg eens, al mijn aards bedenken,Ga naar voetnoot+
'k Wil my nu met u niet krenken,
'k Ben van al gewoel gants moe.Ga naar voetnoot+
Hier begeer ik na mijn wille,
Met mijn God te zijn in 't stille.
Daar op leg ik ernstig toe.
2. Lieden, die malkander lieven,
Vinden goet en soet gerieven
Door haer stilt' en eensaemheid:
| |
[pagina 70]
| |
Soo, de ziel, met Godt gemeensaem,
Is ook geern' eens met hem eensaem,
Om het geen op 't herte leid.
3. 'k Hebb' in 't hert soo veel beswaren,
Dat ik niemant kan verklaren,
O mijn Godt, dan u alleen;
Ga naar voetnoot+U, tot wien ik hert en ooge,
Ga naar voetnoot+Mond en handen, heff' om hooge.
Neig u tot mijn smeek-gebeen.
4. Stilt mijn hert nu, wilt verjagen
Met my komt met onrust plagen,
En dit ziel-gepeins ontsteelt,
Om het elders heen te voeren.
Ga naar voetnoot+Als gy stilt, wie sal beroeren?
Wie sal wonden daer gy heelt?
5. Mijn inwend'ge ziele-smerten,
't Opgekropt gesucht mijns herten,'
Ga naar voetnoot+Giet' ik hier vry uit voor u.
Ga naar voetnoot+'k Ben, om mijn verborgen sonden
U, als Artz van mijne wonden,
Naekt te toonen hier niet schuw.
Ga naar voetnoot+6. 'k Mag, met danken, bidden, smeeken,
Mijn begeerten rond uit-spreken,
Hier, voor u, in 't vrye velt,
Daer ik nu geniet dit voordeel,
Ga naar voetnoot+Dat geen mensch lichtveerdig oordeel
Ga naar voetnoot+Over mijn gebeerden velt.
Ga naar voetnoot+7. Kom, mijn liefste, laet ons heden,
T'samen dus na buiten treden,
Dat gy my daer geven meugt
Uw uitnemend' ed'le liefde,
Die voor lang mijn ziele griefde
Meer dan al des weerelds vreugt.
Ga naar voetnoot+8. Kom, o Iesu! kom, ga met my,
Ga naar voetnoot+O mijn Heiland, druk en set my
Als een zegel, op uw' hert.
| |
[pagina 71]
| |
Kom, en maek by my uw' wooning;Ga naar voetnoot+
Heersch hier in mijn hert als Koning:Ga naar voetnoot+
Anders blyft mijn geest verwert.
9. Sterk d'inwend'ge mensch doch krachtig;Ga naar voetnoot+
Maekt my yv'rig en aendachtig.
Komt het ongestuim verschilGa naar voetnoot+
Van mijn vleesch en geest eens slechten;Ga naar voetnoot+
Leert my stryden, helpt my vechten,Ga naar voetnoot+
Want Heer, sus lust my u will.
10. 'k Sie beneen de suivRe beke
Houden onvermoeit haer streke;
Nooit en leertse rugwaerts meer:
Mag mijn ziel dan ook niet hopen
't Voorgestelde perk te loopen,Ga naar voetnoot+
Sonder datse rugwaerts keer'?
11. Mits ik 't oog om-hoog wil stieren,
Sie 'k daer juist de vog'len swieren,
Door de lucht, al waer 't haer lust:
En mijn ziel moet zijn besloten;
't Geen my lang al heeft verdroten,
En mijn geest niet laet in rust.
12. Doch, schoon niet, als water-vloeden,
Mijn begeerten voort en spoeden,
Maer, in plaetse van gevlerkt,
Als gekluistert wesen moeten,
Soo sal 't doch mijn druk versoeten,
Dat uw kracht in swakheid werkt.Ga naar voetnoot+
13. Heer, met u soo soet te reden,
Is mijn hemel hier beneden;
En een voorsmaek van die vreugd,Ga naar voetnoot+
Die 'k genieten sal na desen
Met verkoornen lieflik wesen,Ga naar voetnoot+
By uw aengesicht verheugd.
14. 'k Sal dan nu niet stille swijgen,Ga naar voetnoot+
Swijgt mijn tonge, 't hert sal hijgen,Ga naar voetnoot+
Vluchten, suchten ongeveinst;
't Acht als balling sich te wesen,
| |
[pagina 72]
| |
Als 't niet is om hoog geresen,
En op u alleene peinst.
Ga naar voetnoot+15. Laet mijns monts oprechte reden
En mijn overdenking heden
Ga naar voetnoot+Uw behaeglik zijn; want gy
Kent, en siet, en proeft my Heere,
Wat mijn hert op 't meest begeere,
En hoe 't waerlik met u zy.
Ga naar voetnoot+16. Soo sal ik my heden mengen,
Godt mijns heils, in u verhengen,
Die mijn sterkte zyt alleen,
Die mijn voeten komt ontbinden,
En die maekt, gelijk den hinden,
Datse 't hoogste land vertreen.
|
|