Een boos en overspelig geslacht. Moderne literatuur als teken des tijds
(1975)–Gert Slings– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 134]
| |
VI. De angst en wanhoop in de moderne literatuur1. Oorzaken van angst en wanhoopHet wegvallen van verleden en toekomst.Vooral in de negentiende eeuw zien we het proces op gang komen, waarbij de moraal wordt losgemaakt van de religie en tot een autonoom geheel wordt verheven. Aan het optimistische vooruitgangsgeloof met het triomfantelijke gevoel dat men het hele leven kan beheersen, komt een einde. Wat Nietzsche na zijn fanatieke aanvallen op het verburgerlijkte christendom nog overeind liet staan, werd door Freud verder omvergehaald. De Europese mens voelt zichzelf al wankelen, wanneer hij in de negentiende eeuw zijn grootste krachtsexplosie bereikt en waarbij het lijkt op één lange sinterklaasavond, waarin de ene verrassende uitvinding na de andere de verbaasde mensheid in de schoot werd geworpen.Ga naar eindnoot1 Er ontstaat een cultuurcrisis die vooral bij de kunstenaars op te merken is, wanneer die de heersende normen en waarden niet meer aanvaarden en in principe alleen komen te staan. Ze worden op hun eigen denken en voelen teruggeworpen, doordat zij de betrekkelijke veiligheid en beschutting van de vaste leefregels en waarderingsnormen zijn kwijt geraakt. De burgers die misschien onbewust aan deze normen en waarden blijven vasthouden, hebben niet zoveel last van eenzaamheid en angst, hoewel het krampachtige vasthouden aan de overgeleverde codes op zichzelf wel op angst kan wijzen.Ga naar eindnoot2 Door het wegvallen van de oude, bekende christelijke normen ontstaat er een geestelijk vacuüm, waarbij de wereld haar inhoud verliest en niets meer biedt, waarop de mens kan terugvallen. Er treedt een gevoel van eindeloze leegte op, waarin iedere mogelijk- | |
[pagina 135]
| |
heid tot oriëntatie verdwenen is. Alle objectieve zekerheden en vertrouwdheden lossen op in een gapende ruimte, waarin de mens in zijn diepste wezen wordt bedreigd.Ga naar eindnoot3 Met het ontkennen van God als de hoogste autoriteit is de mens een dakloze geworden, een woningloze, die op zichzelf is teruggeworpen in de diepste eenzaamheid. In deze eenzaamheid wordt hij zich bewust van zijn verlangen en diepe behoefte naar samenzijn, naar gemeenschap. Maar die behoefte brengt hem nu wanhoop en angst, omdat de banden met het verleden en met de mens van het verleden zijn doorgesneden. Met dat wegvallen van het verleden is ook de toekomst onzeker geworden. In het angstig zijn en in de wanhoop is de zin van het bestaan verloren gegaan. Alles is zijn vastigheid en standvastigheid kwijt geraakt. De angst der mensheid is een angst om het bedreigd zijn van zichzelf en van haar toekomst. Het is de angst van de mens der wetteloosheid. | |
Het besef van vrijheid een bron van angst.Niet alleen het wegvallen van het verleden en het onzeker zijn van de toekomst kan een oorzaak van angst en wanhoop zijn, maar evenzeer kan er angst ontstaan door het besef van eigen vrijheid, waarin men persoonlijke beslissingen moet nemen. Het nemen van beslissingen en het doen van een keuze wordt bemoeilijkt, omdat de mens ten diepste niet meer weet, wie hij zelf is. Er treedt door het wegvallen van God en Zijn wet een identiteitsverlies op, omdat de mens terecht gekomen is in een totaal nieuwe situatie, waarin hij zichzelf helemaal opnieuw moet herontdekken. Het christendom leerde duidelijk en klaar wat men van zichzelf moest denken en kon verwachten. Met de dood van God is heel de westerse cultuur in een identiteitscrisis terecht gekomen, omdat heel het leven op losse schroeven is komen te staan. De moderne mens heeft de neiging voor deze identiteitsangst bij het besef van eigen vrijheid op de vlucht te slaan en zich aan zijn verantwoordelijkheden te onttrekken. De mens is verantwoordelijk voor zichzelf en voor de wereld. Hij moet in iedere situatie opnieuw kiezen, terwijl hij niet weet, wie hij zelf is, en alle houvast is verdwenen. | |
[pagina 136]
| |
Deze vrijheid leidt tot een niet aflatende angst, waarin alles zijn betekenis heeft verloren en we ons omringd weten door zinloosheid, door de mogelijkheid van het niets. In deze wanhopige situatie, vervuld met angst, ervaart de mens, dat hij een open wezen is, een open mogelijkheid, die op vele manieren bedreigd wordt door de werkelijkheid om hem heen. Het is een gevecht op leven en dood, waarbij van te voren vaststaat dat de mens verliezer is. Met name in de moderne literatuur komen we die wanhopige mens tegen, die op zoek is naar zichzelf. ‘Met het vangnet van het woord, wordt door de schrijvers gevist onder de waterspiegel van het bestaan’Ga naar eindnoot4 naar het wezen van de mens zonder God. | |
Vrees, angst en wanhoop.Er wordt wel onderscheid gemaakt tussen vrees en angst. Bij vrees is er altijd sprake van een object, een voorwerp, waarvoor men bevreesd is. Men kan bang zijn voor een hond, voor een ontmoeting of voor een examen. Door angst wordt men overvallen, zoals een kind plotseling angstig kan zijn op een donkere zolder. Angst is onberedeneerd en beklemmend, en gaat vaak gepaard met lichamelijke verschijnselen zoals transpiratie. In de filosofie en de literatuur komt men de angst in velerlei vormen tegen. Er kan sprake zijn van allerlei onverwerkte angsten uit de jeugd die het leven van een volwassene dagelijks kunnen kwellen en tot een hel kunnen maken. Angst kan zich openbaren in radeloze doodsangst of alles wat daartoe kan worden herleid. Er is ook de existentiële angst die vaak samenvalt met de doodsangst, waarbij de mens wordt bedreigd tot in het diepst van zijn bestaan. Men spreekt soms ook wel van demonische angsten, waarin elke vorm van genade en verlossing bewust wordt afgewezen. Het is een zich volledig afsluiten voor elke vorm van communicatie, ook in religieuze zin. De demonische angst kan zich bijvoorbeeld in verhulde vorm uiten in meedogenloze spot met Gods heiligheid. Wanhoop wordt vaak gebruikt als synoniem van angst. Toch zijn er wel verschillen. Wanhoop is de toestand van uiterste vertwijfeling zonder uitzicht, waarin zich velerlei angstverschijnselen kunnen voordoen. Wanhoop gaat bijna altijd gepaard met angst, | |
[pagina 137]
| |
en omgekeerd. Bij de angst speelt het element van het zich in zijn existentie bedreigd voelen een grote rol, terwijl wanhoop samenhangt met radeloosheid, met een toestand, waarin men zichzelf niet meer is, meestal het gevolg van een verschrikkelijke gebeurtenis, zoals het plotselinge verlies van een geliefde. Hoewel er dus verschillen zijn, willen we, gezien de overeenkomsten, ze toch in dit hoofdstuk in één adem gebruiken. In de Schrift heeft het begrip vrees een geheel andere inhoud dan in het hedendaagse spraakgebruik. De vreze des HEEREN is een diep besef van ontzag en eerbied voor de zich openbarende God, een bereidheid om Zijn wil te volbrengen en geheel in Zijn dienst te staan. De vrees is eigen aan het christelijk geloof en de christelijke hoop (Rom. 11:20; 2Cor. 5:11; Fil. 2:12). Ook mogen we aan het Schriftuurlijk gebruik van het begrip angst geen existentialistische uitleg geven. Het verlaten zijn van Christus aan het kruis bijvoorbeeld, is meer een alleen zijn dan eenzaam zijn in de hedendaagse zin van het woord. Zo heeft Zijn bloedig angstzweet in de hof van Getsemane een uniek karakter en weinig gemeen met de moderne existentiële angstuitingen. Vrees en angst hebben in de Schrift in tegenstelling tot de literatuur nergens een pathologisch, een ziekelijk karakter.Ga naar eindnoot5 |
|