de hoogste rechter bereiken. Hij kan dit voorkomen door voortdurend in contact te blijven met de rechtbank, zodat hij een soort cirkelbeweging op gang brengt in het raderwerk van de bureaucratie, zonder dat dit door de hoogste baas wordt opgemerkt.
Wanneer K. deze mogelijkheden heeft aangehoord en overwogen, weet hij niet of hij nu geholpen is of nog verder in dit warnet verstrikt is geraakt. Ook van de eindeloze uiteenzettingen en adviezen van zijn advocaat geldt, dat hij aan het eind even ver is als hij aan het begin was. In arren moede besluit K. zich van deze advocaat - van wie bekend is, dat hij vele relaties onderhoudt met de rechtbank - te ontdoen en op eigen houtje het proces verder te voeren.
In de periode, waarin hij deze verstrekkende beslissing heeft genomen, moet hij een Italiaanse zakenvriend rondleiden in de grote domkerk. Deze houdt zich echter niet aan de afspraak door niet op tijd te verschijnen. Wanneer K. zich midden op de dag in deze geheel verlaten dom bevindt, wordt het door een zware onweersbui bijna nacht. Alleen boven de preekstoel brandt een kleine lamp. In dit schijnsel ziet K. een geestelijke de kansel beklimmen. Wanneer hij de kerk wil verlaten, klinkt in de holle ruimte de stem van de priester die een gevangenisaalmoezenier blijkt te zijn. Deze noemt zijn naam en vertelt hem, dat zijn proces er niet al te best voor staat en dat zijn veroordeling op handen is. K. antwoordt, dat hij toch onschuldig is en dat hij zijn aanklacht niet kent: het moet toch een vergissing zijn. De priester herhaalt zijn woorden en zegt, dat alle schuldigen reageren zoals Josef K. Hij vraagt hem, wat hij nu nog denkt te ondernemen. K. wil andere hulp zoeken, maar de geestelijke raadt hem dit af: ‘Je zoekt teveel vreemde hulp’. Voorzichtig probeert deze hem van zijn schuld te overtuigen, die dan volgens hem hierin zou bestaan, dat hij nooit een poging ondernam door te dringen tot de zin van het bestaan.
Op een avond, precies twee jaar na de dag van zijn vreemde arrestatie wordt hij van huis gehaald door twee heren die hem meevoeren naar een steengroeve buiten de stad. Op weg naar zijn executieplaats ziet hij zijn schuld in. Wanneer K. in de steengroeve met zijn hoofd op een steen ligt, geven de twee gerechtsdienaren