Toekomst voor de Middeleeuwen
(2000)–Hubert Slings– Auteursrechtelijk beschermdMiddelnederlandse literatuur in het voortgezet onderwijs
8. ToetsingIn het voortgezet onderwijs heerst tegenwoordig meer dan vroeger een cijfercultuur. Zodra de docent aankondigt de cijfers van het proefwerk te gaan voorlezen trekken de leerlingen en masse hun calculator om, zodra de getallen weerklinken, snel te berekenen of de behaalde 5,8 voldoende is om het tot het volgende rapport wat rustiger aan te kunnen doen of dat er onverhoopt nog even stevig aan getrokken moet worden. In de lerarenkamer openbaart zich een tweedeling tussen de zogenaamde ‘harde’ en ‘softe’ vakken. Een docent wiskunde kijkt misprijzend naar de leraar Nederlands die cijfers op het leerlingenoverzicht aan het invullen is. Tot hilariteit van zijn sectiegenoten steekt hij de wijsvinger in de mond en daarna veelbetekenend in de lucht. Met dit soort, hier enigszins karikaturaal weergegeven maar wel degelijk reële, ontwikkelingen heeft de literatuurdocent het vaak moeilijk.Ga naar eind102 | |
ToetsingsproblematiekDeze studie is niet de plaats om op de toetsingsproblematiek van het literatuuronderwijs al te diep in te gaan. Er zijn geen concrete aanwijzingen dat de toetsing van historische letterkunde in de praktijk op andere problemen stuit dan die van de moderne literatuur; daartegenover geldt dat de probleemstelling ‘Hoe toets je de literaire competentie van een leerling’ meer op het terrein van de moderne dan van de historische literatuurdidactiek ligt.Ga naar eind103 Daar komt nog bij dat voor de toetsing van de literatuurles in zekere zin hetzelfde geldt als voor de toepassing van werkvormen: hoe het in de praktijk gebeurt, onttrekt zich grotendeels aan de waarneming van de enquêteur. Zo bestaat er idealiter een direct verband tussen de gekozen doelstellingen en de toetsing; de docent die zich ten doel gesteld heeft inzicht te laten ontstaan in literaire uitwisseling tussen geestelijkheid, adel en burgerij, zal, als zijn toetsing zich beperkt tot een vraag als ‘Noem de drie standen’, niet weten of hij met zijn onderwijs ook maar in de buurt van de roos gekomen is. Maar omdat de doelstellingen in de praktijk bijna nooit zo concreet geformuleerd worden, is zo'n misser vrijwel niet te achterhalen. | |
[pagina 128]
| |
Gevraagde vaardigheden
| |
Toetsing van lessen(reeksen)Voor informatie over de wijze waarop de docent zijn lessen Middelnederlandse letterkunde toetst, zijn we aangewezen op de resultaten van vragenlijst-onderzoek, waarbij de docent dus zelf bepaalde aspecten belangrijk zegt te vinden. Tweederde van de docenten maakt voor de reguliere toetsing van de behandelde leerstof het liefst gebruik van de schriftelijke overhoring. Op het havo (69%) wordt meer dan op het vwo (51%) gebruik gemaakt van een individueel gesprek naar aanleiding van de leeslijst. Op het vwo (29%) wordt daarentegen weer meer gewerkt met scripties of werkstukken dan op het havo (14%).Ga naar eind104 Uit de leraren-enquête bleek dat ruim de helft van de docenten er waarde aan hecht als hun leerlingen de plot van het gelezen Middelnederlandse werk kunnen navertellen. Ruim een kwart legt vooral de nadruk op kennis van thema's en motieven. | |
Toetsing in het eindexamenLetterkunde maakt geen onderdeel uit van het landelijke Centraal Schriftelijk Eindexamen; het valt onder het schoolonderzoek dat elke school naar eigen inzicht mag invullen. Er zijn scholen die het onderwijs in de Middelnederlandse letterkunde met behulp van een schriftelijk schoolonderzoek toetsen, maar op het merendeel wordt het eindexamen mondeling afgenomen met behulp van een boekenlijst. Het aantal voor Nederlands vereiste boeken op die lijst varieert sterk, van vier tot vijfendertig. Gemiddeld omvat de havo-lijst zeventien en de vwo-lijst vierentwintig titels. Een aantal docenten toetst trouwens een gedeelte van de lijst al eerder in het eindexamenjaar of in het jaar daarvoor. Vrijwel alle | |
[pagina 129]
| |
Eisen aan de boekenlijst
in percentages van het aantal docenten dat de eis steit docenten stellen specifieke eisen aan de boekenlijst. In de tabel zijn deze eisen weergegeven. Daaruit blijkt dat zo'n driekwart van de docenten van de leerlingen vraagt dat de werken over de tijd verspreid zijn, wat in de praktijk betekent dat een aantal gelezen werken van voor 1880 moet zijn.Ga naar voetnoot105 Volgens de lerarenenquête legt bijna eenderde van de docenten bij deze afsluitende toetsing de nadruk op kennis van de inhoud van het gelezen werk. Tien procent vraagt met name naar de historische achtergronden en eenzelfde groep hecht vooral waarde aan het overzicht over de literatuurgeschiedenis. Gevraagde kennisaspecten
|
|