hoogmoed leeft hij in de ivoren toren van zijn eigen individualiteit. Maar deze individualiteit breekt hem op. Van vrije, autonome enkeling ontwikkelt hij zich tot een eenzaam individu dat zijn lot als een ellendig kruis ervaart. Van de trotse, zelfbewuste, geëmancipeerde mens is een opgejaagde en verbijsterde enkeling overgebleven, een machteloze, eenzame mens, vol angst en wanhoop. De moderne technische ontwikkeling heeft hem zijn geluk niet teruggegeven. God is dood en daarmee is de mens gestorven. Hij is losgeslagen van zijn religieuze ankers en drijft op de wisselvallige stromen van zijn bestaan, zonder kompas en zonder roer, zijn ondergang tegemoet. Zijn wetteloosheid betekent zijn dood.
De moderne literatuur is vervuld van verschrikkelijke eenzaamheid. Anna Blaman heeft het menselijk bestaan getypeerd als ‘Een eenzaam avontuur’. En de dichter Remco Campert schrijft:
Ik geloof dat iedereen eenzaam is
De Vlaming Louis-Paul Boon tekent de eenzaamheid in deze woorden: ‘Elk van ons is een eiland, omsloten door verraderlijk water, en wat wij allen samen hebben bewerkstelligd is louter toevallig gebeurd’. De dichteres Hanny Michaelis zegt in haar bundel ‘Water uit de rots’:
Geen stem, geen vogelkreet breekt door het zwijgen.
Geen licht bloeit uit het donker op.
Duister en eenzaamheid drijven onhoorbaar binnen
totdat het openstaande raam
gevuld is met de stilte van