Buiten- eensaem huis- somer- en winter-leven
(1687)–Willem Sluiter– AuteursrechtvrijStem: Psalm 100, of 134. Alle gy knegten des Heeren. Of: Christe die gy zyt dag en ligt. Of: O Iesu! uw' gedagtenis. Aldus.O God! gy zyt mijn eenig goed:
Gy zyt alleen mijn ziele soet.
Mits ik u vieriglijk bemin,
Is steeds by u mijn hert en sin.
| |
[pagina 73]
| |
2. Het is my als een swaren last,
Dat my de wereldt houdt soo vast,
En dat ick niet geheel ben vry,
Om tot u te verheffen my.
3. Kond ick met vleug'len varen op,Ga naar voetnoot+
Gelijck een duyv', ick souw den top
Der wereldt over vliegen snel,
Om ergens vry te zijn en wel.
4. Hoe saligh is hy die sijn hert
Niet in de wereldt heeft verwert,
Die niet verstroyt van sinnen is
Door wereldtsche bekommernis.
5. Die met een recht gelovigh oogh
Staegh van der aerden siet om hoogh,
Op dat gy, Heer, hem wesen meugt
Alleen sijn ware rust en vreugt.
6. O wat gevoelt sijn ingewandt
Die door u soete liefde brandt,
En acht des wereldts wellust niet
Als enckel hertseer en verdriet!
7. Die u bemint, heeft groot vermaeck
Om staegh van u te houden spraeck;
Op u te dencken is hem soet,
Het dringht hem door sijn mergh en bloed.
8. Mijn Godt, verheft tot u mijn ziel,
Wanneer het wereldtsche gekriel
My tegen mijnen danck belet
Van 't overdencken uwer wet.
9. Want mijne ziel (gy weet hetm Heer)Ga naar voetnoot+
Kleeft aen het stof noch al te seer:
Maeckt gy my levend na u woort;
En wilt mijn gangen stieren voort.
10. Mijn oogen wilt voorby doen vli'en,Ga naar voetnoot+
Dat sy geen ydelheyd en sien,
Geeft dat altijdt mijn herte byGa naar voetnoot+
Sijn waren schat hier boven zy.
|