Toekomst voor de Middeleeuwen
(2000)–Hubert Slings– Auteursrechtelijk beschermdMiddelnederlandse literatuur in het voortgezet onderwijs
7. WerkvormenBij alle aandacht voor afzonderlijke deelaspecten van het Middelnederlandse literatuuronderwijs zoals die inmiddels aan de orde zijn geweest, zou uit beeld kunnen verdwijnen dat die gemiddeld dertig lesuren die in de bovenbouw aan Middeleeuwse literatuur gewijd worden, ook daadwerkelijk door een docent in een klaslokaal aan een groep leerlingen gegeven worden. Die feitelijke lessituatie is het meest kleurrijke - en daardoor vrijwel onmogelijk adequaat te beschrijven - facet van de praktijk van het Middelnederlands literatuuronderwijs. Elke docent is immers, net als de literaire tekst die hij onder handen heeft, uniek en zal op een eigen wijze vorm geven aan de literatuurles.Ga naar eind99 Ik zal geen poging wagen om tot een representatieve beschrijving van die feitelijke lesuren te komen. Daarvoor is empirisch onderzoek vereist dat het kader van deze studie te buiten gaat. Bovendien is de terminologie waarmee doorgaans het instrumentarium aan werkvormen wordt ingedeeld - zoals doceren, zelfwerkzaamheid en groepswerk - niet fijn- | |
[pagina 126]
| |
mazig genoeg om aan de veelzijdigheid van de onderwijspraktijk recht te doen. Zo vertelt het grootste deel van de docenten in de leraren-enquête bij het onderwijs in de Middelnederlandse letterkunde gebruik te maken van de werkvorm ‘doceren’.Ga naar eind100 De voornaamste conclusie die aan zo'n uitspraak verbonden kan worden is dat ze tijdens hun lessen meer aan het woord zullen zijn dan hun leerlingen; het zegt echter niet veel over de manier waarop zo'n docent er al of niet in slaagt om zijn kennis, zijn betrokkenheid, zijn enthousiasme op de leerlingen over te dragen. Daar komt nog bij dat de Middelnederlandse literatuur behandeld wordt met behulp van werkvormen die ook in de rest van het onderwijs gangbaar zijn, waardoor een al te uitvoerige beschouwing over de verschillende werkvormen voor ‘ervaringsdeskundigen’ - zoals iedereen die ooit onderwijs gevolgd heeft toch beschouwd kan worden - als weinig opportuun aangemerkt mag worden. Daarom zal ik hier slechts in algemene zin iets zeggen over de manier waarop een literatuurles in de praktijk vorm krijgt. Behalve van doceren, wordt in het literatuuronderwijs gebruik gemaakt van de werkvormen onderwijsleergesprek (waarbij de docent door middel van sturende vragen de leerlingen helpt om bijvoorbeeld een gelezen tekst te verwerken), klassengesprek (waarbij de leerlingen reageren op een informatieve vraag), groepswerk of zelfwerkzaamheid. Maar hoewel veel docenten volgens de leraren-enquête de klemtoon leggen op het doceren, betekent dat niet dat de docent een uur lang vrijwel onafgebroken aan het woord is; de eerdergenoemde werkvormen worden in veel gevallen wel degelijk toegepast, al vormen ze dan niet het hoofdbestanddeel van de gemiddelde les. Uit het staafdiagram blijkt dat voor de huidige generatieVerdeling van de tijd over leerlingactiviteiten
| |
[pagina 127]
| |
leerlingen zowel luisteren, lezen als bespreken een substantieel onderdeel van de literatuurles uitmaken.Ga naar eind101 Uit het onderzoek van Van Peer & Marschall 1990 blijkt dat de docent vooral in de lessen historische literatuur veelvuldig gebruik maakt van parafrase als hulpmiddel om de de tekst voor leerlingen toegankelijk te maken. |
|