Toekomst voor de Middeleeuwen
(2000)–Hubert Slings– Auteursrechtelijk beschermdMiddelnederlandse literatuur in het voortgezet onderwijs
7. WerkvormenDe invoering van het studiehuis zou wel eens in een vrij kort tijdsbestek de verandering teweeg kunnen brengen waarvoor progressieve didactici al sinds de jaren zeventig tot nu toe zonder al te veel resultaat strijden, namelijk het op grote schaal vervangen van de doceerles door andere werkvormen. Het is de bedoeling van de stuurgroep dat leerlingen uiteindelijk per week zo'n 20 uur in het studiehuis zullen doorbrengen en dat de overige 20 uren voor les of begeleiding worden aangewend, maar in de praktijk blijken scholen aan deze verdeling veelal hun eigen invulling te willen gaan geven. Volgens plan zullen in het studiehuis meer mogelijkheden ontstaan voor individuele toespitsing van het didactische aanbod. In plaats van met een hele klas zal de leraar in de onderwijssituatie regelmatig te maken krijgen met individuele of kleine groepjes leerlingen. Het wordt dan eenvoudiger om evidente verschillen in de beginsituatie op een effectieve manier te benaderen, door bijvoorbeeld groepjes ‘gelijkgestemden’ samen te stellen. Naar het zich laat aanzien kan het nieuwe systeem hier mogelijkheden bieden die in de klassieke onderwijssituatie moeilijker te realiseren waren. Waar de mogelijkheid tot groepswerk tot nu toe afhankelijk was van de grootte - en de interesse - van de klas, kan de docent nu kleine groepjes samenstellen, waarmee hij discussieert, waaraan hij ‘bijles’ geeft of die een projectonderzoekje uitvoeren. Ook is er ruimte voor initiatieven van leerlingen zelf. Aan de andere kant zal het begeleiden van individuele leerlingen in veel gevallen een zwaardere claim op de docent leggen dan in een klassikaal systeem. Als de leerlingen zelf hun ‘leerweg’ mogen kiezen, zal de een - zeg - Reinaert de vos als eerste werk lezen, terwijl een ander | |||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||
daar juist zijn boekenlijstje mee afsluit. Als beide leerlingen met dezelfde vraag bij de docent komen, had hij in de oude situatie de aandacht van de klas kunnen vragen en in een keer het probleem kunnen behandelen. Nu wordt hij voor dezelfde kwestie verspreid over drie jaar misschien wel twintig maal aan zijn mouw getrokken. Op grond van het feit dat tot in de vijftiende eeuw stillezen praktisch niet voor kwam, heeft Pleij betoogd dat het nogal misplaatst is om een leerling op te dragen in stilte een tekst als Karel ende Elegast te lezen. In de tijd van ontstaan en primaire receptie werd deze tekst immers uitsluitend hardop voorgelezen, zowel voor eigen gebruik als voor een groter publiek.Ga naar eind85 Inderdaad geldt voor veel historische literatuur, en zeker voor de middeleeuwse, dat de viva vox van de docent te verkiezen is boven het stillezen van Middelnederlands door de leerling. Daarom zou ik ervoor willen pleiten dat indien enigszins mogelijk in elk geval een deel van de Middelnederlandse tekst door de leerlingen beluisterd wordt. Desgewenst en indien beschikbaar kan hiervoor een geluidsopname gebruikt worden. Van Karel en Elegast, Beatrijs en Van den vos Reynaerde zijn de gedragen vertolkingen van de Vlaamse voordrachtskunstenaar Jo van Eetvelde beschikbaar. Het studiehuis schept een aantal mogelijkheden voor andere werkvormen, ook met Middelnederlandse literatuur. Ik noem enkele voorbeelden:
| |||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||
Op deze wijze herbergt het studiehuis mogelijkheden om met historische literatuur om te gaan die in het schoolsysteem tot nu toe niet of nauwelijks realiseerbaar waren. |
|