Een boos en overspelig geslacht. Moderne literatuur als teken des tijds
(1975)–Gert Slings– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 163]
| |
5. Het gebruik van schuttingwoordenDe aard van het schuttingwoord.De moderne literatuur kenmerkt zich onder andere door veelvuldig gebruik van schuttingwoorden. Een verschijnsel, dat vanzelfsprekend in nauw verband staat met het onverbloemde beschrijven van sexuele handelingen.Ga naar eindnoot6 De schuttingwoorden ontlenen hun naam aan de plaats waar men ze kan aantreffen, namelijk in urinoirs en op schuttingen, waarschijnlijk daar aangebracht door pubers of volwassenen met puberale neigingen. Hoe men er ook over moge denken, ze behoren tot de Nederlandse taalschat al worden ze door fatsoenlijke Nederlanders, althans in gezelschap, bewust gemeden. Men kan ze in de grote woordenboeken tegenkomen, sinds kort ook in Koenen, waarvan de laatste druk ‘ontkuist’ is. De schuttingwoorden hebben betrekking op lichaamsdelen en lichaamsfuncties die in het dagelijkse leven voor velen taboe zijn, waarover niet in het openbaar mag worden gesproken. Het zijn woorden die men in beschaafd gezelschap liever vermijdt, omdat ze beschouwd worden als vies, onbehoorlijk en onbeschaafd. De vraag kan gesteld worden, hoe het komt dat deze woorden niet tot de actieve taalschat van beschaafde Nederlanders behoren. Toch niet alleen om de organen en functies die ermee worden aangeduid. Immers voor dezelfde zaken hebben we ook nette woorden, veelal aan het Latijn ontleend. Deze fatsoenlijke woorden hebben echter een bijna klinische, verstandelijke betekenis en waarde, waardoor ze zonder blozen kunnen worden gebruikt. Ze nemen de plaats in van een beschaafd-Nederlands vocabulaire dat onze taal niet rijk is. Die Latijnse woorden missen de sterke gevoelswaarde en de expressieve kracht van het schuttingwoord. Dat die gevoelswaarde van grote betekenis is, blijkt bij het lezen van een obsceen of onzedelijk boek in een vreemde taal. Hierbij is voor iemand die deze taal niet door en door kent, de gevoelswaarde vaak ontoegankelijk, zodat men zich afvraagt, wat dan zo verwerpelijk is aan een dergelijk boek, behalve de beschreven situaties. Wanneer het verschil tussen nette woorden en schuttingwoorden | |
[pagina 164]
| |
inderdaad de gevoelswaarde is of de expressiviteit, dan komt de vraag op, waarom het ene woord voor dezelfde zaak die gevoelswaarde heeft en het andere woord niet. Het is moeilijk op deze vraag een bevredigend antwoord te vinden. Er zijn immers woorden die vroeger als plat en onfatsoenlijk werden vermeden, terwijl ze vandaag volkomen geaccepteerd zijn. Het woord ‘aars’ bijvoorbeeld werd als verwerpelijk beschouwd, terwijl het vandaag in ‘aarzelen’ zelfs een plechtig trekje bezit. Andersom zijn vroeger gangbare woorden die zelfs in de Statenvertaling een plaats kregen nu niet meer beschaafd. De plastische uitdrukking: ‘een iegelijk die aan de wand pist’ werd vervangen door het neutrale ‘al wat mannelijk is’ (bv. 1 Sam. 25:22 en 34). Waarom het ene woord volmaakt onschuldig bevonden wordt en een ander voor dezelfde zaak als vies en onbehoorlijk wordt beschouwd, is moeilijk te verklaren. Feit is dat iedere taal dergelijke schuttingwoorden kent. Het gaat bij het gebruik van schuttingwoorden in de moderne literatuur om de geestesgesteldheid die achter die woorden ligt. Het is een symptoom van de normloosheid: wij aanvaarden geen enkele norm, ook niet op het gebied van de woorden. | |
Het schuttingwoord in de oudere literatuur.In de literatuur van de Middeleeuwen, met name in de kluchten, is het gebruik van schuttingwoorden schering en inslag. De toespelingen op de sexuele functies zijn velerlei, zoals ook in de Reinaert het geval is. Nu kan men opmerken, dat dit een ruwe, onbeschaafde periode is geweest. Maar wat dan te denken van onze grote 17de-eeuwse dichters als Hooft, Bredero, Huygens en Cats? Ook in verschillende van hun werken zijn schuttingwoorden niet ongebruikelijk. Ze hebben wellicht een meer bewuste functie dan in de Middeleeuwen nl. een humoristische. Na de Renaissance komen we in de nette, beschaafde pruikentijd van de 18de eeuw, waarin naar Frans voorbeeld iedere platvloersheid verboden was. Regelmaat, kiesheid en zuiverheid van taal stonden voorop. Sindsdien is het gebruik van schuttingwoorden in de officiële literatuur steeds minder geworden. | |
[pagina 165]
| |
Het schuttingwoord in de moderne literatuur.Met de sexuele revolutie na de Tweede Wereldoorlog is het schuttingwoord weer in zwang gekomen. Eén van de eerste auteurs die het onverbloemd een plaats in zijn werken gaf naar buitenlands voorbeeld was Van het Reve, zoals in ‘De avonden’. Het doorbreken van het taboe van het woordgebruik hangt samen met het opruimen van talrijke andere verbodsborden. Zonder enige reserve maken na Van het Reve vele jonge auteurs gebruik van woorden die tot nu toe tot het taalgebruik van pubers en achterbuurtbewoners hebben behoord. Ongetwijfeld houdt het gebruik van schuttingtaal door de moderne schrijvers verband met het wegvallen van normen, ontleend aan het Woord van God, en met het gesignaleerde verzet tegen de gevestigde orde. De voornaamste aantrekkingskracht van het gebruik van vieze woorden ligt in de grote expressieve kracht die ze bezitten, juist omdat ze verband houden met de instinctieve en primitieve zijde van het leven, waarop nog steeds een taboe ligt. Wolkers heeft eens opgemerkt in dit verband: ‘In het dagelijks leven druk je je ook niet zo plechtig uit. De gewone woorden, dat zijn goeie woorden. Vroeger heeft de bourgeoisie zich ervan ge distancieerd en Latijnse woorden gebruikt. Maar dat is flauwe kul. Mijn woorden zijn die het volk eraan gegeven heeft. De schuttingwoorden zijn de goeie woorden’. Het gebruik van schuttingtaal kan ook een uiting zijn van opstandigheid, van rebellie tegen de maatschappelijke regels die men als een uiting van schijnheiligheid en bedrog beschouwt. De eerlijkheid en waarachtigheid, zoals die vandaag hoog gewaardeerd worden, laten niet toe, dat men een taaltje hanteert, dat herinnert aan de alkoofmentaliteit die men juist zo verfoeit. Het is een uiting van onafhankelijkheid, waarmee men de ouderen tegen de schenen kan schoppen. | |
Het schuttingwoord als sexuele prikkeling.Nog een oorzaak kan genoemd worden die de moderne auteurs aanleiding gaf om de verboden taalschat aan te boren. Het is een algemeen bekend verschijnsel, dat het gebruik van vieze woorden het sexuele instinct kan prikkelen. Door het aanwenden van een speciaal vocabu- | |
[pagina 166]
| |
laire dat sterk geladen is vooral door directheid en beeldend karakter kan de lezer tot sexuele opwinding worden gebracht. Door het bezigen van schuttingwoorden is de schrijver namelijk in staat de organen, handelingen en functies in details af te schilderen.Ga naar eindnoot7 Op grond hiervan moet veel van de moderne literatuur gerekend worden tot de pornografie. Nu kan men tegenwerpen, dat het in de pornografie alleen maar gaat om de erotische weerklank in de lezer te stimuleren en dat al het andere, als taalgebruik en compositie, aan die prikkeling ondergeschikt zijn. Het is inderdaad zo, dat er een opvatting bestaat, dat het uitvoerig beschrijven van sexuele situaties, al of niet prikkelend, toegestaan is zolang het een literaire functie heeft. Wanneer we ervan uitgaan, dat er verschillende graden in de pornografie kunnen worden onderscheiden, zouden we in het raam van de moderne literatuur wellicht kunnen spreken van literaire pornografie. Hierbij moet ook in rekening worden gebracht, dat het prikkelend karakter mede afhankelijk is van de prikkelbaarheid van de lezer. Een onervaren puber zal heel anders op een erotische beschrijving reageren dan een arts of sociaal werker. Tenslotte moet nog vermeld worden, dat is gebleken, dat de verkoopwaarde van een boek stijgt, naarmate er meer obscene situaties in voorkomen. Als een dergelijk werk dan ook nog verfilmd wordt, kan het schrijven van literaire pornografie een lucratieve bezigheid zijn. (bv. ‘Turks fruit’ van Wolkers.) Vuilbekkerij en smerige uitdrukkingen worden door de Schrift verboden. ‘Maar thans moet gij dit alles wegdoen: toom, heftigheid, kwaadaardigheid, laster en vuile taal uit uw mond’ (Col. 3:8). Op een andere plaats staat te lezen: ‘Maar van hoererij en allerlei onreinheid of hebzucht mag onder u zelfs geen sprake zijn, zoals het heiligen betaamt, en evenmin van onwelvoegelijkheid en zotte of losse taal, die geen pas geven, doch veeleer dankzegging’ (Ef. 5:3, 4). Op grond hiervan belijden wij in zondag 41 van de Heidelberger: ‘daarom verbiedt Hij alle onkuise daden, gebaren, woorden, gedachten, lusten, en wat de mens daartoe trekken kan’. |
|