Een boos en overspelig geslacht. Moderne literatuur als teken des tijds
(1975)–Gert Slings– Auteursrechtelijk beschermd7. De democratiseringDe verhouding tussen schrijver en maatschappij.De plaats van de literatuur in het culturele leven heeft zich in de loop der geschiedenis gewijzigd, en daarmee de functie van de schrijvers. Deze veranderingen zijn ondermeer het gevolg van de ontwikkeling in de maatschappelijke structuur, in de machtsverhoudin- | |
[pagina 65]
| |
gen en van de religieuze situatie. Globaal kunnen we drie stadia onderscheiden en daarmee drie types literatuur.Ga naar eindnoot11 In de eerste plaats kennen we het maatschappij-conforme type, dat in de Middeleeuwen en daarvoor ook in Griekenland en Rome gericht was op het behoud van de bestaande orde die stabiel en gesloten was. Deze maatschappelijke orde werd bepaald door een heersende groep, een aristocratische elite, die over het algemeen de auteurs steunde. De helden die door de schrijvers werden verheerlijkt, waren de voorouders van de heersers of deze heersers zelf. Zo was het maatschappelijk aanzien van de schrijvers in sterke mate afhankelijk van de gunst der heersende klasse, die tevens de enige lezers leverde. Er was dus een gesloten publiek, waarvan de schrijvers om den brode volkomen afhankelijk waren. Met de Renaissance en de Reformatie zien we een tweede type literatuur ontstaan nl. het maatschappij-tegengestelde type. De literatuur is nu meer gericht op verandering van de bestaande orde door de sociaal opkomende laag te ondersteunen. In deze periode zien we een maatschappij ontstaan, waarin veel meer veranderingen optreden dan voorheen het geval was. De vèrstrekkende uitvindingen als buskruit, kompas en boekdrukkunst hebben daartoe elk hun steentje bijgedragen. De veranderende plaats van de schrijver moge hieruit blijken, dat veel meer dan vroeger de heersende klasse van adel en geestelijkheid zich door hem bedreigd voelt, waarom het wapen van de censuur wordt gehanteerd. De auteurs gedragen zich niet meer zo onderdanig en afhankelijk van hun broodheren. Ze werken meer in de richting van een nieuwe toekomst dan dat ze bijdragen tot de meerdere glorie van hun heersers. Hun helden worden niet meer gekozen uit de adel of geestelijkheid, maar ze zijn te vinden in de zich omhoogwerkende burgerij die tot voor kort het lezen nog niet machtig was. De literatuur wordt realistischer, bovendien kan niet meer gesproken worden van een gesloten publiek. We zien ridderromans en heiligenlevens plaats maken voor een literatuur, waarin burgerdeugden als slimheid en vlijt worden aangeprezen met een duidelijk moraliserende inslag. | |
[pagina 66]
| |
Met de Romantiek aan het begin van de vorige eeuw ontstaat een derde type, namelijk het maatschappij-afgewende type. Hierna is de auteur er niet op uit de machten te verheerlijken, noch deze tegen te spreken, hoewel daarvan wel voorbeelden te noemen zijn zoals Multatuli. De schrijver van het afgewende type houdt zich meer afzijdig van de bestaande orde. Hij wordt min of meer elitair, heeft weinig of geen maatschappelijk aanzien en een kleine kring van kenners. Termen als ‘de kunstenaar in zijn ivoren toren’ en ‘de kunst om de kunst’ zijn op deze periode van toepassing. De helden zijn randfiguren, vaak abnormaal en gericht op het verleden. | |
Doorbreking van de literaire standenmaatschappij.Na de Tweede Wereldoorlog zien we een ontwikkeling die nogal wat verschillen deed ontstaan met vroeger. Tot nu toe was de literatuur het onbetwiste domein van intellectuelen en mensen uit de gegoede standen met een min of meer verheven taalgebruik. Wanneer we een lijst zouden maken van auteurs, die tussen de twee wereldoorlogen hun stempel op de literatuur hebben gedrukt ‘zal het krioelen van meesters in de rechten, dokters en leraren Nederlands - in een tijd dat academici meer nog dan tegenwoordig voortkwamen uit een smalle sociale bovenlaag. Ook de niet-academici op de lijst zijn bijna allemaal van goeden huize, zoals dat toen heette’. Wanneer we vandaag eenzelfde verzameling van auteursnamen zouden aanleggen, krijgen we een totaal ander beeld. ‘Kinderen van kleine middenstanders en arbeiders zijn talrijk geworden onder de grote literaire namen, en zelfs het einddiploma van een middelbare school is geen regel meer.’Ga naar eindnoot12 Wanneer we eens kijken naar het lezerspubliek dan zien we eveneens een ingrijpende verandering. Voor de oorlog had een auteur van naam een kleine lezerskring. Een goed-verkocht boek was meestal niet van een groot schrijver afkomstig. Mede door een televisiebewerking werden grote oplagen van de ‘Boeken der kleine Zielen’ (1901-1903) van Couperus aan de man gebracht. Wanneer we dit vergelijken met vroeger dan blijkt, dat in 1935 van de 3000 exemplaren van de eerste druk nog niet alles is verkocht. | |
[pagina 67]
| |
Vandaag halen de meestbesproken auteurs ook de grootste oplagen. Uit een onderzoek in 1960 is gebleken, dat de helft van de literaire werken was gekocht door lezers zonder middelbareschoolopleiding. Ongeveer 300.000 zogenaamde literaire boeken, dat is vijftien procent van het totaal, was zelfs terechtgekomen bij de categorie die niet op de mulo was geweest. Men kan dus vaststellen, dat voor de oorlog de literatuur werd geschreven vóór en dóór mensen, die behoorden tot dezelfde maatschappelijke klasse met ongeveer dezelfde (hoge) opleiding. Na de oorlog is daarin een bijna revolutionaire wending opgetreden. De huidige auteurs zijn veelal uit lagere milieus afkomstig en het lezerspubliek loopt daarmee grotendeels parallel. | |
Democratisering.Deze ontwikkeling hangt samen met de zogeheten democratisering. Door de grote vlucht van de techniek en de daarmee verbonden welvaart is het fabrieksproletariaat volwassen geworden. Grote groepen uit de bevolking, die er vroeger niet aan konden denken zich met cultuur bezig te houden, hebben vandaag het geld, de tijd en de vorming om te lezen. In deze democratische samenleving heeft de oude elite weinig of geen invloed meer. ‘De adel zit op flatjes in de stad / zolang de staat zich aan hun bloed bezat’ (Achterberg). De laatste sporen van de traditionele, christelijke waardenordening zijn aan het verdwijnen. Het wordt langzamerhand overal ‘ni Dieu, ni maître’. Democratisering betekent massaficatie, en massaficatie betekent nivellering. De massamens heeft geen gevoel voor aristocratie, laat staan voor ziele-adel. Het humanisme van de gecultiveerde enkeling maakt plaats voor een nieuwe vorm van humanisme, namelijk van de naakte massamens met zijn primaire behoeften en begeerten.Ga naar eindnoot13 De specifiek-Europese cultuur van Renaissance en Romantiek is langzaam maar zeker verleden tijd aan het worden. Na de oorlog is een soort geestelijke aardverschuiving zichtbaar, waarvan de voortekenen al eerder merkbaar waren. De held met zijn idealen is verdwenen. Er is nu een anti-held vol wanhoop en angst, vervreemd en vereenzaamd. Het avontuur van de moderne | |
[pagina 68]
| |
romanheld is het avontuur van de opstand tegen God en tegen de vele valse goden van de maatschappij. De helden zijn absurde helden, symbolen van het moderne levensgevoel. | |
De schoonheid heeft haar gezicht verbrand.Door de democratisering en de massaficatie, door het wegvallen van de christelijke religie, door de wanhoop en angst, door de gruwelen van de beide wereldoorlogen is het begrip schoonheid vandaag uit de literatuur verdwenen, terwijl het voor de oorlog nog een duidelijke functie had. De levenshouding van de massa vloekt met het begrip schoonheid, typische erfenis van de Renaissance. De schrijver van vandaag woont niet meer ‘aan de boulevards der schoonheid, maar in de achterbuurten van de waarheid’ (Sierksma). Schoonheid kon nog worden beoefend door de deftige burgers van Bouville, maar Roquentin als vertegenwoordiger van de moderne mens kan dat woord zelfs niet meer over zijn lippen krijgen. In het gevoel van vervreemding en van bedreiging is voor dit begrip geen plaats meer. Hier is de wereld ‘niet langer een modelboerderij, maar een woestijn, waarin wij geworpen zijn en waarin wij ronddolen als kinderen in het donker, naar de keel gegrepen door een redeloze angst’ (Van Niftrik). Als er geen God bestaat, is alles geoorloofd. Dan heeft de schoonheid afgedaan en rest de chaos, de zinloosheid van een krankzinnige wereld. Van alle kanten zich bedreigd voelend, is de moderne mens zeker van zijn dierlijke driften en instincten. ‘In deze tijd zit de schoonheid in de tram, de vrees aan haar trotse voeten, het gaat er niet om haar de groeten te doen met mijn eigen stem, want zij volgt haar eigen route, de route van alle vlees’ (Van der Graft). De afrekening met de schoonheid heeft geleid tot het onharmonische, afzichtelijke en onverdraaglijke, wat tevoorschijn komt, wanneer men de zóne van het onderbewuste gaat ontginnen.Ga naar eindnoot14 Beeldend heeft de dichter Lucebert de ondergang van het klassieke schoonheidsidee onder woorden gebracht: | |
[pagina 69]
| |
In deze tijd heeft wat men altijd noemde
Schoonheid schoonheid haar gezicht verbrand
Zij troost niet meer de mensen
Zij troost de larven de reptielen de ratten
Maar de mens verschrikt zij
En treft hem met het besef
Een broodkruimel te zijn op de rok van het universum.
De literaire standenmaatschappij gaat tot het verleden behoren. De taal van de achterbuurt, rauw en schaamteloos, zonder enige terughoudendheid, zogenaamd waarachtig en eerlijk is nu veelal de voertaal in de literatuur. Het verhevene heeft plaats gemaakt voor het alledaagse. Het vaandel van de schoonheid is gestreken en wordt door de massa vertrapt. Men aanbidt niet meer de godin Schoonheid, maar men praat over ‘de blote kont van de kunst’. |
|