Een boos en overspelig geslacht. Moderne literatuur als teken des tijds
(1975)–Gert Slings– Auteursrechtelijk beschermd2. De angst en wanhoop bij SartreDe angst een bij uitstek menselijk verschijnsel.Bij Sartre is de angst niet een bijkomstige zaak, maar ze is essentieel voor het menselijk bestaan. Het is een bij uitstek menselijk verschijnsel, dat te maken heeft met het zelf ontwerpen van zijn toekomst in volle verantwoordelijkheid. De mens is zijn eigen wetgever die in eenzaamheid zonder hulp van anderen, laat staan van de Ander, zijn beslissingen moet nemen en zijn keuze moet maken. Angst is ten nauwste verbonden met vrijheid. Wanneer een mens is vastgebonden, dus zijn vrijheid kwijt is, behoeft hij niet beangst te zijn in een afgrond te storten. Maar de existentiële mens is niet gebonden, hij is vrij in zijn handelen. Er zijn voor hem geen stel- | |
[pagina 138]
| |
regels, waarnaar hij zijn doen en laten kan richten en die zijn gedrag kunnen rechtvaardigen. De mens is in feite zijn eigen toekomst die door niemand en niets vooraf kan worden vastgesteld. In zijn angst kiest de mens zijn eigen weg en zijn eigen mogelijkheden, waarbij hij nooit van te voren zeker kan zijn van resultaat. | |
‘De muur’.Van het optreden van angst als aanduiding van de menselijke vrijheid heeft Sartre een uitvoerige beschrijving gegeven in zijn verhaal ‘De muur’, het titelverhaal van een bundel met vijf novellen uit 1939.Ga naar eindnoot6 Het speelt tijdens de Spaanse burgeroorlog in een dodencel, waarin een aantal terdoodveroordeelden de nacht doorbrengt voor hun executie. Een Belgische arts komt hun zogenaamd bijstand verlenen, maar in werkelijkheid is het hem er alleen om te doen hun wanhoop en angst te observeren. De hoofdpersoon, Pablo Ibbieta, constateert veelal angstverschijnselen bij zijn metgezellen, waartegenover hij een houding aanneemt van gelatenheid, vermengd met minachting. Toch vertoont ook hij symptomen van grote angst. In de koude, tochtige cel stelt hij vast, dat hij baadt in het zweet, hoewel hij zich van zijn angst niet sterk bewust is. ‘Al minstens een uur liep het water in straaltjes langs mijn lichaam en ik had er niets van gemerkt’. Hij weigert van de dokter iedere vorm van verdoving door sigaretten of alcohol om de veranderingen die zich in hem voltrekken met een helder bewustzijn vast te stellen. Zo komt het dat hij in de gaten heeft dat de arts hem bespioneert. ‘Maar het was dat Belgische zwijn niet ontgaan; hij had de druppels over mijn wangen zien rollen en bij zichzelf gedacht: dat zijn de symptomen van een bijna pathologische angsttoestand; en hij was er trots op geweest dat hij normaal was, omdat hij het koud had’. Pablo ziet in deze ure des doods zijn leven aan zijn geest voorbij trekken en een massa herinneringen zonder enige ordening komen met grote helderheid in hem op. ‘Nu op dit ogenblik had ik het gevoel alsof ik mijn hele leven voor mij zag en ik dacht: “Het is een vervloekte leugen”. Het was waardeloos omdat het voorbij was. Ik vroeg mij af, hoe ik toen had kunnen wandelen en had | |
[pagina 139]
| |
kunnen pret maken met meisjes: ik zou geen vinger uitgestoken hebben, als ik geweten had dat ik op deze manier zou sterven’. De dood had voor hem zijn verleden kleurloos gemaakt. Ten diepste was hij reeds gestorven, omdat het leven voor hem waardeloos geworden is, iets waarin geen verandering zou komen ook al kreeg hij gratie. Hij is zich van de existentiële draagwijdte van de veranderingen die zich in hem voltrekken volkomen bewust. ‘In de toestand waarin ik verkeerde zou het mij volkomen koud gelaten hebben, wanneer men mij was komen zeggen, dat ik rustig naar huis kon gaan, dat ik mocht leven: een paar uur wachten of een paar jaar maakt geen verschil meer, als je de illusie verloren hebt dat je eeuwig zult bestaan. Ik hechtte nergens meer aan, in zekere zin was ik kalm. Maar het was een afgrijselijke kalmte - dat kwam door mijn lichaam: ik zag met zijn ogen, ik hoorde met zijn oren, maar mijn lichaam dat was ik zelf niet meer; het zweette en trilde helemaal vanzelf en het was mij totaal vreemd geworden. Ik moest het bevoelen en bekijken, om te weten hoe het ermee stond, alsof het het lichaam van een ander geworden was.’ We zien dat in deze toestand van doodsangst zich de geest als het ware reeds heeft losgemaakt van het lichaam dat hij als iets vreemds ervaart, als een voorwerp, waarmee hij geen relatie onderhoudt. Maar dat niet alleen, het krijgt ook iets vijandigs. ‘Alles wat van mijn lichaam kwam had iets weerzinwekkends en onbetrouwbaars. De meeste tijd was het stil, hield het zich koest en ik voelde niets anders meer dan een soort zwaarte, een walgelijke zwaarte, die tegen mij aandrukte; ik had het gevoel dat ik aan een reusachtig ongedierte vast zat’. | |
Zijn ‘verraad’.Wanneer het licht geworden is, worden zijn kameraden gehaald om geëxecuteerd te worden, maar tot zijn grote verbazing moet hij blijven. ‘Ik begreep niet wat me overkwam, maar ik had liever gehad dat zij er meteen een eind aan maakten. Ik hoorde de salvo's met bijna regelmatige tussenpozen’. Na een uur komen ze hem halen en vragen naar de verblijfplaats van een vriend. Pablo kan zijn leven redden door zijn vriend te verraden. | |
[pagina 140]
| |
Hij denkt daar niet over. Om zijn vijanden voor de gek te houden, geeft hij een verkeerde plaats op. ‘“Ik weet waar hij is”, zei ik. “Hij heeft zich op het kerkhof verstopt. In een graf of in een hut van de doodgravers”’. Even voordat hij gefusilleerd zal worden, krijgt hij uitstel. Het blijkt, dat zijn kameraad inderdaad op de door hem verzonnen schuilplaats is aangetroffen. Deze was daar 's nachts naar toegegaan, omdat hij na een ruzie niemand meer tot last wilde zijn. Men zou zich kunnen voorstellen, dat de hoofdfiguur zich nu opgelucht zou voelen. Het is immers een bekend verschijnsel, dat men zich na een diepe angst opgelucht en bevrijd voelt in een soort euforie, een zinsverrukking. Hij kon er immers niets aan doen, dat zijn vriend was gegrepen en in een vuurgevecht neer geschoten. Het was zijn bedoeling niet geweest, integendeel, hij wilde de vijand een loer draaien. Wanneer Pablo hoort, dat ze zijn vriend op het kerkhof hebben aangetroffen en doodgeschoten, wordt hij duizelig, valt op de grond en barst in een hevige lachbui los: ‘Alles begon te draaien en ik kwam weer tot mezelf toen ik op de grond zat: ik lachte zo hard dat de tranen in mijn ogen kwamen’. Hiermee eindigt deze novelle. | |
Dubbele zinloosheid.Voor hem was het leven waardeloos geworden en hij had zich al verzoend met de gedachte, dat hij met zijn vrienden de kogel zou krijgen. Nu kreeg hij in zoverre gratie, dat een normale rechtbank over zijn lot zou beslissen. Wanneer hij dit verneemt, is zijn houding tweeslachtig. Enerzijds is hij enigszins opgelucht en blij, dat hij aan de dood is ontsnapt, anderzijds ziet hij er als een berg tegenop, dat hij zijn zinloze bestaan nog verder moet voortslepen. Hij had immers de illusie verloren, dat er een bestaan was na dit leven. Vandaar de duizeligheid aan het slot van het verhaal. Zijn leven was voor hem waardeloos geworden. Dat was hij zich met grote helderheid bewust geweest. Daarbij kwam de zinloosheid van de dood van zijn vriend. Het was als het ware een dubbele zinloosheid, immers niet alleen zijn vriend was door een toeval ontdekt en omgekomen ten gevolge van een verraad dat | |
[pagina 141]
| |
geen verraad was, ook voor hem zelf is de situatie niet onverdeeld gunstig. Hij wordt namelijk niet in vrijheid gesteld, maar zal door een normale rechtbank worden veroordeeld met de kans dat alles slechts uitstel van executie is geweest. Er is dus geen reden voor een euforie na de nacht van dodelijke angst, waarin hij zich bewust werd van de zinloosheid van het leven en van zijn dood. De hoonlach aan het slot is voor hem de enige zinvolle reactie op de absurditeit van zijn situatie, op de absurditeit van zijn leven. | |
Keuze in vrijheid.In zijn angst in de nacht voor de executie in de dodencel stond de hoofdfiguur in zijn eenzaamheid open voor de dood en het besef van de dood. Verder stond hij open voor het vrij zijn om de stem van het geweten te beluisteren. Deze vrijheid was eerst aanwezig toen hij door de angst de banden met zichzelf en met zijn verleden had doorgesneden. Wanneer hij een kwartier krijgt om in zijn eenzaamheid te overwegen of hij zijn vriend zal verraden, komt hij in vrijheid en in eigen verantwoordelijkheid tot een besluit: hij zal zijn vriend niet verraden. ‘Wat mij bezig hield was de vraag naar de reden van mijn gedrag. Ik wilde liever sterven dan Gris uit te leveren. Waarom? Ik gaf niets meer om Ramon Gris. Mijn vriendschap voor hem was kort voor het aanbreken van de dag gestorven, tegelijk met mijn liefde voor Concha, tegelijk met mijn wil tot leven. Natuurlijk had ik nog steeds achting voor hem, hij was een keiharde kerel. Maar dat was niet de reden, waarom ik bereid was in zijn plaats te sterven; zijn leven was niet meer waard dan het mijne, geen enkel leven had waarde. Ze zouden een man tegen de muur zetten en op hem schieten tot hij er aan kapot ging: of ik deze man was of Gris of iemand anders bleef precies hetzelfde. Ik was mij ervan bewust dat hij van meer nut kon zijn voor de Spaanse zaak dan ik, maar ik gaf geen steek meer om Spanje of het anarchisme: niets was meer van enig belang. En toch was het zo, dat ik mijn huid kon redden door Ramon Gris te verraden en dat weigerde ik te doen’. Pablo Ibbieta slaat niet voor zijn verantwoordelijkheid op de vlucht. Alles heeft voor hem zijn betekenis verloren, de band met | |
[pagina 142]
| |
het verleden, met zijn medestrijders en met zichzelf. En in zijn angst kiest hij in vrijheid, maar zijn keus leidt niettemin tot de dood van zijn vriend. Een treffende illustratie van de angst in de moderne literatuur, maar ook van de zinloosheid van elk menselijk handelen. |