Een boos en overspelig geslacht. Moderne literatuur als teken des tijds
(1975)–Gert Slings– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 109]
| |
‘Wij gooiden Dresden kapot omdat het Dresden was, zoals de joden geslacht werden omdat het joden waren.’
| |
[pagina 110]
| |
en de schrijvers Van het Reve en Hermans. Hij gaat er daarbij van uit, dat de eigenlijke vorming van een mens valt in de periode van de puberteit tussen 12 en 17 jaar. Bij de twee genoemde auteurs viel de puberteit vlak voor de Tweede Wereldoorlog, terwijl die voor Mulisch samenviel met de oorlog. ‘Hun wereldbeeld zal dus gekenmerkt blijven door een accent van werkloosheid, verveling, hopeloosheid, angst, uitlopend in een totale catastrofe’. Mulisch groeide op, weliswaar temidden van vernietiging, maar met hoop op bevrijding. ‘En zo is dan mijn wereld een “bezet land”, waarin de destruktie, die dreigt bij Hermans en Van het Reve, voluit losgebarsten is, maar met in de lucht de vliegtuigen die de “bevrijding” aankondigen’ (32). Wanneer we het werk van Mulisch overzien, blijkt inderdaad, dat het vaak niet zo somber en wanhopig is als bij Hermans en Van het Reve; maar van wezenlijke bevrijding, om maar niet te spreken van een verlossing, is geen sprake. Zeker niet wanneer we een van zijn bestsellers bezien namelijk ‘Het stenen bruidsbed’ (1959). Hierin vinden we van de destructie heel veel en van de bevrijding heel weinig of niets. Zijn visie op de mens is er één van een woesteling, een wilde, een barbaar in het oerwoud van het leven. De mens is sedert het oerwoud niet wezenlijk veranderd. De mens is ten diepste een barbaars wezen, belust op zingenot en vernietiging, wat alleen wordt gecamoufleerd door een dun beschavingsvernisje. Hij is een woesteling die zonder wroeging vernietigt en moordt. Hij kan sneuvelen, maar steeds staat hij weer op en doet zijn verwoestende, wellustige werk. Zo spreekt Mulisch in ‘Het stenen bruidsbed’ zijn geloof uit in de eeuwige wederkeer der dingen, het zich herhalen van de geschiedenis, waarbij duidelijk sprake is van invloed van Nietzsche.Ga naar eindnoot12 Ook gelooft Mulisch in de onveranderbaarheid van de mens. | |
Norman Corinth is een geschondene.Hoofdpersoon is Norman Corinth, een Amerikaanse tandarts uit Baltimore die op 13 februari 1945 heeft deelgenomen aan het bombardement van Dresden, waarbij de stad bijna geheel van de aardbodem werd weggevaagd. | |
[pagina 111]
| |
Dit bombardement wordt beschouwd als een zinloze vertoning, omdat de Russen de stad al bijna hadden ingenomen en Hitler nagenoeg was verslagen. Volgens de schrijver stierven er binnen een uur 250.000 burgers. Corinth had aan de vernietiging bijgedragen als bemanningslid van een Amerikaanse bommenwerper. Door een Duitse Messerschmidt was zijn toestel in brand geschoten en hij was met een parachute terechtgekomen in het gebied dat door de Russen was bezet. Russische plastische chirurgen hebben toen zijn door brandwonden beschadigde gelaat geprobeerd te fatsoeneren. Dat was maar gedeeltelijk gelukt, want nog steeds zijn op zijn gezicht de sporen te herkennen van de brandwonden. Corinth is dus ui terlijk geschonden uit de oorlog tevoorschijn gekomen. Maar niet alleen uiterlijk, ook innerlijk is hij een beschadigd mens. Voor hem heeft het leven zijn zin en doel geheel verloren en sinds de oorlog is zijn relatie met zichzelf verbroken en is hij leen gevoelloos mens geworden. Zijn huwelijk is op niets uitgelopen. Want ook met zijn vrouw heeft hij geen relatie meer. Toen hij de uitnodiging kreeg om een tandartsencongres bij te wonen in de Oostduitse stad Dresden, was het niet nodig haar iets te zeggen. Cynisch denkt hij: ‘Zijn vrouw hoefde hij het niet uit te leggen, zij begreep immers alles? Zij begreep immers dit en dat en daarom en waarom? Haar begrip hing in kringen om haar ogen, holde haar wangen uit, stond in flessen en potjes en buisjes naast haar bed’. | |
Weerzien met Dresden.Corinth besluit de uitnodiging aan te nemen, juist omdat het Dresden betreft. Misschien zal dit bezoek hem een oplossing geven. ‘Een oplossing waarvan? Wist hij niet. Dat was misschien juist het bewijs van het grote belang’. Hij wordt afgehaald op het Berlijnse vliegveld Tempelhof door Hella Viebahn die schrikt van zijn geschonden uiterlijk. In hem groeit al dadelijk de begeerte naar haar. ‘Haar benen neurieden achter een waas van blonde haartjes. Om haar nek hing een gouden kettinkje met een melktand er aan’. Hij wordt ondergebracht in een pension dat op een heuvel ligt, | |
[pagina 112]
| |
zodat hij een prachtig uitzicht heeft op de nog grotendeels verwoeste stad beneden hem. De pensionhouder, Herr Ludwig, vertelt hem, dat Napoleon vanaf deze heuvel zijn laatste overwinning beleefde. Vanaf deze plaats bekijkt hij de stad die hij had helpen vernietigen: ‘een onafzienbare branding van puinhopen, beflard, beslierd met witte nevel: een bruid, die haar sluier in stukken had gescheurd bij de aanblik van haar vrijer’. En de verwoeste stad vormt een stenen bruidsbed. | |
Bewustwording van de onveranderde oermens.Wanneer hij zijn blikken over de troosteloze puinhopen laat gaan, maakt voor zijn besef zijn ziel zich los van zijn lichaam: zijn ziel is te paard gegaan. ‘Maandenlang zou hij het zonder zichzelf moeten doen, zoals hij het na de oorlog jarenlang zonder zichzelf had gedaan’. Wanneer hij de congreszaal betreedt 's avonds en daar al die bezoekers ziet, wordt hij zich de onveranderde oermens bewust die zich verbergt achter een masker van fatsoen. ‘Kraaien, kikkers, spinnen, baarzen schudden hem verrast de hand’. Op dit congres realiseert hij zich zijn schuld aan de dood van duizenden die stierven op het moment, dat de oorlog eigenlijk al was beslist. Hij herkent zichzelf als de moordende, verwoestende oermens, de hordemens die doodt zonder zin. ‘Wij gooiden Dresden kapot omdat het Dresden was, zoals de joden geslacht werden omdat het joden waren’. Voor het begroetingsdiner maakt hij kennis met een Westduitse collega Schneiderhahn: ‘Een gorilla boog tegenover hem in het gedrang, een sigaar in zijn ene, een glas in zijn andere hand, geen snor, maar aan zijn kin een korte vierkante baard’. Zo wordt door Corinth in zijn gedachten de mens ontmenselijkt en achter hem het oerwoud gesuggereerd. Wanneer Corinth, Schneiderhahn en Hella een café bezoeken laat ‘de gorilla’ foto's zien van zijn vader, zuster met man en kind, van zijn vrouw, ‘alles verbrand, gesmolten’. Verder doet hij het voorkomen of hij in een concentratiekamp heeft gewerkt om daar bij de doden de gouden kronen te verwijderen. Hella raakt daarvan overstuur. Het blijkt, dat ze veel geleden | |
[pagina 113]
| |
heeft. Ze is gescheiden, heeft een kind gehad van wie ze nog de melktand draagt aan een gouden ketting. Ze was als communiste zes jaar lang in een concentratiekamp opgesloten geweest. Wanneer ze haar vreselijke geschiedenis heeft verteld, doet ook Corinth zijn sombere relaas. Alleen verzwijgt hij, dat hij als oorlogsvlieger had meegeholpen Dresden te verwoesten. Na dit gesprek neemt hij haar in bezit, zoals hij in de oorlog Dresden bombardeerde. Hij laat haar gebroken achter. Zijn verhouding tot Hella is dezelfde als indertijd tegenover de stad: beide vernietigt hij. De eerste door zijn oppervlakkige, zinnelijke liefde, de tweede door de moderne oorlogstechniek. De volgende dag maakt hij een afspraak met een ander meisje. Hella was alleen een object dat veroverd moest worden en daarna als een waardeloos voorwerp kon worden weggegooid. | |
De eeuwige wederkeer der dingen.Corinth blijkt evenals Alexander Schneiderhahn een wilde, een beestmens. ‘Ik ben een onder Agamemnon gesneuvelde Griek, die nog leeft’. Op deze wijze verbindt Mulisch de strijd om Troje met de vernietiging van Dresden. Dat komt ook uit in de gebruikte namen: Norman is Germaans en de achternaam Corinth herinnert aan Griekenland, terwijl de naam Hella overeenkomsten vertoont met de schone Helena om wie de legers van Agamemnon Troje belegerden. De fragmenten, waarin de bombardementen van Dresden worden beschreven, zijn weergegeven in dezelfde stijl als Homerus gebruikte bij de strijd om Troje in de ‘Ilias’. ‘Maar reeds schreeuwt de kaartenlistige navigator: Bommen los’. En hem antwoordt de stedenverdelger gillend: ‘Bommen los!’ En het heerlijk luchtschip springt op, steigert en loeit van wellust uit vier muilen, en de aardschudder krijst trappelend de onsterfelijke woorden ‘Hoi! Hoi! Hoi! Daar gaan ze...’ Mulisch legt op deze manier verband tussen de strijd om Troje, 3000 jaar geleden, en de oorlog in het heden. De conclusie kan alleen maar zijn: oorlog is de normale toestand van de mens. De vernietiging van tempels en paleizen, van onschuldige burgers met hun kinderen wordt telkens herhaald. Er is niets nieuws onder de zon. De mens is onveranderd en onveranderbaar. De strijd van | |
[pagina 114]
| |
goden en helden uit het verleden, zoals Homerus die bezong, wordt op één lijn gesteld met die van de ‘gorilla’, de wellustige oermens, die slechts gecamoufleerd wordt door de maatschappelijke code. Zo wordt de mythe ontmythologiseerd. Het wordt een ordinair verhaal van de moordende oerwoudmens. De mythe vertelt verder over de liefde tussen de schone Helena en Paris, vandaag is daar de liefde tussen Hella en Norman Corinth. Maar die liefde is zinloos, evenals het in het wilde weg schieten van de boordschutters die de mensen neermaaiden die uit de brandende stad hadden weten te ontkomen. De homerische zangen die Mulisch gebruikt, geven aan, dat er eigenlijk tussen verleden en heden geen onderscheid is. Alles is in wezen gelijk gebleven. Daar is de eeuwige wederkeer der dingen. De mens was en is en blijft de verwoester en veroveraar in het oerwoud van het leven.Ga naar eindnoot13 | |
Leven zonder toekomst.Wanneer Norman Corinth verder informeert naar het verleden van Schneiderhahn, blijkt dat deze gelogen heeft. Hij was geen kamptandarts in de oorlog, maar topspion in Moskou. Norman vertelt het verhaal aan Hella voor wie zijn zogenaamde liefde spoedig bekoeld was tot een stenen bruidsbed. Hij keert in de nacht terug naar de kamer van Schneiderhahn met wie hij op de vuist gaat, omdat deze de waarheid van zijn leven heeft verdraaid. Als Corinth naar huis terug rijdt, krijgt hij een ongeluk. Het wrak van zijn auto steekt hij in brand. Hij vindt dan in zijn binnenzak een kranteknipsel over Schliemann, de ontdekker van de ruïnes van Troje. Deze trof daar negen Trojes onder elkaar aan, het derde ‘met sporen van brand, gewelddadige verwoesting’. Het knipsel werpt Corinth in het vuur, waarna hij uitkijkt over de uitgestorven vlakte. Schneiderhahn had tegen hem gezegd: ‘Wij misdadigers hebben geen wroeging. In plaats dat wij verteerd worden door het sukses van de wroeging, leven wij onveranderd verder. Een verschrikkelijk lot’. Zo moest Corinth verder leven. Hij had geprobeerd af te rekenen met het verleden, maar hij had in zichzelf de beestmens ontdekt, die sinds lang was gesneuveld, maar steeds weer opstond, ook in hem. Hij besefte, dat hij moest verder leven zonder toe- | |
[pagina 115]
| |
komst, want de mens is onveranderd en onveranderbaar. Wel heeft hij een vaag vermoeden, dat de verwoeste stad misschien niet de enige werkelijkheid is, maar daar blijft het bij. De visie van Mulisch op de mens, zoals die in ‘Het stenen bruidsbed’ wordt verwoord, komt overeen met wat de Schrift ons over de mens leert. Het is de mens die in zonde is ontvangen en geboren, die geneigd is tot alle kwaad. Het is een tekening van de mens die iedere hoop op een betere wereld in de toekomst onmogelijk maakt. Maar de evenzeer aanwezige werkelijkheid van vergeving en verlossing door het verzoeningswerk van onze Heiland wordt door Mulisch verzwegen. Bij hem is alleen de eeuwige wederkeer van de moordende hordemens. Wanneer we de wereldgeschiedenis overzien is er sprake van oorlogen en geruchten van oorlogen. Een historicus heeft eens berekend, dat van de 3400 jaren bekende geschiedenis er 234 waren zonder oorlog. Onze beschaafde eeuw van techniek en vooruitgang heeft twee wereldoorlogen opgeleverd van een ongekende vernietiging en verwoesting. Het boek van Mulisch is een schreeuw van de moderne mens in zijn wanhoop en uitzichtloosheid. Het is de schreeuw om de Christus, de verlosser en bevrijder uit de banden van de dood. Hij is de enige weg uit het oerwoud van het leven naar een leven als nieuwe mens, die zichzelf hervindt in de dienst van God. |
|