Een boos en overspelig geslacht. Moderne literatuur als teken des tijds
(1975)–Gert Slings– Auteursrechtelijk beschermd5. De opvattingen van een aantal moderne schrijversGerard Walschap.Het kan leerzaam zijn eens de mening van enkele auteurs te vernemen over de invloed van de literatuur. Niet omdat hun opvattingen het eind van alle tegenspraak zouden zijn, maar omdat deze mensen van het vak zich, naar we mogen aannemen, toch ook hebben beziggehouden met de invloed van hun werken. De Vlaamse schrijver Gerard Walschap (geb. 1898) heeft al een | |
[pagina 209]
| |
respectabele loopbaan achter de rug, waarin hij zich ook een scherpzinnig denker heeft betoond. Diep insnijdend in zijn leven was zijn breuk met de roomse kerk vlak voor de oorlog, waarvan hij verantwoording aflegt in ‘Vaarwel dan’ (1940). Walschap kent aan het literaire woord een onmiskenbare invloed toe, al heeft hij ook zijn reserves in dezen. Als voorbeeld van deze gereserveerdheid noemt hij Multatuli, die het kolonialisme heeft aangeklaagd, maar nadien heeft het nog lang gebloeid. Evenzo heeft ‘De negerhut van oom Tom’ van Harriet Beecher-Stowe een rol gespeeld in de ontwikkeling van de rassenverhoudingen in de Verenigde Staten, maar de problemen zijn daarmee nog niet opgelost, hoewel het een aanleiding was tot formele afschaffing van de slavernij. Upton Sinclair heeft met ‘The jungle’ de vleesconservenindustrie een gevoelige klap toegebracht, maar niet een definitieve. Uit deze voorbeelden concludeert Walschap: ‘Men kan zeker met een boek onmiddellijk tastbaar sociaal effect bereiken, maar het is noch de kracht noch de taak van de literatuur’. Ook wanneer Walschap zijn eigen literaire werk ter sprake brengt, spreekt hij met de nodige voorzichtigheid. Hij is door velen, vooral door rooms-katholieken verguisd, hoewel hij met zijn boeken geen omwenteling teweeg heeft gebracht. Toch brengt hij een belangrijk aspect van zijn werk naar voren, wanneer hij opmerkt: ‘Ik weet nog beter dan zij (dat zijn de jonge schrijvers die verklaarden: zonder u hadden we niet bestaan) door het contact dat ik 35 jaar lang had met mijn lezers, dat een boek, een regel uit een boek, kan beslissen over een leven. Hoe zou ik kunnen twijfelen aan het nut en de macht van het literaire woord?’.Ga naar eindnoot8 | |
Paul de Wispelaere.In dezelfde geest laat de veel jongere Vlaming Paul de Wispelaere zich uit. Hij is meer bekend als criticus, waarmee hij een grote reputatie heeft verworven, dan als romanschrijver. Toch hebben zijn boeken niet nagelaten indruk te maken, getuige het volgende citaat. ‘Uit brieven van mij onbekende lezers is mij meer dan eens gebleken, dat ik met mijn schrijfsels, die vaak voor “esthetisch” versleten worden, mensen in hun levenspro- | |
[pagina 210]
| |
blematiek heb gesterkt en geholpen. Zoiets had ik nooit kunnen voorzien, maar het verheugt mij’.Ga naar eindnoot9 | |
Hugo Claus.Als aan de bekende schrijver Hugo Claus de vraag wordt gesteld, waarom hij eigenlijk publiceert wat hij heeft geschreven, antwoordt hij: ‘Omdat ik gelezen wil worden. Ik wil een aantal mensen beïnvloeden, althans laten weten dat ik er ben’.Ga naar eindnoot10 Ergens anders merkt Claus op: ‘Het woord heeft alle revoluties gemaakt. De libertijnse dichters die samenkwamen, dat is het begin van de Franse revolutie. Slechts als uitvloeisel daarvan kwamen er geweren aan te pas’.Ga naar eindnoot11 Claus geeft hiermee een opvatting weer, die kennelijk meer wordt gehuldigd. Zo geeft de Amerikaan J. William Fulbright een zelfde ontwikkeling weer, wanneer hij vertelt, hoe over het algemeen revoluties verlopen. ‘Grote revoluties maken min of meer gelijke en herkenbare fasen door. Eric Hofer stelt dat revoluties gemaakt worden door “mensen van woorden” - intellectuelen zoals Rousseau, Mazzini en Marx; uitgevoerd worden door “fanatici” - zoals Robespierre, Lenin en Trotzky; en in normale banen geleid door “praktische mannen van de daad” - mannen zoals Cromwell, Bonaparte en Stalin’.Ga naar eindnoot12 | |
Hugo Raes.De Vlaamse auteur Hugo Raes kent de literatuur een plaats toe in de rij van middelen, die het leven grondig hebben beinvloed. De literatuur ziet hij niet geïsoleerd, maar als een deel van de vele communicatiemogelijkheden. ‘De bevrijding van onzinnige middeleeuwse boeien en taboes is definitief ingezet. Zelfs de kerk volgt schoorvoetend en radeloos, komt het mij voor. De pil, de kalmeringsmiddelen, de stimulantia, de mind-drugs, de muziek, de mode, de film, het toneel, de literatuur, publiciteit, moderne geneeskunde, pers, tv zijn machtig malende molens. Het logge, verouderde onderwijs moet volgen of reactionaire gezagsdragers nu willen of niet’.Ga naar eindnoot13 | |
Julien Weverbergh.Een heel afwijkende mening heeft Julien Weverbergh, waarvan het van belang is kennis te nemen. Hij koestert | |
[pagina 211]
| |
een volstrekt pessimisme ten opzichte van de waarde van de literatuur. Volgens hem leven we in een tijd, waarin niet meer het woord, maar beeld en klank de communicatiemiddelen bij uitstek zijn geworden. ‘Film en tv zijn een synthese van alle klassieke kunsten: toneel (woord), beeld (sculptuur), kleur (schilderkunst), en klank (muziek). De échte creatieve mens zal naar de film grijpen, te meer omdat hij veel meer mensen kan bereiken met de film dan met boek of doek’. Hij is bovendien van mening, dat deze zogenaamde audio-visuele middelen ook de andere informatiemiddelen als krant en tijdschrift zullen gaan vervangen. ‘Binnen pakweg honderd jaar is het gedrukte boek een curiosum geworden’. Hij acht de roman en de literatuur ‘folkloristische verschijnselen’. ‘De zogenaamde oplagen doen me lachen. 20.000 romans is veel. Een enkele tv-uitzending bereikt 50 maal zoveel mensen en een krant 10 keer meer’.Ga naar eindnoot14 | |
Harry Mulisch.In dit koor van schrijvers zingt Mulisch een eigen toontje. Zijn standpunt komt hierop neer, dat een goede roman geen invloed kan uitoefenen. Wanneer men wel invloed uitoefent door middel van het woord, doet men dat door slechte romans of beschouwingen. ‘“De negerhut van oom Tom”, die heeft bijvoorbeeld onbetwistbaar wel een rol gespeeld in het op gang brengen van het emancipatieproces van de negers in de Verenigde staten, maar dat was dan ook een slechte roman’.Ga naar eindnoot15 Hoewel Mulisch een vurig aanhanger van Castro genoemd kan worden, is hij kennelijk nog niet zo ver, dat hij zijn schrijverschap ondergeschikt maakt aan de revolutie door slechte romans te schrijven. | |
Jacq. Firmin Vogelaar.Men kan de jongste generatie schrijvers verdelen in twee groepen. De eerste is die van de vertellers van vaak absurde verhalen. Bij hen is geen sprake van een duidelijk politiek of maatschappelijk engagement. De andere groep is die van de marxistische auteurs, die heel uitgesproken politiek- en maatschappelijk- links georiënteerd zijn. Een van de belangrijkste van deze linkse schrijvers is Jacq. Firmin Vogelaar die van mening | |
[pagina 212]
| |
is, dat de literatuur een duidelijke invloed kan uitoefenen. ‘De literatuur kan geen regering doen vallen, maar ze kan wel sleutelen aan de mentaliteit die bepaalde regeringen mogelijk maakt. Het verzet tegen de maatschappij is een prelude op wat komen moet’.Ga naar eindnoot16 Vogelaar beweegt zich de laatste tijd meer en meer op essayistisch terrein, omdat daar meer mogelijkheden zijn om ideeën en meningen uit te werken dan in verhalen en romans. | |
Gerrit Kouwenaar.Wanneer de dichter Gerrit Kouwenaar zijn mening wil geven over de invloed van de literatuur, gebruikt hij daarvoor een citaat uit een artikel in het weekblad ‘Vrij Nederland’ van Johan Phaff: ‘Kunstenaars zijn niet in de eerste plaats vervuilers of veredelaars, maar aanstichters, prikkelaars, zichtbaarmakers en (altijd nog ongewapende) ordeverstoorders’.Ga naar eindnoot17 |
|