Een boos en overspelig geslacht. Moderne literatuur als teken des tijds
(1975)–Gert Slings– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 34]
| |
II. Enkele achtergronden van de moderne literatuur1. De secularisatieToewending tot déze wereld.We leven vandaag in een na-christelijke tijd, waarin God is doodverklaard en zijn geboden de hedendaagse mens niets meer te zeggen hebben.Ga naar eindnoot1 In principe laat hij zich door niets en niemand iets gezeggen, laat staan door Hem die door geen mens ooit is gezien en die ook niet op natuurwetenschappelijke wijze te bewijzen is. Dit is het resultaat van een lange gecompliceerde ontwikkeling die secularisatie of verwereldlijking wordt genoemd. Het woord secularisatie is voor het eerst gebruikt door de Franse onderhandelaar Longueville in 1646, in het kader van besprekingen die tot de vrede van Westfalen hebben geleid. Het was een mooie term die moest dienen om de onteigening van een aantal geestelijke vorstendommen te maskeren. Het heeft hier een letterlijke betekenis, namelijk het brengen van kerkelijke goederen en landerijen onder het beheer van leken. Het houdt ongeveer gelijke tred met het mondig worden van de burgers, wat zijn voorlopig hoogtepunt vond in de Franse Revolutie.Ga naar eindnoot2 In onze dagen wordt het begrip secularisatie veelal in figuurlijke zin gebruikt. Het is het proces, waardoor de voornaamste sectoren van het leven onttrokken worden aan de invloed van de Kerk en van het Woord van God. Het is de toewending tot déze wereld, het saeculum, dat een tegenstelling is van het rijk van God. Deze toewending tot het aardse is in de loop der geschiedenis bijna altijd gepaard gegaan met een afwending van de levende God. Samenvattend kunnen we zeggen, dat het een geheel van verschijnselen is die dít gemeenschappelijk hebben, dat God en Zijn Woord worden | |
[pagina 35]
| |
teruggedrongen terwille van de mens. In dit verband gebruiken we de termen mondig en mondigheid. | |
Het secularisatieproces in vogelvlucht.Bijna duizend jaar lang van ongeveer 500 tot 1500 werd het leven beheerst door de roomse kerk, gecentraliseerd in de macht van de paus van Rome, die via de geestelijkheid over het hele leven zijn gezag deed gelden. Alles was gericht op het leven na dit leven, op het hiernamaals, waarvan de kerk de sleutel in handen had. Bouwkunst, beeldhouwkunst, schilderkunst en literatuur hadden alle een dienende functie, omdat ze God en de kerk moesten verheerlijken. Ook de wetenschap stond in dienst van de kerk, terwijl de natuurwetenschappen, waarin naar Grieks model de uiterlijke natuur werd onderzocht, geen kans kregen zich te ontplooien. Door allerlei sociale, politieke en economische factoren zien we de macht van de adel en de geestelijkheid afnemen ten gunste van de burgerij, de derde stand die zich meer en meer bewust werd van zichzelf, van eigen macht en eigen kunnen. Door de uitvinding van het buskruit veranderde de wijze van oorlogvoeren en werd de tot nu toe onaantastbare positie van de adel op hun burchten steeds onzekerder. Door het ontdekken van het kompas ontstond de mogelijkheid, in contact te komen met andere werelden en culturen, terwijl de welvaart toenam. Dit uitte zich in het ontdekken van de geneugten van het leven: in kleding, voeding en woning. Door de uitvinding van de boekdrukkunst was het voor de burgerij mogelijk geworden zich te ontwikkelen, een voorrecht dat sinds eeuwen was voorbehouden aan de geestelijken. Tenslotte moet de invloed van de kruistochten vermeld worden, waardoor de adel verarmde en de burgers vele privileges verwierven. Een deel van de burgerij werd nu langzamerhand door toename van vrije tijd en opleiding in staat gesteld om zelf kennis te nemen van de klassieke literatuur. Men ontdekte hierin een nieuwe wereld, waarin niet meer het hiernamaals centraal stond, maar de mens als individu en als op zichzelf van belang. Door de ten gevolge van de ontdekkingsreizen verruimde blik kon men de klassieke, heidense schrijvers beter begrijpen. Men vond er zichzelf in terug. | |
[pagina 36]
| |
Zo ontstaat er een type mens dat niet meer in de eerste plaats God in het middelpunt stelde, maar zichzelf. Hier ligt één van de wortels van de huidige secularisatie. De eeuwenlang als zondig beschouwde natuurwetenschappen kwamen nu tot bloei. De kunsten gingen zich losmaken uit de dienstbaarheid aan de kerk en onder invloed van de klassieken kreeg het wereldlijke element de overhand. De macht van de roomse kerk werd gebroken door de Reformatie. In de wetenschap vierde het humanistische denken hoogtij. Deze toewending tot de wereld die in de periode van de Renaissance een aanvang neemt, heeft te maken met de menselijke volwassenwording, vooral door de groeiende technische macht. Men kan spreken van een proces van ontvoogding, waarbij God weliswaar niet direct helemaal aan de kant werd gezet, maar allerlei terreinen aan Zijn macht en invloed werden onttrokken. Met name door de zogenaamde industriële revoluties zien we de menselijke macht ontzaglijk toenemen. In 1767 vond James Watt de stoommachine uit, die al snel werd toegepast, eerst in de textielindustrie en later ook in het verkeer en in andere industrieën. Omstreeks 1880 wordt de elektriciteit aangewend als energiebron en wordt ook de benzinemotor geconstrueerd. Na de Tweede Wereldoorlog zien we de eerste toepassingen van de kernenergie, waardoor het aangezicht van de wereld grondig zal worden veranderd. Dit in bezitnemen van déze wereld als zijn eigendom met verloochening van God als Schepper en Onderhouder van alle leven kan als het meest karakteristieke gebeuren van de laatste vier eeuwen beschouwd worden. | |
Het gesloten wereldbeeld.Vandaag wordt bijna ons hele leven beheerst door de technische machten en het ziet er niet naar uit, dat dit minder zal worden, integendeel. Welke technische wonderen hebben de ouderen al niet meegemaakt! Auto, vliegtuig, telefoon, radio, televisie, grammofoon, bandrecorder, videorecorder, radar, raketten, ruimtevaart, supersonische vliegtuigen, computer, laserstralen en ga zo maar door. Deze ontwikkeling van de technische macht is uniek in de wereldgeschiedenis. Door de ontwik- | |
[pagina 37]
| |
keling van de techniek zijn de afstanden overwonnen. De wereld is een dorp geworden. De techniek gaat meer en meer de hele wereld omspannen en de oude verhoudingen doorbreken. De televisie gaat steeds meer internationale en mondiale vormen aannemen, waardoor de mogelijkheid tot centralisatie van de macht door centrale beïnvloeding in principe mogelijk wordt. De eenheid van de volkerenwereld ligt in het verschiet met een eenheidsgodsdienst, waarin het valse christendom zijn pretentie als de enig ware religie zal moeten prijsgeven. Zo leven we in een unieke tijd, waarin tal van stroomversnellingen te zien zijn. Werd eeuwenlang de snelheid van de mens gekoppeld aan die van het paard als snelste vervoersmiddel, nu rekent men in pico-seconden (één biljoenste seconde). De computers benaderen in hun elektronische snelheid het licht. De veranderingen en verschuivingen en omwentelingen zullen in de komende jaren waarschijnlijk nog in snelheid toenemen. Vervolgens zien we, dat de moderne mens is geëmancipeerd. Emancipatie van de gewone man, emancipatie van de vrouw, emancipatie van de gekleurde rassen, emancipatie van de jeugd, emancipatie van de homofielen enz., enz. De mens is mondig geworden en heeft God niet meer nodig. Hierin zien we de invloed van het natuurwetenschappelijk wereldbeeld, zoals dat wordt genoemd. De moderne mens leeft in de overtuiging dat de wereld gesloten is. De hemel is dicht, want er is geen God. Alles in de schepping verloopt volgens vaste wetten van oorzaak en gevolg. Niets gaat verkeerd, wanneer men met God geen rekening houdt. Alles verloopt volgens natuurwetten, in de geschiedenis, in het mensenleven, in de natuur zelf, nergens is meer plaats voor God.
De wonderen in de Schrift kunnen niet plaats gevonden hebben, want alles verloopt sinds eeuwen volgens dezelfde wetten. Dat wondergeloof is een gevolg van het niet doorzien en begrijpen van de gebeurtenissen. Echter door de natuurwetenschappen weten we, dat de natuur ontgoddelijkt is. Zo zegt de theoloog Bultmann: ‘Men kan niet van elektrisch licht, radiotoestel, moderne medische en klinische middelen gebruik maken en tegelijk geloven aan een we- | |
[pagina 38]
| |
reld van geesten en wonderen’. De hemel is dicht, God is dood, daardoor is het wereldbeeld gesloten. | |
‘De stad van de mens’.Tenslotte willen we iemand aan het woord laten die de secularisatie beschouwt als een ontwikkeling die men kan toejuichen. Het is de Amerikaan Harvey Cox in zijn boek ‘De stad van de mens’ (The secular city, 1966), waarin hij een globale tekening geeft van de ontwikkeling van de mens op maatschappelijk en religieus gebied. Het eerste stadium is dat van de primitieve mens, de nog niet geseculariseerde mens die leeft met een mythologische God in een wereld vol geesten en betovering. Vervolgens is er het stadium van de stadscultuur, waarbij God de beschermer is van de stad en vecht aan haar zijde. Aan dit stadium beantwoordt het traditionele christendom, dat van God een voorstelling heeft als een almachtig heerser, die de gang der geschiedenis bepaalt ten gunste van Zijn volk. De mens rekent op de bescherming van God, wanneer eigen krachten te kort schieten. Dit traditionele christendom past eenvoudig niet meer bij het cultuurstadium, waarin we vandaag zijn beland. De hedendaagse mens leeft in de moderne ‘grootstad’, de technopolis. Hij is volwassen geworden, hij staat voor zichzelf in, hij neemt de nodige maatregelen en schakelt daarbij het toeval zoveel mogelijk uit. Hier en daar zien we traditionele kerkgenootschappen tegen de stroom oproeien, maar dat is een hopeloze zaak. Voor de ouderwetse religie is in de technopolis geen plaats. Wat van de volwassen ‘christenen’ gevraagd wordt, is zorg te dragen voor deze stad van de mens, opdat de mens zichzelf kan zijn, bevrijd van de banden van de dorpsgemeenschap. In de technopolis kan de mens komen tot volwassenheid, vrij van de religie om in dienst te staan van de medemens. Cox ziet de ontwikkeling van het primitieve stamtijdperk, via het stadstijdperk naar het technologische tijdperk als onontkoombaar, als een evolutieproces naar het koninkrijk Gods dat zich voltrekt in de technopolis. Volgens hem bevinden we ons nu in het laatste gedeelte van het stadstijdperk, waarin de kerk een over- | |
[pagina 39]
| |
heersende plaats kon innemen. ‘Het westers christendom, deels gebaseerd op het bijbels evangelie, deels op de laat-griekse filosofie en deels op heidense wereldbeschouwingen, is voorbij’ (248). Er is echter nog een revolutie nodig, om de laatste resten die nog verzet bieden, versneld uit de weg te ruimen. Vandaar Cox' revolutietheologie. Alleen op deze wijze kan de stad van de mens worden gerealiseerd, waarin de mens kan leven, bevrijd uit iedere bevoogding van godsdienstige of wereldbeschouwelijke aard. Dit revolutionaire denken wordt bepaald door twee lijnen, enerzijds de afwijzing van alle gangbare godsvoorstellingen en anderzijds de toewending tot deze wereld. De God van het traditionele christendom is voor Cox feitelijk een afgod. Het is voor hem een God die koningen kroont en legers heeft, die oproept tot werkheiligheid, waarvan we eindelijk eens verlost moeten worden. We kunnen het woordje God wel missen. Uiteindelijk spreken we al over God, wanneer we het hebben over medemenselijkheid. We moeten ons losmaken van verticale bindingen en opgaan in de horizontale verhoudingen door ons in te zetten voor onze naaste om zo als volwassen, mondige mensen te streven naar een nieuwe, leefbare wereld in de technopolis. De visie van Cox op de secularisatie, als het op weg zijn naar de stad van de mens, moge door een Schriftgelovig christen als anti-Goddelijk en anti-christelijk van de hand worden gewezen, ze confronteert ons wel met de ernstige bedreiging van het christendom in onze dagen. Of zoals H. Berkhof het formuleert: ‘Veel christenen hebben er zelfs nog geen flauwe notie van hoezeer het Christendom bedreigd wordt’.Ga naar eindnoot3 Inderdaad loopt de ontwikkeling van de geschiedenis uit op de stad van de mens, op het grote Babylon. Maar dat zal het eindpunt niet zijn, want deze stad zal verwoest worden. ‘En hij riep met sterke stem, zeggende: Gevallen, gevallen is de grote (stad) Babylon en zij is geworden een woonplaats van duivelen, een schuilplaats van alle onreine geesten en een schuilplaats van alle onrein en verfoeid gevogelte’ (Opb. 18:2). En het volk van God wordt opgeroepen van haar uit te gaan, opdat het geen gemeenschap hebbe aan haar zonden en niet ontvangt van haar plagen. Want dat volk is op weg naar een andere stad, naar | |
[pagina 40]
| |
het Nieuw Jeruzalem, de stad Gods, waarin niets vervloekts meer zal zijn (Opb. 22:3) en waar de Bruiloft des Lams gevierd zal worden. |