Verzamelde gedichten. Deel 2(1947)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 425] [p. 425] In Memoriam Mijzelf Door vijanden omringd, Door vrienden in den nood Geschuwd als aas dat stinkt, Houd ik mij lachend groot, Al is mijn ziel verminkt, Mijn lijf voor driekwart dood. In 't leven was geen dag Ooit zonder tegenspoed. Ik leed kwaad en deed goed; Dat is een hard gelag. Nu, in verloren slag, Strijd ik met starren moed. Bedekt met sneeuw en ijs, Getooid door menig lijk Van wie de dwaze reis Deed naar mijn innerlijk, Eens vroeg licht als Parijs, Nu 't poolgebied gelijk. [pagina 426] [p. 426] Ik laat geen gaven na, Verniel wat ik volbracht; Ik vraag om geen gena, Vloek voor- en nageslacht; Zij liggen waar ik sta, Lachend den dood verwacht. Ik deins niet voor de grens, Nam afscheid van geen mensch, Toch heb ik nog een wensch, Dat men mij na zal geven: ‘Het goede deed hij slecht, Beleed het kwaad oprecht, Hij stierf in het gevecht, Hij leidde recht en slecht Een onverdraagzaam leven.’ Vorige Volgende