| |
| |
| |
Bijlage 2
Peperino uit het gebied rondom Viterbo
Uitgave van de Kamer van Koophandel, Nijverheid, Ambacht en Landbouw te Viterbo, vertaling dr. C.J.A.C. Peeters.
De Monte Cimini, de bergen ten zuiden en oosten van de stad Viterbo, vormen een deel van het orografisch stelsel van de provincie Viterbo. Het gehele gebied, van vulkanische oorsprong, reikt in het oosten tot de Tiber en in het noorden tot de Monte Volsini (ten noorden van het Meer van Bolsena), terwijl de uitlopers ervan in het westen de dorpen Barbarano en Blera insluiten en in het zuiden de stadjes Nepi en Monterosi. Het gebied is ongeveer 200 km2 groot. De raaklijnen met de pliocene kleilagen liggen 100-150 m boven zee.
De hoogste top is de Monte Cimino ten oosten van Viterbo, 1053 m hoog, die als eerste, samen met de Palanzana en andere kleine kraters, door zijn activiteiten het bergreliëf gevormd heeft waartegen de vulkaan van Vico aanleunt. De hevige uitbarstingen en ontploffingen van deze vulkaan hebben het oostelijk van het stadje Ronciglione gelegen dal gevormd, waardoor de Rio Vicano stroomt. Uit de later daarop gevolgde ketelvormige inzinking van de bodem ontstond het Meer van Vico, waaruit zich de kleine krater van de Monte Venere (Venusberg) verheft. Deze en enkele nevenkraters waren het laatst in dit gebied als vulkanen werkzaam.
De typische bergsteensoorten die in dit gebied voorkomen zijn:
a) | het tot de familie der trachieten behorende ciminiet, met een matig gehalte aan silex, een gering gehalte aan kalk, ijzer- en magnesiumoxyde en met fenokristallen van augiet en olivien; |
b) | leuciethoudende fonolieten, zo genoemd wegens de aanwezigheid van leuciet, die voorkomt in plaats van nefelien, met fenokristallen van sandidien; |
c) | cementhoudende pyroklastische gesteenten, Peperino genoemd. |
De twee eerste zijn effusiegesteenten, ontstaan door uitstroming uit de vulkaan, en hun uiteenlopende samenstelling is te danken aan chemische en fysische processen binnen in het magmabekken in verschillende tijden.
Vele onderzoekers hebben belangstelling gehad voor de Peperino van dit gebied, waarvan de structuur en de karakteristieken verwant zijn aan die van de bergen van Albano bij Rome. Ongetwijfeld gaat het hier om een cementering van door de vulkaan uitgestoten materialen, verenigd met de overblijfselen van de verwoesting van gesteenten uit de eerste vulkanische fase. De cementering was een gevolg niet alleen van fysische werkingen samen met orogenetische bewegingen, maar ook van de aanwezigheid van cement, dat zich gevormd heeft door het uiteenvallen van glasachtige deeltjes of door de inwerking van calciumoxyden, zelfs van vreemde oorsprong, van elders afkomstig.
De steenbanken hebben altijd een aanzienlijke sterkte en omvang en bestaan uit drie lagen. De eerste laag, puinlaag genoemd (‘cappelacio’), is brokkelig en weinig compact; de tweede, middelste laag is vaster en wordt bijgevolg voor de handel uitgebaat; de derde laag is weer broos en brokkelig zoals de eerste, de bovenste.
Uit de analyse blijkt, dat het materiaal in het algemeen voor 50% amorf is, voor het overige uit kiezelachtige (salische) stoffen bestaat zoals sanidien en plagioklaas, femische mineralen zoals biotiet en pyroxeen, en, in zeer kleine hoeveelheid, uit minder belangrijke mineralen zoals ijzeroxyde en ijzerhydroxyde. De laatste bestanddelen kunnen aan het materiaal een bijzondere kleur geven.
Uit proeven blijkt een druksterkte van 300-350 kg/cm2; het soortelijk gewicht bedraagt ongeveer 2,5. De weervastheid en de gemakkelijke be- | |
| |
werking konden de mens niet ontgaan en zonder twijfel werd het materiaal sinds de oudste tijden voor gebouwen en decoratie gebruikt.
De eerste belangrijke toepassing gaat op de tijd van de oude Romeinen terug, die de Peperino van Albano, de ‘Lapis Albanus’ op grote schaal benut hebben. De Peperino van Viterbo daarentegen, hoewel reeds in de oudheid gebruikt, werd pas beroemd en in grote hoeveelheden toegepast toen de stad Viterbo pauselijke residentie werd en in betekenis en rijkdom toenam (11de, 12de en 13de eeuw). In die tijd ontstonden belangrijke met Peperino beklede en versierde monumenten, waaraan de steen op uiterst kunstzinnige wijze verwerkt werd.
Deze steensoorten werden nog 30 jaar geleden met de hand bewerkt. De gestegen vraag echter en de noodzaak om de produktiekosten laag te houden leidden tot mechanisering van de bewerking en thans worden de handelsprodukten op dezelfde manier tot stand gebracht als marmer.
Met de technische ontwikkeling is aan de kwaliteiten ‘groen’ en ‘groengrijs’, die in de middeleeuwen gebruikt werden, een nieuwe, zeer gewaardeerde toegevoegd, de ‘Peperino rosa’, de rose Peperino, zo genoemd om zijn rose kleurnuance, die op de markt meteen grote belangstelling kreeg. Vrijwel alle Peperinosoorten kunnen glanzend glad gepolijst worden. De voorkeur wordt echter gegeven aan een ruwe of geslepen bewerking, die op 3 à 4 cm dikke gezaagde platen toegepast wordt. Vrijwel alle banken zijn gelaagd, zodat het eindprodukt laat zien of het evenwijdig aan of tegen het leger is verwerkt. De handelsprodukten zijn:
a) | half ruwe produkten: vierkante gefatsoeneerde blokken van verschillende grootte, onregelmatige platen, zg. ‘schiaccie’ en grote scherven voor rustiek metselwerk; |
b) | halfbewerkte stukken: gezaagde platen van verschillende grootte in dikten van 2 tot 10 cm of meer, brokstukken en croûteplaten in verschillende dikten; |
c) | geheel bewerkte stukken: gezaagde platen in elke gewenste vorm, grootte en dikte, geschuurd of gepolijst, voor elke bouwkundige of ornamentale toepassing, blokken voor venster- en deuromlijstingen, trappen, lijsten, enz. met ruw of fijn geschuurd oppervlak, gespitst of gebouchardeerd, verder plavuizen, trottoirbanden, ornamentwerken voor grafstenen en grafkapellen. |
Wegens de geringe kosten van het openleggen en exploiteren der groeven, alsmede door de lage kosten voor de bewerking is het een goedkoop bekledingsmateriaal. Daarbij komt het voordeel, dat steeds gelijkvormige blokken van grote afmetingen zonder verborgen inwendige gebreken gewonnen kunnen worden.
Historische monumenten, waaraan Peperino verwerkt is:
Viterbo:
Palazzo degli Alessandri, 13de eeuw
Palazzo Papale (pauselijk paleis), 1257-1266, loggia en trap 1267; gerestaureerd 1897-1919
S. Francesco, 1236, verbouwd 1373; gerestaureerd na oorlogsschade 1944
Porta Fiorentina
Fontein op de Piazza della Rocca, door Vignola, 16de eeuw
Palazzo Chigi
Palazzo dei Priori, 1460
Porta S. Pietro, middeleeuws
S. Maria della Quercia, 1470-1525, toren 1481 door Ambrogio da Milano, kloostergang 1480 en 16de eeuw (bovenste galerijen)
Caprarola:
Palazzo Farnese, door Vignola, 1559-1573.
Peperino voor beelden en fonteinen:
Viterbo:
Villa Lante in Bagnaia, tuinsculptuur
Ferento:
Romeins theater
Rome:
o.a. de tempels van het Forum op de Piazza Argentina.
| |
| |
22. Niedermendiger basaltlava, monster op ware grootte, gescharreerd.
23. Londorfer basaltlava, monster op ware grootte, gescharreerd.
24. Hohenfelser basaltlava, monster op ware grootte, met ribbelbeitel bewerkt.
25. Mayener basaltlava, monster op ware grootte, gescharreerd.
| |
| |
26. Römer tufsteen, monster op ware grootte, gezaagd oppervlak.
27. Ettringer tufsteen, monster op ware grootte, gezaagd oppervlak.
28. Hasenstoppler tufsteen, monster op ware grootte, gezaagd oppervlak.
29. Weiberner tufsteen, monster op ware grootte, gezaagd oppervlak.
| |
| |
30. Peperino Duro, monster op ware grootte, gescharreerd.
31. Drachenfels-trachiet, gescharreerd oppervlak op ware grootte, gefotografeerd aan een van de kolommen van de Domkerk te Utrecht.
32. Weidenhahn-trachiet, monster op ware grootte, gescharreerd.
33. Reimerath-trachiet, monster op ware grootte, gescharreerd.
| |
| |
34. Gobertange, monster op ware grootte, gescharreerd.
35. Ledesteen, monster op ware grootte, gezaagd oppervlak.
36. Kirchheimer Muschelkalksteen, monster op ware grootte, gezaagd oppervlak.
37. Krensheimer Muschelkalksteen, monster op ware grootte, gezaagd oppervlak.
| |
| |
38. Hardsteen, monster op ware grootte, gescharreerd.
39. Namense steen van de blauw[...] monster op ware grootte, gescharreerd.
40. Ölandsteen, geschuurd oppervlak van de rode soort op ware grootte; vloertegel afkomstig uit het Paleis op de Dam te Amsterdam.
41. Ölandsteen, geschuurd oppervlak van de grijsgroene soort op ware grootte; vloertegel afkomstig uit het Paleis op de Dam te Amsterdam.
| |
| |
42. Anstrude jaune claire, monster op ware grootte, gezaagd oppervlak.
43. Euville, enigszins verweerd en vervuild oppervlak op ware grootte, gefotografeerd aan het zuidertransept van de St.-Janskathedraal te 's-Hertogenbosch, aangebracht bij de restauratie aan het einde van de vorige eeuw.
44. Savonnières, monster op ware grootte, gezaagd oppervlak.
45. Vaurion, monster op ware groote, gezaagd oppervlak.
| |
| |
46. Rode zandsteen (rode Wezer of rode Bremer zandsteen), monster op ware grootte, gezaagd oppervlak.
47. Bentheimer zandsteen, monster op ware grootte, gezaagd oppervlak.
48. Obernkirchener zandsteen, monster op ware grootte, gezaagd oppervlak.
49. Udelfanger zandsteen, monster op ware grootte, gezaagd oppervlak.
| |
| |
50. Arabescato, monster op ware grootte, gepolijst oppervlak.
51. Albast uit Italië, monster op ware grootte, fijn geschuurd oppervlak.
| |
| |
52. Mergel, monster op ware grootte, geschaafd oppervlak.
53. Penant aan de toren van de Maartenskerk te Zaltbommel. Mergel, waarvan de beschermende calciethuid gedeeltelijk verdwenen is, zodat de zachte steen aan een snel verval onderhevig is.
54. Plintlijst van Drachenfels-trachiet aan een steunbeer van de straalkapellen om het koor van de Domkerk te Utrecht. Duidelijk zichtbaar zijn de langwerpige putten van de uitgeweerde sanidien-kristallen.
| |
| |
55. Vensterdagkant van Ettringer tufsteen aan de zuidwestkapel (gebouwd 1938-'39) van de Oude kerk te Delft.
56. Ettringer tufsteen aan de noordmuur van de H. Sacramentskapel van de St.-Janskathedraal in 's-Hertogenbosch, aangebracht bij de restauratie omstreeks 1940.
| |
| |
57. Boogveld en omlijsting van het Begijnhofpoortje te Delft (ca. 1500). Het reliëf stelt St.-Jan de Evangelist op Patmos voor. Boogblokken en reliëf Ledesteen. Duidelijk zichtbaar zijn de ‘meelzak’-vorm, die de blokken door de verwering gekregen hebben, en de vuile gipskorsten op het reliëf naast de door de regen schoongespoelde gedeelten.
58. Bentheimer zandsteen (links) en Gobertange (rechts) aan het westportaal (begin 16de eeuw) van de Oude kerk te Delft. De zandsteen vertoont de donkere verweringskleur, terwijl de Gobertange tijdens de restauratie van 1954-'61 opnieuw is behakt en gevoegd. Een beter en fraaier resultaat zou zijn verkregen als men de steen alleen maar schoongeborsteld had. Het lichte blok iets onder het midden laat goed de nerfachtige lijnentekening zien, waardoor de steen de bijnaam eikehout heeft gekregen.
59. Zijkant van het Begijnhofpoortje in Delft. Ledesteen, afgewisseld met Gobertange (de kleine blokken), verweerd tot de ‘meelzak’-vorm.
| |
| |
60. Detail van een venster en wimberg aan de zuidzijde van het middenschip van de St.-Janskathedraal te 's-Hertogenbosch. Bij de restauratie omstreeks 1885 vernieuwd in St-Joire, alleen rechts boven zijn nog enkele oorspronkelijke blokken Bentheimer zandsteen van omstreeks 1500 blijven zitten. De vensteromlijsting en -tracering is vernieuwd in weervaste Udelfanger zandsteen (vgl. afb. 70). De St-Joire vertoont de vuile gipskorst, waarvan een gedeelte al half los zit, en door de regen schoongespoelde vlakken.
| |
| |
61. Brug achter de Nieuwe kerk in Delft, gedateerd 156... De dekplaten zijn van hardsteen en de boogblokken van Namense steen met de kenmerkende zilvergrijze verweringskleur.
62. en 63. Pinakel (links) en kruisbloem (rechts) aan de zuidzijde van het middenschip van de St.-Janskathedraal in 's-Hertogenbosch. Aangebracht bij de restauratie aan het einde van de vorige eeuw in St-Joire. De profielband om de pinakel is deels afgevroren en de steel van de kruisbloem is gespleten door het roesten van een ijzeren dook.
| |
| |
64. en 65. Details van de zuiltjes van de ingangspartij van het Universiteitsgebouw aan het Domplein te Utrecht, daterend uit 1892, uitgevoerd in Savonnières. Kenmerkend voor de meeste lichte kalksteensoorten is de vuile gipskorst naast de door regenwater schoongespoelde vlakken.
66. Gebosseerd hoekblok van Savonnières aan het Universiteitsgebouw aan het Domplein in Utrecht, daterend uit 1892.
| |
| |
67. Detail van een steunbeer van het westportaal van de Oude kerk te Delft (begin 16de eeuw), uitgevoerd in Bentheimer zandsteen, die zijn donkere verweringskleur vertoont.
68. Detail van een gebosseerde pilaster van de voorgevel van het stadhuis van Delft (1618-'20), uitgevoerd in Obernkirchener zandsteen, gefrijnd.
| |
| |
69. Plintlijst van rode zandsteen (rode Wezer of rode Bremer zandsteen) aan de westzijde van de toren van de Oude kerk in Delft, aangebracht bij de restauratie van 1954-'61.
70. Muurvlak van Udelfanger zandsteen aan de westzijde van de St.-Janskathedraal in 's-Hertogenbosch, aangebracht bij de restauratie omstreeks 1880 en sindsdien merendeels sterk verweerd, waarbij de te sterke cementvoegspecie intact bleef.
|
|