Een boos en overspelig geslacht. Moderne literatuur als teken des tijds
(1975)–Gert Slings– Auteursrechtelijk beschermd2. De zinloosheid van het bestaan bij van het Reve‘De avonden’.Gerard Kornelis van het Reve werd in 1923 te Amsterdam geboren als zoon van een communistische journalist. Zijn jeugd wordt getekend door somberheid en angst. Het is bijna vanzelfsprekend, dat de crisisjaren en de daarop volgende oorlog van grote invloed zijn geweest op zijn levensvisie. De teleurstelling in het goede van de mens en het zich openbaren van zijn ware aard, de ontgoocheling over de verworden cultuur komen tot uiting in verzet en vijandschap tegen de bestaande orde | |
[pagina 88]
| |
van de westerse cultuur. Het leven wordt niet meer als zinvol ervaren, alle idealen zijn weggevaagd en de horizon is verduisterd. De werkelijkheid doet zich voor als benauwend, dreigend, grillig en uitzichtloos. De toekomst is verleden tijd. Dit besef van leegheid, verveling en uitzichtloosheid manifesteert zich bij vele jongeren in verzet tegen een onverdraaglijk geworden ouderlijk milieu.Ga naar eindnoot4 In het boek ‘De avonden’ (1947) van Van het Reve zien we dit verschijnsel getekend in de hoofdpersoon, Frits van Egters, geïntroduceerd in deze openingszin: ‘Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de tweeëntwintigste december 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis, Frits van Egters ontwaakte’. In deze roman worden de laatste tien dagen van het jaar 1946 beschreven, gezien door de ogen van een pasvolwassene. Hij vertoont een nogal gespleten gevoelsleven. Enerzijds is hij nog kinderlijk, vol onverwerkte driften en angsten, vooral voor aftakeling en dood. Anderzijds is hij een onbarmhartig waarnemer en verspieder, die zichzelf spion noemt. ‘“Zo sta ik dus hier, in deze donkere portiek”, dacht hij, “Als een spion. Wat ben ik anders dan een spion?”’. Ergens anders zegt hij hierover, dat hij in staat is de ziel van een kennis ‘als een rot ei tegen het licht te schouwen’. | |
Een bestaan vol verveling en eenzaamheid.De roman heeft tien hoofdstukken, die elk één van de dagen tussen 22 december en 1 januari beschrijven met het accent op de avond. Deze hoofdstukken zijn ongeveer gelijk van bouw. Ze beginnen met een minutieuze beschrijving van de ouders, begeleid door monologen of alleenspraken, gevolgd door gesprekken met vrienden of met zijn broer, terwijl bijna alle hoofdstukken worden afgesloten met een droom.Ga naar eindnoot5 De hoofdpersoon leidt een bestaan dat vol is van verveling, walging en uitzichtloosheid, omdat hij van de avonden niets verwacht. Hij weet vrij nauwkeurig wat er komen gaat en niet komen gaat. Hij doodt zijn tijd door zijn benauwende omgeving te | |
[pagina 89]
| |
bespioneren, daarbij voortdurend op zijn horloge kijkend om te zien hoe lang het nog zal duren. ‘Frits keek op de klok. “Alles is verloren”, dacht hij, “alles is bedorven. Het is tien minuten over drie. Maar de avond kan nog veel vergoeden”’. Er is opgemerkt, dat er waarschijnlijk geen roman is, waarin zoveel op de klok gekeken wordt. Vaak stelt hij met voldoening vast, dat de tijd verstrijkt. De vicieuze cirkel van de benauwende werkelijkheid, van de alledaagsheid wordt er des te beklemmender door. De voorwerpen van zijn spioneren zijn vooral zijn ouders, van wie hij uiterst gedetailleerd het doen en laten weergeeft. Steeds worden dezelfde details geregistreerd, waardoor de indruk van zinloosheid wordt verhevigd. Zijn aandacht richt zich met name op processen van aftakeling, zoals kaal worden, verschrikkelijke ziekte en ontbinding. Dagelijks bespeurt hij bij zijn vader tekenen van verval. Ook in zijn gesprekken met vrienden vormt dit het belangrijkste onderwerp. Iedere ontmoeting begint met het informeren naar de gezondheidstoestand, gevolgd door een opeenhoping van gruwelverhalen vol sadisme en onvoorstelbare wreedheid. Kennelijk heeft Frits dit nodig om zijn eigen gezondheid te benadrukken, om zijn angst voor ziekte, aftakeling, dood en ontbinding de baas te blijven. Herhaaldelijk bekijkt hij zichzelf in een spiegel, begeleid door mompelend commentaar, waarbij hij zichzelf inspecteert. Hij geeft blijk geobsedeerd te zijn door alles wat verband houdt met dood en sterven. | |
De verhouding van Frits tot zijn ouders.Hij voelt zich enerzijds tot zijn ouders aangetrokken, maar tegelijkertijd is hij vervuld met een onoverkomelijke weerzin. Het leven van zijn vader en moeder speelt zich voor zijn scherpziende ogen af, waarbij hij in gedachten of in zichzelf mompelend commentaar geeft. Zijn vader is een zwijgzame, enigszins dove man die steeds op ruziënde toon verzoekt de radio zachter te zetten. Met zijn moeder heeft hij iets meer contact, toch blijven beiden vreemden voor hem die hun best doen om hem te bereiken, wat echter nooit lukt. Zijn uiterst nauwkeurige observaties versterken de indruk van zijn ‘geestelijke ademnood’. | |
[pagina 90]
| |
Met name door de vervreemding ten opzichte van zijn goedwillende ouders en zijn niets ontziende observatie, waardoor de kloof wordt geaccentueerd, is dit boek tragisch te noemen. Het zinloze en uitzichtloze van het menselijk bestaan komt nergens zo duidelijk tot uiting als in de beschrijving van de vervreemding tussen hulpeloze, goedwillende ouders en een spionerende, ridiculiserende en vernederende zoon, waardoor ze voor elkaar onbereikbaar zijn. Deze troosteloosheid wordt nog treuriger als men bedenkt, dat voor velen de periode van 22 december tot 1 januari tot de gezelligste en intiemste van het jaar behoort. Hier zijn het tien dagen van verveling en leegheid, waarin alles wat deze dagen tot een hoogtepunt in het gezinsleven kan maken van zijn luister wordt ontdaan. | |
Alles is triest en hopeloos.Door zijn hardop in zichzelf spreken wordt de eenzaamheid van Frits nog benadrukt. In zijn monologen probeert hij die eenzaamheid te verdrijven, wat hem nergens lukt. De inhoud van zijn alleenspraken is niet van belang, het gaat er maar om dat hij iets zegt. Ze hebben de functie de stilte te verdrijven en het eenzaamheidsgevoel minder te maken. Daarom begeleidt hij al pratend zijn handelingen. Aan het eind van de dag wordt in ieder hoofdstuk een punt bereikt, dat Frits het huis verlaat om bij zijn vrienden te zoeken, wat hij bij zijn ouders mist. Als hij 's avonds laat thuiskomt en naar bed gaat, wordt hij gekweld door angstdromen en nachtmerries die uitvoerig beschreven worden. Hierin worden zijn onbewuste angsten voor aftakeling, eenzaamheid en dood openbaar. Op deze wijze eindigen alle hoofdstukken, behalve het zevende, waarin hij dronken is, en het tiende, het slothoofdstuk. Hiervan heeft men wel betoogd, dat daar voor angstdromen geen plaats is, omdat in het slot iets van hoop zichtbaar wordt. Dat slot bevat een zogenaamde gebedsmonoloog, waarin Frits zijn gevoelens de vrije loop laat en God zeer vrijmoedig, zo niet godslasterlijk, tegemoet treedt. Toch is ‘De avonden’ een triest en hopeloos boek zonder uit- | |
[pagina 91]
| |
zicht. Ongeveer alle hoop op de zin van het leven wordt hier de grond ingeboord. Elke avond is een eeuwigheid vol angst en eenzaamheid. Op de laatste avond bereikt die eenzaamheid een dieptepunt. Zoals gewoonlijk verlaat hij het huis van zijn ouders. Het is nu vlak na de jaarwisseling, waarop hij zijn vrienden wil bezoeken om hen nieuwjaar te wensen. Maar overal waar hij aanbelt, vindt hij niemand thuis. Er is niemand om mee te spreken, geen enkel klankbord. Hij is in niemandsland, volstrekt eenzaam. Op de terugweg naar huis spreekt hij dan de gebedsmonoloog, waarin hij alles over zijn ouders uitspreekt, wat hij tot nu toe had verzwegen. Met dit nieuwe jaar begint een nieuw leven, waarvan geen enkele zekerheid bestaat, dat het anders zal zijn dan in het voorafgaande jaar. Ondanks het door sommigen geroemde slot is de absurditeit, de zinloosheid van het leven op iedere bladzijde voelbaar.Ga naar eindnoot6 Het is een roman die uiting geeft aan het levensbesef van de na-oorlogse generatie: wrevel, weerzin, walging, innerlijke radeloosheid. |