Een boos en overspelig geslacht. Moderne literatuur als teken des tijds
(1975)–Gert Slings– Auteursrechtelijk beschermd3. Freud en de dieptepsychologieDe psychologische krenking.De Oostenrijkse psychiater Sigmund Freud (1856-1939) heeft op het geestesleven van deze tijd evenals Nietzsche een niet te onderschatten invloed gehad. Werd Nietzsche miskend in zijn ideeën, Freud oogstte met zijn opvattingen al tijdens zijn leven grote roem. Hij was zich trouwens van zijn invloed heel goed bewust. Hij beschouwde zijn gedachten over het onbewuste en de plaats van de sexualiteit in het leven van de mens als zo revolutionair, dat hij ze de derde krenking noemt die de mensheid te verwerken kreeg.Ga naar eindnoot6 Als eerste noemt hij de kosmologische krenking door Copernicus in 1543. Tot dan was de mensheid er heilig van overtuigd, dat de aarde het middelpunt was van de kosmos, het heelal. Hij schokte zijn tijdgenoten door te beweren, dat dit niet het geval was en dat de zon het centrum vormde. Zo revolutionair was deze theorie, dat in 1600 in Rome een uit het klooster gevluchte monnik, Giordano Bruno, levend werd verbrand, omdat hij een leer aanhing die zeer nauw aansloot bij de theorieën van Copernicus. De tweede was de biologische krenking door Darwin in 1859. De mens beschouwde zich totdien als de kroon van de schepping die met zijn superieure verstand alles beheerste. Darwin stootte hem van zijn voetstuk door met zijn evolutietheorie velen ervan te overtuigen, dat de mens niet veel meer was dan de jongste telg van het dierenrijk. Dan komt hij zelf met zijn psychologische krenking. De mens bepaalt niet soeverein uit eigen vrije wil zijn doen en laten, maar hij wordt beheerst en geleid door het onderbewuste, door onbekende driften en instincten. Boven het logische en zichtbare worden door hem het instinctieve en verborgene gesteld. | |
Freud en zijn tijd.We staan met Freud aan het einde van een ra- | |
[pagina 44]
| |
tionalistische periode die ingeluid werd door Descartes of Cartesius (1596-1650). Deze wordt de vader van het rationalisme genoemd, doordat hij het menselijke verstand beschouwde als de bron van alle kennis. Vanuit het menselijke denken, vanuit het oppermachtige verstand werd de gehele werkelijkheid beheerst. De wereld kende eigenlijk geen raadsels en geheimen, alles was te doorgronden en te begrijpen. In het denken ligt de sleutel, waarmee de mens in staat was alle deuren, waarachter een geheim verborgen ligt, te openen. In heel die cultuurperiode treffen we het triomfantelijke gevoel aan, dat de mens met zijn verstand de wereld in zijn macht heeft en volledig kan beheersen. Descartes kan met zijn opvattingen over de rede als bron van alle kennis beschouwd worden als een typisch vertegenwoordiger van het humanisme, dat de menselijke autonomie tot norm van alle handelingen verheft. De mens beschikt autonoom, onafhankelijk, zichzelf tot wet, over de natuur en over zijn eigen leven. Tegen deze hoogmoed van het verstand rijst langzamerhand verzet. We willen in dit verband Rousseau (1712-1778) noemen, die opriep tot terugkeer naar de natuur. Tegenover de verheerlijking van het menselijke verstand stelt hij de verheerlijking van het menselijk gevoel, dat nu tot norm wordt verheven. Dit betekende op zichzelf geen bekering, maar een verandering binnen de autonome mens van rede naar gevoel. De god Rede werd van zijn troon gestoten, maar de god Gevoel nam zijn plaats in. Wanneer Freud optreedt is het rationalisme nog maar voor een deel opgeruimd. Bij de keurige burgerij vooral voelde men zich voorlopig veiliger bij het verstand, wat tot in onze eeuw het geval bleef. Verder moeten we ter verklaring van het optreden van Freud aandacht besteden aan de Victoriaanse stijl van leven die zo tekenend was voor het einde van de negentiende eeuw. Het woord is afgeleid van de Engelse koningin Victoria, die leefde van 1819 tot 1901. In haar regeringsperiode heerste er bij velen een dubbele moraal. Ui terlijk was er een verfijnde preutsheid, waarbij op sexueel gebied gold: gebod op gebod en regel op regel, maar men kneep de kat in het donker. De man mocht volgens die dubbele moraal heel veel. Het was hem min of meer toegestaan in | |
[pagina 45]
| |
het geniep sexuele relaties te onderhouden met dienstboden en ander vrouwelijk personeel. Maar de vrouw mocht niets, voor haar gold het gebod van onverbiddelijke kuisheid. Aldus was het leven vol van onwaarachtigheid, en als ergens het woord van Jezus tot de Farizeeën van toepassing is dan hier: ‘Jullie lijken op gekalkte graven, die er van buiten mooi uitzien, maar van binnen vol doodsbeenderen en allerlei vuil zitten’ (Vert. Mr. E. Straat, Matth. 23:27). In deze tijd komt Freud met zijn psychologische krenking, zoals hij dat zelf noemt. Hij laat zien, dat eigenlijk heel het leven wordt beheerst door de sexuele drift en dat de droom in wezen een poel van wellust is. Hij ontluistert het schone beeld van de kuisheid van de Victoriaanse vrouw door te stellen, dat haar zoete sluimer in werkelijkheid vol is van sexuele verlangens. Zeer schokkend ervoer men de beschrijving van de sexualiteit bij kinderen. Op deze wijze werd het verheven Victoriaanse mensbeeld aan stukken geslagen. Toen de keurige, Westeuropese mens de revolutionaire geschriften van Freud onder ogen kreeg, kwam er een golf van protest die gericht was tegen de openbaarmaking van de sexualiteit, maar het baatte weinig of niets. Er vond een sexuele revolutie plaats, waarvan Freud zelf de omvang niet had vermoed. | |
De dieptepsychologie.Voor een goed verstaan van de dieptepsychologie moeten we uitgaan van de stelling dat het innerlijk leven van de mens uit verschillende lagen bestaat. De mens herbergt eigenlijk twee personen. Zijn zieleleven bevat een oppervlakkige, een bewuste laag én een diepe, een onbewuste laag. Het bewuste is dat gedeelte van de persoon dat we kennen. Hiermee onderhouden we onze contacten met de buitenwereld. Hiermee kiezen we, beslissen we, hebben we weet van onszelf. Daaronder ligt een diepere laag, die van het onbewuste. Deze laag kennen we niet. Het is het gebied waar de eigenlijke drijfveren van ons doen en laten een rol spelen. Het zijn roerselen en krachten die zelf niet aan de oppervlakte komen, maar daar kunnen worden vertegenwoordigd door bepaalde voorstellingen. Het onbewuste wordt door Freud beschouwd als het oerwoud van de persoon. Het bewuste is een deel | |
[pagina 46]
| |
van dat oerwoud dat in cultuur is gebracht. De wilde beesten die leven in dat donkere oerwoud, kunnen natuurlijk niet zo maar in dat gecultiveerde gebied worden toegelaten. Wanneer ze dat toch proberen, worden ze door streng geïnstrueerde grenswachten van het geweten teruggestuurd. Zij vormen de wachters die verdringen en voorkomen, dat onbewuste inhouden tot dat bewustzijn doordringen. De diepe laag van ons zieleleven is volgens Freud de eigenlijke, de ware laag van ons bestaan. En deze diepe laag draagt de oppervlakkige laag en vormt tevens daarvoor de verklaring. Uit het beeld van het oerwoud met de wilde dieren enerzijds én het gecultiveerde gebied anderzijds blijkt wel, dat het bewuste en het onbewuste niet vreedzaam met elkaar samenleven. Integendeel, er is sprake van vijandschap, van verscheurdheid. De nachtzijde van het leven staat op gespannen voet met de dagzijde.Ga naar eindnoot7 | |
De betekenis van Freud.Het revolutionaire in het denken van Freud is geweest, dat hij aandacht vroeg voor die nachtzijde van het bestaan, voor de wereld van de dromen, van de complexen, van de driften en instincten, en vooral voor de wereld van de sexualiteit. Grote belangstelling toonde Freud voor de droom, omdat dit het terrein is, waar de nachtzijde van het leven zich naar hartelust kan uitleven. Zo bracht Freud met zijn dieptepsychologie voor het voetlicht, wat eeuwenlang verborgen was gehouden. Hij ontmaskerde complexen, verklaarde dromen en wees op de grote betekenis van de sexualiteit. Freud bevrijdde de sexualiteit van het taboe der westerse cultuur. Dit kan als het meest ingrijpende gevolg van zijn optreden beschouwd worden. De moderne literatuur is ondenkbaar zonder de invloed van Freud. Sedert het veldwinnen van zijn inzichten wordt het woord ‘diep’ veelal vereenzelvigd met laag en onbeschaamd. Het leven der begeerte zoekt de laagste plaatsen op, waar schaamte en kuisheid belachelijke begrippen zijn geworden. Vele moderne jongeren zijn nergens meer bang voor. Onder het mom van waarachtigheid en eerlijkheid is het lage, slechte en kwade als inspiratiebron aangeboord. Nietzsche en Freud hebben het masker van het zogenaam- | |
[pagina 47]
| |
de burgerlijke fatsoen afgerukt, waarna de papieren van de echtheid hoog genoteerd staan. Het is niet toevallig dat in de moderne literatuur de zonde zo in het middelpunt staat. De mens van vandaag heeft de waarheid ten onder gehouden en ‘daarom heeft God hen in hun hartstochten overgegeven aan onreinheid, zodat bij hen het lichaam onteerd wordt.’ (Rom. 1:24).’ |