Een boos en overspelig geslacht. Moderne literatuur als teken des tijds
(1975)–Gert Slings– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 176]
| |
VIII. Het engagement in de moderne literatuur1. Van tendens naar engagementHet begrip tendens.Men kan in het algemeen stellen, dat veel schrijvers hun gedachten, ideeën en gevoelens aan het papier toevertrouwen met de bedoeling in hun lezers iets teweeg te brengen. Hierbij wordt hun kunst in dienst gesteld van een ideologie, een boodschap of een moraal. Wanneer die boodschap bewust in de kunst wordt gelegd spreken we van tendens of strekking. Hierbij heeft de kunstenaar de bedoeling voor een bepaalde zaak propaganda te maken of ertegen te ageren. Wanneer een schrijver zijn werken bewust niet dienstbaar wil maken aan een boodschap, spreken we van l'art pour l'art of de kunst om de kunst. In het vervolg wordt in verband met het begrip tendens wel gesproken van ethicisme, waarbij de kunst een ethische functie vervult d.w.z. in dienst staat van een bepaalde moraal. Wanneer iedere tendens wordt afgewezen spreken we van estheticisme. Hierbij wordt de schoonheid nagestreefd of in ieder geval een doel dat binnen de kunst ligt en niet in een moraal, boodschap of ideologie.
Het begrip tendens heeft een hele geschiedenis door gemaakt.Ga naar eindnoot1 Men kan aanvoeren, dat iedere literatuur een bepaalde strekking bezit en een bepaalde bedoeling heeft, onafhankelijk van eventuele bedoelingen van de auteur. Immers iedere schrijver die werkelijk iets te zeggen heeft, propageert bewust of onbewust een bepaalde wereldbeschouwing of een bepaalde moraal, omdat de mens zonder uitzondering uiteindelijk gedreven wordt door een geest, die óf van boven komt óf uit de afgrond. Wanneer we zo redeneren, valt hieronder ook de kunst-om-de-kunst-literatuur. Toch | |
[pagina 177]
| |
wordt over het algemeen het begrip tendens verbonden met een bewuste bedoeling iets in de wereld te veranderen. Binnen het begrip tendens zijn wel verschillende gradaties mogelijk. Zo moeten we onderscheid maken tussen een roman met een tendens, waarbij de tendens geen overheersende plaats inneemt, én een tendensroman, waarbij dat wel het geval is. Bij de tendensroman wordt de literatuur gebruikt, of misbruikt zo men wil, om iets te bepleiten of ergens tegen te protesteren. Een bekend voorbeeld van zo'n tendensroman is ‘Don Quichotte de la Mancha’ van Cervantes. Hierin wordt een aanval gedaan op de overdreven ridderromans die door het Spaanse volk werden verslonden. Door deze belachelijk te maken heeft Cervantes bereikt, dat de animo voor de ridderromans aanmerkelijk daalde. Ook de ‘Max Havelaar’ is een tendensroman, bedoeld om propaganda te maken voor de zaak van de verdrukte Javaan en voor eerherstel van de schrijver. In beide gevallen hebben we te maken met meesterwerken, waarvan de waarde is gebleven, ook nadat de problematiek aan actualiteit heeft ingeboet. Wanneer we de literatuurgeschiedenis nagaan, kan vastgesteld worden, dat eigenlijk door het christendom aan de literatuur een duidelijke ethische impuls werd gegeven. De tendens valt dan veelal samen met lering, onderwijzing, oproepen tot deugdzaamheid door middel van een moraal. Over het feit van de aanwezigheid van een tendens bestaan lange tijd geen problemen, totdat we in de 19de eeuw een socialisering van de tendens constateren. Sindsdien is er over de tendens strijd gevoerd. Enerzijds waren er literatoren die helemaal niets van een strekking wilden weten. Het waren de priesters der kunst die zich verzetten tegen elke vorm van dienstbaarheid, aanhangers van de leus: kunst om de kunst. Anderzijds waren er de aanhangers van het socialisme voor wie de tendens veelal centraal stond. Zij wilden met hun werken trachten veranderingen te bewerkstelligen in de maatschappelijke verhoudingen. | |
Het begrip engagement.Mede door de literaire kritiek kwam het begrip tendens in diskrediet. Na de oorlog ontwikkelde zich bij de | |
[pagina 178]
| |
schrijvers een gevoel van verbondenheid met en verantwoordelijkheid voor het lot van de medemens. De auteur wordt zich kennelijk meer dan voorgaande generaties bewust van zijn politieke en sociale verantwoordelijkheid. Hierdoor is hij vaak genoodzaakt zich persoonlijk en daadwerkelijk met actuele problemen in te laten. Hij voelt zich verbonden met het maatschappelijke gebeuren in de ruimste zin. Voor deze betrokkenheid op de tijdsproblemen heeft men niet meer de term tendens aangehouden, maar gekozen voor een andere nl. engagement, wat ongeveer wil zeggen: verbondenheid. Het is een ruimer begrip dan tendens. Een geëngageerde roman verraadt de opstelling van de schrijver tegenover de maatschappelijke problemen, wat niet wil zeggen, dat hij zijn werk ondergeschikt maakt aan zijn bedoeling. Wanneer een modern schrijver zich teveel onderwerpt aan een bepaalde propaganda kan zijn roman tot een tendensroman worden. In plaats van engagement gebruikt men ook wel de term littérature engagée, waarvan Anthonie Donker de volgende definitie gaf: het is dié literatuur, die afhankelijk is van de uit de tijdsproblemen geboren levenshouding, in tegenstelling dus met de kunstwerken die juist opvallen door hun ontheven zijn aan de tijd, door hun tijdloosheid. | |
De tendens in de Middeleeuwen.In de middeleeuwse literatuur is onomwonden een moralistisch-didactisch element aanwezig. Dit is te herleiden tot de Romeins-Christelijke beschaving, waarin bijvoorbeeld de heiligenlevens een regelrechte aanprijzing waren van christelijke deugden. Daar komt natuurlijk nog een element bij, namelijk de kennelijk aangeboren behoefte van de Nederlander om als schoolmeester of als dominee op te treden en zijn toehoorders te beleren en te bepreken. Het moraliserende karakter van de middeleeuwse werken hangt ook samen met de opkomst van de burgerij, de derde stand, die vooral in het begin bijna helemaal analfabeet was. Langzamerhand komt daarin verandering en ontwikkelen de burgers zich naar het voorbeeld van de geestelijkheid. Deze had eeuwenlang | |
[pagina 179]
| |
het alleenrecht genoten van het lezen en schrijven. De waarheid van de leus: kennis is macht, begon nu ook tot de burgerij door te dringen. Vandaar dat een dichter als Jacob van Maerlant (ca. 1235-1300) voor de derde stand grote gedichten schreef met een sterk didactische, onderwijzende inslag. In zijn ‘Rijmbijbel’ wilde hij het volk de hoofdzaken van de bijbelse geschiedenis bijbrengen. Verder schreef hij een soort biologieboek en een geschiedenisboek, beide op rijm nl. ‘Der Natueren Bloeme’ en ‘Spieghel Historiael’, waaruit de burgers de nodige algemene ontwikkeling konden halen. Zo werd deze ‘vader der dietse dichteren algader’ een volksopvoeder bij uitnemendheid, wiens gedichten een bewuste reactie waren op de ridderromans die alleen maar verhalen bevatten. Deze berustten meestal niet op waarheid terwijl een duidelijke les veelal ontbrak. Ze waren meer tot vermaak dan tot lering geschreven. De dichters uit de burgerij koesterden daarvoor slechts minachting. De tendens was voor de middeleeuwse dichters en later ook voor de Rederijkers in mindere mate, van grote betekenis, hoewel het begrip tendens door hen niet werd gebruikt. | |
De tendens in de Renaissance.Was de middeleeuwse mens veelal geneigd op elk gebied gezaghebbende normen te aanvaarden, ook wanneer die hem door de literatuur werden voorgehouden, in de daarop volgende periode zien we dat het absolute gezag van de roomse kerk langzamerhand afbrokkelde en daarmee de christelijke moraal. De macht van de adel en geestelijkheid werd steeds meer ondermijnd door allerlei factoren. De bloeitijd van de adel was voorbij, bij de geestelijken waren vele misstanden aan het licht gekomen, de derde stand kreeg meer ontwikkeling en welvaart, maar ook meer macht door de grote uitvindingen van kompas, buskruit en boekdrukkunst. Een gevolg van de grotere ontwikkeling van de burgers en het toenemen van de vrije tijd was, dat men meer aandacht begon te schenken aan de schoonheid in de literatuur onder invloed van de klassieke schrijvers. Stond de middeleeuwse literatuur bijna geheel | |
[pagina 180]
| |
in het teken van de stichting, lering en een beetje vermaak, in de Renaissance werden veel didactische elementen als ballast uitgestoten, waarbij vooral het religieuze element aan betekenis inboette. Dit betekent niet dat in deze periode de tendens verdwijnt, want de traditie van de Middeleeuwen werkt in de Renaissance door in de werken van bijvoorbeeld Huygens en Cats, van wie vooral de laatste een uitzonderlijk belangrijke rol heeft gespeeld in de ontwikkeling van het volk. Cats kan beschouwd worden als een moralist bij uitnemendheid, en dat veelal in positieve zin. In de 17de en 18de eeuw zien we de rationalisering van de tendens zich voortzetten. Het absolute christelijke ideaal en het zich onderwerpen aan een vast en kenbaar gebod worden steeds meer problematisch. Bij een moralist als vader Cats zien we de lijn van de Middeleeuwen zich voortzetten, maar bij vele anderen wordt geen beroep meer gedaan op onderwerping aan vaste regels ontleend aan de religie. Zij doen een appèl op het redelijke denken, op de ratio, het verstand, vandaar de term rationalisering van de tendens. Onder invloed van het rationalisme van de 18de eeuw zien we de tendens veelal samenvallen met een pleidooi voor deugdzaamheid. Zo betoogt de Duitse schrijver Lessing (1729-1781): ‘Welnu, zo moet het dan één van de eerste plichten van de dichter zijn, dat hij alleen voor werkelijk deugdzame daden bewondering wekt’. Deze deugdzaamheid is kenmerkend voor de 18de eeuw, de eeuw der rede, van het onbeperkte vertrouwen op het menselijk verstand. Dit rationalisme beïnvloedde de opvattingen over de godsdienst en het gedrag, waarbij deugd en het burgerlijk fatsoen hoog in het vaandel geschreven stonden. Men had een optimistische kijk op het leven. De literatuur kon ertoe bijdragen zonde en onwetendheid te verdrijven door een beroep te doen op de redelijkheid van haar lezers. | |
Socialisering van de tendens.In de 19de eeuw zien we de sociale verhoudingen in de literatuur opduiken. Door de industriële revolutie ontstonden grote fabriekscentra, doordat vele plattelandbe- | |
[pagina 181]
| |
woners naar de steden trokken. Deze opeenhoping van arbeiders veroorzaakte erbarmelijke woonomstandigheden in de krottenwijken, terwijl de werkomstandigheden niet minder erg waren. Kinderarbeid was een normaal verschijnsel. Door het optreden van onder andere Marx werd de klassenstrijd steeds heviger, en ontstond een sociaal besef dat een ontwikkeling in gang zette om door sociale wetgeving aan de misstanden een einde te maken. Deze ontwikkeling ging niet aan de literatuur voorbij. We zien werken ontstaan, waarin de maatschappelijke wantoestanden op realistische wijze in de openbaarheid werden gebracht. Hierom kunnen we in de 19de eeuw spreken van een socialisering van de tendens. Nadrukkelijker dan in de voorafgaande, rationalistische periode wordt de literatuur door sommige schrijvers in dienst gesteld van de verheffing van het proletariaat. Vanzelfsprekend ontstond hiertegen een omvangrijk verzet. Goethe bijvoorbeeld geeft daarvan uiting, wanneer hij opmerkt: ‘Elk kunstwerk zal, wanneer het goed is, op het zedelijk leven van de mensen invloed oefenen, maar wanneer iemand een zedelijk doel van de kunst eist, dan begrijpt hij niet, dat hij voor de kunstenaar zijn handwerk bederft’. Vanaf het moment dat de sociale tendens in de literatuur haar intrede doet, ontstaat er strijd over de tendens in het algemeen. Reeds tijdens de Franse Revolutie ontwikkelde zich de gedachte van l'art pour l'art, de kunst om de kunst, waarin een principieel verzet tegen de tendens tot uitdrukking kwam. In ons land zien we de Tachtigers dit principe overnemen. Bij hen kunnen we niet direct spreken van een verzet tegen de sociale tendens, omdat die in ons land eigenlijk alleen maar in de werken van Jacob Jan Cremer en Multatuli voorkomt. Cremer had zich bijvoorbeeld gericht tegen de kinderarbeid in zijn boek ‘Fabriekskinderen’ (1863). De Tachtigers richtten zich veel eerder tegen de zogenaamde domineespoëzie van mensen als Beets en Ten Kate met hun nuttigheidsprincipe en moraliserende tendens. | |
De ontwikkeling in onze eeuw.In verschillende literaire richtingen handhaaft zich de l'art pour l'art-gedachte, hoewel het geen pro- | |
[pagina 182]
| |
grampunt meer is. Anderzijds zien we duidelijk de sociale tendens zich handhaven en uitbreiden in het latere werk van Herman Gorter, tevens in de publikaties van Henriëtte Roland Holst-Van der Schalk, A. van Collem, C.S. Adama van Scheltema en J.H. Speenhoff. In hun werken staat de sociale tendens centraal onder invloed van het socialistisch realisme in de moderne Russische letterkunde, waarover later. In de Tweede Wereldoorlog lijkt het erop of alleen de zogenaamde geuzenpoëzie recht van bestaan heeft en dat iedere kunstuiting die de schoonheid tot doel heeft, wordt verworpen. Het is begrijpelijk, dat in een dergelijke situatie van leven of dood de literatuur grotendeels in dienst komt te staan van de strijd tegen de bezetters. Na de oorlog zien we de oude polemiek tussen estheticisme en ethicisme weer opgevat. En die strijd zal er altijd wel blijven. In werkelijkheid is deze zaak niet zo simpel als men op het eerste gezicht zou denken. Het is onjuist te menen, dat er maar twee mogelijkheden zouden zijn nl. tendens of l'art pour l'art. Het komt voor, dat men zich tegen de tendens verzet om de literatuur te bevrijden van een moralistische dwang. Vooral wanneer die tendens een dekmantel moet zijn om gebrek aan ideeën en talent te verbergen. Anderzijds betekent het volgen van het l'art pour l'art-principe niet, dat de schrijver met zijn werk geen bedoeling zou hebben. Een groot gevaar voor het te nadrukkelijk gebruiken van de tendens is dat deze het werk overwoekert. We denken hierbij ook aan de zogenaamde bekeringsroman, waarin de schrijver soms meer propagandist is dan profeet. Onder invloed van Sartre is de strijd om het begrip tendens vandaag op de achtergrond geraakt en is er een nieuw begrip in de belangstelling gekomen namelijk de litterature engagée. We hebben aan de ontwikkeling van tendens naar engagement uitvoerig aandacht geschonken, niet alleen omdat het een boeiende ontwikkeling is die de strijd om het engagement beter doet verstaan, maar ook omdat het een bepaalde kijk oplevert op de invloed die literatuur kan uitoefenen. Het blijkt dat van oude tijden | |
[pagina 183]
| |
af men een intuïtieve overtuiging heeft gehad dat de literatuur dienstbaar kon worden gemaakt aan een bepaalde zaak. Voor de taxatie van de moderne literatuur is deze constatering van belang. |