Toekomst voor de Middeleeuwen
(2000)–Hubert Slings– Auteursrechtelijk beschermdMiddelnederlandse literatuur in het voortgezet onderwijs
8. Toetsing en evaluatieIn § III-8 is gerefereerd aan het feit dat docenten soms aanlopen tegen de cijfercultuur die op scholen heerst, zowel bij leerlingen als bij collega-docenten. Voor hen moet het een welkome verrassing zijn dat in de Tweede Fase voor literatuur een apart eindexamencijfer zal worden gegeven. Kon een leerling vroeger een wanprestatie op het gebied van het literatuuronderwijs compenseren met een goed opstel en een goede samenvatting, in de Tweede Fase zal er voor literatuur gewerkt moeten worden. Dat neemt trouwens niet weg dat een wezenlijk probleem blijft bestaan, namelijk het feit dat doelen die in de moderne literatuurdidactiek hoog aangeschreven staan, zoals leesplezier en tekstervaring, nauwelijks objectief te becijferen zijn. Een van de wapens die de literatuurdidactiek hiertegen in de strijd werpt, is het leesdossier, waarin de leerling als het ware een dagboek bijhoudt van zijn leesontwikkeling. In dat dossier komen een leesautobiografie (waarin de leerling zijn ervaringen met lezen sinds moeders schoot en vaders knie beschrijft), leesverslagen van de gelezen boeken (bestaande uit een samenvatting, een ervaringsverslag, contextuele informatie en verwerkingsopdrachten) en balansverslagen (waarin de leerling vastlegt in hoeverre hij zich in de afgelopen periode als lezer ontwikkeld heeft).Ga naar eind88 Door de nadruk te leggen op het persoonlijke aspect van het leesdossier zou de uittrekselcultuur teruggedrongen moeten worden. | |
Vragen naar de MiddeleeuwenAls het goed is, kunnen leerlingen binnen de gestelde tijd de weg afleggen van hun beginsituatie naar de gekozen doelstellingen. Om dat te toetsen, zou de leraar vragen moeten stellen die bij de gestelde doelen aansluiten. Wie bijvoorbeeld historische bewustwording hoog in het vaandel heeft, zal bij overhoring of examen niet kunnen volstaan met louter reproductieve vragen. Met een goedgekozen (her)schrijfopdracht kunnen verschillende doelen tegelijk bevraagd worden, zowel op het gebied van de historisch-literaire als de communicatieve vorming. Om de gedachten te bepalen bespreek ik hier enkele vragen die samen met het docentenklankbord voor Karel en Elegast zijn bedacht. | |
[pagina 189]
| |
Bij het laatste teksthoofdstuk van Karel en Elegast, waarin ook een terzijde over de vrouw in de Middeleeuwen staat, hoort de volgende schrijfopdracht: ‘Schrijf een opstel van maximaal 300 woorden waarin Elegasts kersverse vrouw haar visie geeft op de gebeurtenissen van de afgelopen dagen. Betrek daarin de positie van de vrouw in de Middeleeuwen.’Ga naar eind89 Als het goed is zal de leerling de vrouw oprechte verontwaardiging laten tonen over de ontrouw van Eggerik aan de koning en bovendien over de bloedneus die hij haar geslagen heeft. Anderzijds zal ze, als vrouw van haar tijd, op de uithuwelijking aan de koningsgetrouwe Elegast zonder verbazing, misschien zelfs met gepaste blijdschap hebben gereageerd. Als de leerling geprobeerd heeft om zich op die manier in het middeleeuwse referentiekader in te leven, heeft deze opdracht een bijdrage geleverd aan zijn historisch besef. Dat geldt ook voor de vraag die leerlingen, naar aanleiding van een opmerking in een van de contexthoofdstukken, laat reflecteren en met elkaar discussiëren over de (on)juistheid van de gedachte dat de mensheid sinds de prehistorie steeds verder op de ladder van de beschaving is gestegen. Een tekst als Karel en Elegast biedt diverse mogelijkheden om de leerling inzicht te laten krijgen in het wereldwijde netwerk van literaire motieven. Zo wordt er gevraagd om de drievoudige boodschap van de engel te vergelijken met 1 Samuël 3 en met vers 667 tot en met 789 van de Beatrijs. Ook zijn er opdrachten om de figuur Elegast te vergelijken met Robin Hood en met de sympathieke zakkenroller uit een verhaal van Roald Dahl. Maatschappelijke bewustwording is onder meer te bereiken door te refereren aan de feodaliteit. Ik noem twee voorbeelden: ‘Maak een vergelijking tussen het koningschap zoals dat uit Karel en Elegast blijkt en het hedendaagse koningschap.’ En ‘de feodale gezagsverhoudingen zoals die in Karel en Elegast naar voren komen, vertonen frappante overeenkomsten met die in het bedrijfsleven (zoals bij banken of multinationals)’. Bij beide vragen wordt de leerling naar overeenkomsten en verschillen gevraagd. |