Op de na-oorlogse mentaliteit heeft Camus een heel eigen stempel gezet. In bijna al zijn werken staat de vraag naar de zin van het menselijk bestaan centraal. Hij komt daarbij tot de conclusie, dat dit bestaan zinloos is, absurd. Wanneer men het begrip absurditeit bij Camus beziet, blijkt, dat hij bedoelt, dat iedere oriëntatiemogelijkheid ontbreekt. Deze afwezigheid van een oriëntatieschema houdt verband met het wegvallen van het traditionele christendom, waaraan eeuwenlang richtlijnen werden ontleend voor het handelen. Christendom betekent geloof in God en in het bestaan van een heilsverwachting, op grond waarvan een mens in principe verlost is, zodat zijn leven een bestemming heeft. Het woord absurd is gericht tegen iedere vorm van heilsverwachting, tegen elke mogelijkheid tot oriëntatie. De figuren in de werken van Camus hebben geen enkel uitzicht dan de dood. Ze nemen voortdurend afscheid van hun verleden, dat eens bepaald werd door het gangbare, Westeuropese christendom. De uitspraak ‘er is geen enkele hoop’ betekent bij hen, dat de vaste, christelijke hoop is weggevallen en dat elke vorm van oriëntatie afwezig is.
Absurditeit betekent ook, dat iedere relatie tussen de mens en de hem omringende werkelijkheid ontbreekt. De mens die vraagt naar de zin van zijn bestaan, krijgt geen antwoord. Hij zit als een terdoodveroordeelde in zijn cel en praat tegen een muur, die alleen de echo geeft van zijn vragen. De kloof tussen de mens en de ander is niet te overbruggen, integendeel, die breuk wordt steeds groter.
Men zou verwachten, dat vanuit dit denken maar één conclusie mogelijk is: de zelfmoord. Het merkwaardige is echter, dat Camus de zelfmoord verwerpt. Hij zegt: ‘Ik heb verloren, dat zie ik, ook zie ik dat alles wat ik doe zinloos is en tevergeefs, dat er geen hoop bestaat, dat alles altijd nutteloos, ijdel en zonder reden is; maar juist daarom pleeg ik geen zelfmoord. Mijn vrijheid, mijn hartstocht en mijn opstandigheid beletten dit.’
Het is de roeping van de mens te handelen, zonder dat hij daaraan een zin kan geven. De mens in de werken van Camus heeft de dure plicht de wereld te verbeteren en bijvoorbeeld met de arts Rieux in ‘De pest’ de zieken te behandelen al weet hij niet wat