Een boos en overspelig geslacht. Moderne literatuur als teken des tijds
(1975)–Gert Slings– Auteursrechtelijk beschermd2. Het proces van de identificatie bij het lezenHet niveau van de beleving.Iemand haalt een roman uit de kast: een hoeveelheid bedrukt papier in een keurige band met daarop de titel. Hij bladert het boek eens door, mijmert wat over de mogelijke inhoud naar aanleiding van de titel. Maar die inhoud blijft een geheim, al kan hij wel op een bepaald spoor worden gezet. Dit zou men als het voorspel van het lezen kunnen beschouwen.
Dan wordt de eerste pagina opengeslagen en neemt het boek bezit van de lezer. ‘Hij volgt het en verkeert daardoor in een andere wereld, die tegelijkertijd wel en niet de zijne is. Hij heeft natuurlijk een eigen wereld, een eigen leven waarmede het boek niets te maken heeft en waarin het toch binnen dringt. Maar bovendien vernietigt het boek tijdelijk deze wereld en stelt er zijn eigen werkelijkheid voor in de plaats’.Ga naar eindnoot4 Over die literaire werkelijkheid hebben we in de vorige paragraaf al enkele opmerkingen gemaakt. Het is een bekend feit, dat de werkelijkheid van het boek vaak veel duidelijker en bekender lijkt dan de werkelijkheid waarin we leven. De ‘helden’ of ‘antihelden’ uit de literatuur kennen we vaak beter dan onze medemensen van vlees en bloed. In het boek worden ze transparant en ligt hun leven voor ons open, althans in de oudere roman, waarin de | |
[pagina 220]
| |
schrijver als de ‘alwetende’ verteller ons bij stukjes en beetjes een kijkje gunt in de zielen van de romanfiguren. Het lijkt wel of we bij het lezen intensiever leven dan in werkelijkheid, omdat we er zeer sterk bij betrokken zijn. In onze fantasie, beleving, in ons hart of onze ziel speelt het boek zich af. We zijn daarbij geen toeschouwers, die op een afstand het gebeuren gadeslaan, maar deelnemers. We zijn er niet bij, maar erin met huid en haar. Niet op een veilige afstand van het verhaalgebeuren als onkwetsbaren, maar in het centrum, het brandpunt. We maken op het niveau van de beleving de situatie mee of we zelf handelen, optreden, denken en voelen. Vooral in die boeken, waarbij we meeleven, meedenken en meevoelen door de ik-figuur, raakt de lezer er sterk bij betrokken. De lezer van verhalen en romans, waarbij het zogenaamde psychisch perspectief bij de ik-figuur ligt, kijkt door zijn ogen in de werkelijkheid, is als het ware in zijn huid gekropen. Zoals we bij het zien van een film kijken in die werkelijkheid door de ogen van de maker die de camera hanteerde, zo wordt de lezer sterk betrokken bij het gebeuren in de roman. Het niveau van de beleving is duidelijk waarneembaar bij kinderen. Ze kunnen er bij het lezen helemaal in zijn met rode wangen en oren, alles om zich heen vergetend en stilletjes voor zich uit schreiend bij een boek als ‘Peerke en zijn kameraden’. Ze beleven de spannende avonturen en de droevige situaties alsof ze er zelfbij zijn. | |
Het niveau van de kritische beschouwing.Het is onjuist te menen, dat het identificatieproces bij volwassenen op dezelfde wijze verloopt als bij kinderen. Het kind is namelijk niet in staat al lezend afstand te nemen tot de gebeurtenissen in het verhaal, doordat het overeenkomstig zijn psychische ontwikkeling nog teveel een onverbroken eenheid vormt met zijn omgeving. Bovendien wordt het nog niet geremd door een eigen identiteit, zodat het zich ogenblikkelijk kan inleven in het verhaal. Het lezende kind bevindt zich nagenoeg steeds op het niveau van de beleving. Wanneer een volwassene een roman leest, ligt de zaak veel inge- | |
[pagina 221]
| |
wikkelder. Door zijn vermogen afstand te kunnen nemen en kritisch te beschouwen is hij in staat de mate van beleving te bepalen of zelfs geheel te verblijven op het niveau van de kritische beschouwing.Ga naar eindnoot5 Door dit vermogen is op het gebied van de identificatie onderzoek mogelijk. Men zou namelijk kunnen tegenwerpen, dat lezen toch plaats vindt met het gevoel, en onderzoek met het verstand. Deze tegenstelling is echter in dit verband niet juist, omdat er tussen verstand en gevoel geen ‘waterdichte schotten’ bestaan. Onderzoek kan plaats vinden ook al gaat de lezer op in het boek en bevindt hij zich op het belevingsniveau. Wel moet men bedenken, dat dit literair-kritisch onderzoek nooit objectief kan zijn in de zin van de natuurwetenschappen. Het streven naar een dergelijke exact-wetenschappelijke methode voor de geesteswetenschappen is niet zonder gevaren. Telkens weer wanneer een lezer grijpt naar een boek en opgaat in zijn lectuur kunnen de verschillende niveaus in elkaar overgaan. De beleving kan zeer diep zijn, waardoor hij tijd en moeite vergeet en zich geheel verliest in het verhaalgebeuren. Even later kan hij zeer kritisch lezen. Er is een voortdurende wisseling in intensiteit, in afstand en betrokkenheid. Het is als het ware een golvenspel van komen en gaan, dat grotendeels bepaald wordt door de artistieke waarde van het boek en de geestesgesteldheid van de lezende mens. | |
Verschillende soorten lezers.De verhouding tussen het niveau van de beleving en dat van de kritische beschouwing is ondermeer afhankelijk van de aanspreekbaarheid, de fantasie, de levenservaring, de intelligentie en het vermogen zichzelf prijs te geven en in te leven in het boek. Men kan wel zeggen, dat het belevingsniveau van het kind niet is verdwenen, maar dat het verder is gestructureerd en dat er nieuwe dimensies aan zijn toegevoegd. We mogen hierbij niet alle volwassen lezers over één kam scheren. Er bestaan grote verschillen in intelligentie en inlevingsvermogen, kortom in persoonlijkheid, maar evenzo bestaan er ook grote verschillen in lectuur. | |
[pagina 222]
| |
Blijkens de oplagen voelt een groot gedeelte van de volwassen lezers zich aangetrokken tot de goedkope amusementslectuur, die erop gericht is de lezer niets te laten doen en niets van hem te verlangen. Hij krijgt een aantal bedrukte bladzijden onder zijn neus die hem een kant en klare werkelijkheid voortoveren, zodat de lezer zich in een andere wereld waant, prettiger, spannender, beter en schijnbaar gelukkiger. Het gaat hier alleen maar om het consumeren van de inhoud die niet al te moeilijk moet zijn. De lezer van deze lectuur is helemaal niet geïnteresseerd in de taalmiddelen die de schrijver hanteert en in de opbouw van het verhaal. Hij heeft ook geen enkele behoefte aan uitleg en commentaar, want alles is volkomen helder en klaar. Het is een soort leesvoer, een consumptielectuur die men wel kan aantreffen in de prullebakken in de trein. Na lezing heeft het geen waarde meer. Toch is het niet zonder gevaar, omdat in deze schijnwereld veel gebeurt, wat onwaar en ongeoorloofd is.
Van de lezer van amusementslectuur wordt weinig activiteit gevraagd, behalve het lezen. Hij is even weggevoerd uit het eigen bestaan en afgeleid van de dagelijkse zorgen. Vaak is er bij dit soort tijddodende lectuur sprake van een bijna volledige identificatie, omdat het niveau van de lezers vaak geen kritische beschouwing mogelijk maakt. Het is niettemin een vorm van lezen, die in enkele opzichten de basis vormt van alle lezen, evenals het lezen van kinderen. Maar ook de lezer van goede lectuur en literatuur, van wie enig kritisch nadenken verwacht kan worden, gaat telkens weer op in zijn boek. Ook hij beleeft bij iedere nieuwe roman weer de unieke ervaring van het lezen van juist dit boek. Maar als het uit is grijpt hij weer naar een ander evenals de lezer van amusementslectuur. Ook hij vereenzelvigt zich met nu eens deze situatie dan weer met een andere. Wat is dan, zo kan men zich afvragen, het wezenlijke verschil tussen iemand die zich alleen maar inlaat met verstrooiingsboeken en de lezer van goede boeken? Amusementslectuur doet de lezer in feite niet veel. Er wordt ook niet veel van hem verwacht, evenmin als de lezer veel van het | |
[pagina 223]
| |
boek verwacht, behalve dan dat het hem op onderhoudende wijze zijn misschien geestdodende werk doet vergeten. Wanneer men echt leest bouwt men zelf mee aan het boek. In die zin is een roman nooit voltooid. Het vindt zijn afsluiting pas in de geest van de lezer, het is een ‘wordende structuur’. Iedereen benadert een roman met eigen vooroordelen, eigen mogelijkheden, eigen angsten en onzekerheden, met eigen geloofs- en levenservaringen. Deze gevoelens spelen tijdens het lezen allemaal een rol. Het boek doet een appèl op ieders verstand en gevoel om scheppend bezig te zijn. Zo beleeft iedere lezer eenzelfde roman op geheel eigen wijze. Tegelijk weeft de roman aan ieders levenspatroon een andere draad. Het boek daagt de lezer uit mee te denken, mee te voelen en mee te handelen. Tijdens het lezen treedt een werkelijke communicatie op tussen auteur en lezer, zodat het boek eigenlijk steeds herschreven wordt. ‘Zo wordt ook het lezen een scheppende bezigheid, waarvoor de lezer (...) mede verantwoordelijk is’.Ga naar eindnoot6 Op die medewerking wordt door bekende schrijvers als Sartre, Nathalie Sarraute, Robbe-Grillet en anderen sterk de nadruk gelegd. De lezer is ‘mede-schrijver en verplicht tot medezeggenschap. Mede dank zij hem bestaat uiteindelijk de roman die zonder hem onvoltooid zou blijven’. Van Itterbeek, een Vlaams essayist, is dezelfde opvatting toegedaan. ‘De vereenzelviging met het boek is alleen maar mogelijk wanneer ik over voldoende ruimte beschik om het boek als het ware zelf te scheppen, om tussen mij en het boek een dialectische verhouding van maken en gemaakt worden tot stand te laten komen’.Ga naar eindnoot7 | |
Identificatie met Roquentin uit ‘De walging’.Van Itterbeek illustreert zijn hierboven weergegeven opmerking aan de hand van ‘De walging’ van Sartre. ‘Lezen is niet alleen zich laten meeslepen, opgeslorpt worden door de tekst zoals een minnaar door een vrouw, maar hem in zijn anderszijn erkennen, los van de lezer doch niet zonder hem. Hoe kan ik immers een roman als La Nausée leren kennen zonder me te distanciëren van Roquentin, zonder | |
[pagina 224]
| |
hem te benaderen als een ander persoon, als iemand met wie ik geen relaties heb, als een vreemde, als een figuur uit een boek, om tenslotte in te zien dat we broers hadden kunnen zijn, dat hij een soort dubbelganger is, een alter ego, iemand die ik verafschuw en in wie ik mezelf terugvind. Het merkwaardige in mijn verhouding tot Roquentin is dit afstand nemen en dit toenadering zoeken tot elkaar. Ik vereenzelvig me met Roquentin wanneer hij zichzelf afzondert, wanneer hij de burgers van Bouville hekelt; wanneer hij zijn hand beschrijft als een krab, dan deel ik zijn walg en zijn eenzaamheid en stoot ik hem ook af. Ik wil niet zijn zoals Roquentin omdat ik besef dat ik dan niet meer kan leven. Ik weet echter dat ik het bestaan, zoals Roquentin het beleeft, moet afstoten. Zo sterk vind ik me in hem terug dat ik hem als een boze geest moet uitdrijven’.Ga naar eindnoot8 Dit lange citaat is om nog enkele zaken van belang. We zien hier de zogenaamde anti-identificatie die volgt op zijn identificatie met Roquentin. Nu is vereenzelviging pas mogelijk, wanneer tussen twee figuren overeenkomst bestaat in denken en voelen. Er moet sprake zijn van herkenning van mezelf in de ander, waarbij ik wel het eigene van mezelf moet kunnen handhaven. Zo vond Van Itterbeek zich terug in Roquentin, hij vereenzelvigde zich met hem, maar tevens was er sprake van anti-identificatie. In het dagelijks leven komen we dit ook tegen, wanneer we slechte eigenschappen in iemand ontdekken. Een puber kan bij zichzelf denken: ‘Die leraar, zo wil ik nooit worden, bah wat een vent’. Het is niet noodzakelijk, dat de anti-identificatie optreedt, nadat men zich eerst heeft vereenzelvigd. Wanneer die anti-identificatie optreedt bij het lezen van de moderne literatuur, kan er gesproken worden van positie kiezen tegen het moderne levensgevoel. Een ander punt uit het citaat, dat onze aandacht moet hebben, is de laatste zin, waaruit levensgroot het gevaar van de moderne literatuur op ons afkomt. Men mene niet, dat men de identificatie kan omzeilen. Rijnsdorp heeft bijvoorbeeld opgemerkt: ‘Het is eenvoudig onmogelijk een boek uit te lezen zonder een vorm van identificatie. Dit verklaart tevens de grote invloed, die er van au- | |
[pagina 225]
| |
thentieke literatuur uitstraalt. Niet direct op de grote massa, die van bestseller tot bestseller steeds voortgaat. Maar indirect toch evengoed op die grote massa, door middel van een lekkageproces.’Ga naar eindnoot9 Ook de hoogleraar Dresden laat zich in deze geest uit. ‘Toch is het uiteraard zeker, dat ondanks alles het lezen en dus het boek zich op een of andere wijze tot in het gewone leven van de lezer uitstrekken (...) Het lezen is overgegaan in het leven van ieder individu, het openbaart zich in dat leven. Hier ligt dan de eigenlijke verwerking van boek en lectuur, die tot vlees en bloed van de lezer zijn geworden. Hij is één met wat hij gelezen heeft; zijn lezen is tot leven gebracht’.Ga naar eindnoot10 | |
Identificatie met Josef K. uit ‘Het proces’.Dr. L.W. Nauta besteedt in zijn proefschrift ‘De mens als vreemdeling’ eveneens aandacht aan de invloed van het boek via het proces van de identificatie. Hij stelt, dat een lezer van een boek bereid moet zijn om zijn oriëntatieschema's, waarover we bij Camus hebben gesproken, te laten vallen. ‘Iemand die contact wenst te leggen met een kunstwerk, moet in staat zijn zich te vervreemden van zijn dagelijkse schema's en bereid zijn zich de middelen, waarmee hij zich praktisch oriënteert, te laten ontnemen of deze althans in hun betrekkelijkheid te ervaren’.Ga naar eindnoot11 Als voorbeeld kiest Nauta ‘Het proces’ van Kafka. ‘Als men zich met Josef K. identificeert, is dit in eerste instantie een puur particuliere aangelegenheid. Mijnheer Jansen zet zich tot het lezen van Der Prozess en identificeert zich met Josef K. Zij worden aan elkaar gelijk, hetgeen voorlopig niets anders betekent dan dat Josef K. mijnheer Jansen komt te heten. Zodra de laatste echter de avonturen van de held, die hij zelf is, verder gaat doorlopen, wordt hij zich door deze identificatie vreemd. Josef K. heet weliswaar nog mijnheer Jansen, maar mijnheer Jansen komt ook onder invloed van Josef K.’.Ga naar eindnoot12 | |
Mogelijkheden en gevaren van de identificatie.Eén van de mogelijkheden, waardoor een boek invloed kan uitoefenen op de lezer, is de identificatie. Uit de gegeven citaten moge blijken, dat weten- | |
[pagina 226]
| |
schapsmensen en essayisten van het feit van de identificatie overtuigd zijn. Uiteindelijk kan iedere serieuze lezer van zichzelf zeggen, in hoeverre bij hem van vereenzelviging bij het lezen sprake is en in hoeverre hij zichzelf herkent in het hierboven beschreven proces van de identificatie. Ook zal iedere lezer waarschijnlijk uit zijn eigen ervaring voorbeelden kunnen geven van beïnvloeding door het lezen van een boek. Evenals bij de literatuur als wapen kunnen we hier spreken van het ervaringsfeit van de identificatie. Hoe men er ook over wil denken, het bestaat kennelijk, we kunnen er niet omheen. Daarom moeten we bij het lezen terdege rekening houden met de mogelijkheid, dat er invloed van een boek kan uitgaan via het identificatieproces.Ga naar eindnoot13 Dat hoeft niet alleen te betekenen, dat men zich vereenzelvigt met een bepaalde figuur uit een roman of verhaal, maar men kan zich ook vereenzelvigen met een gedachte, een idee of een gedachtenklimaat. Veelal zullen de invloeden via de identificatie directe, onmiddellijke invloeden zijn, die optreden op het ogenblik van het lezen. Deze invloeden kunnen daarom van tijdelijke aard zijn. Maar het is ook mogelijk, dat het invloeden zijn, die een meer duurzaam karakter dragen: men is er na lezing ook nog mee bezig, het laat de lezer niet los, men moet een bepaalde invloed als een boze geest uitdrijven. Deze invloeden kunnen zowel positief als negatief zijn, al naar gelang de waarde van het boek en de instelling van de lezer. Iemand kan negatief door een bepaald boek worden beïnvloed, omdat hij toch al tot negatieve zaken neigt. Hij is dan tijdens het lezen selectief bezig, terwijl een ander door de negatieve kanten niet beïnvloed hoeft te worden, omdat ze geen aansluiting vinden bij zijn gedachten- en gevoelswereld. Als christenen moeten we wel blijven bedenken, dat de zonde een verwoestende kracht is en kan zijn, ook in het leven van hen die zijn opgevoed binnen de kring van Gods verbond. We denken daarbij aan Zondag 51 van de Heidelbergse Catechismus (in hedendaags Nederlands). ‘Wij zijn van onszelf zó zwak, dat wij zelfs geen ogenblik | |
[pagina 227]
| |
kunnen standhouden; en bovendien houden onze doodsvijanden - de duivel, de wereld en ons eigen vlees - niet op ons aan te vallen. Daarom bidden wij U: wil ons toch staande houden en sterken door de kracht van uw heilige Geest, opdat wij in deze geestelijke strijd niet het onderspit delven, maar altijd krachtig tegenstand bieden, totdat wij tenslotte de overwinning volkomen verkregen hebben’. Wanneer men de mening is toegedaan, dat er van het lezen een slechte invloed kan uitgaan,Ga naar eindnoot14) betekent dat tevens, dat goede lectuur positief kan werken. Vooral voor de jonge mens die voortdurend op zoek is naar eigen uitdrukkingsvormen, een eigen plaats in het leven, een eigen gezicht, is het van groot belang, dat hij met goede lectuur en literatuur in aanraking komt. Daarom is het zo te betreuren, dat vele moderne schrijvers die van God grote gaven hebben ontvangen, deze niet aanwenden tot Zijn eer, maar ten eigen bate en in dienst van de satan. Aan de andere kant moge de mogelijkheid tot positieve beïnvloeding voor diegenen van Gods kinderen die uitgerust zijn met literaire gaven een stimulans zijn om hun roeping in dezen te verstaan en na te komen. |
|