Verzamelde gedichten. Deel 2(1947)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 390] [p. 390] [Zweer mij niet dat je nooit je eed breekt] ZWEER mij niet dat je nooit je eed breekt En mij voor eeuwig behoort, Dat is iets wat vanzelf spreekt: Je wordt toch niet graag vermoord? Beweer niet dat je schoon slechts schuld is Dat een man zich heeft blindgemaakt; Je loog dat ze nooit onthuld is: Hij zag je toch minstens naakt. Zoodra een man om je mond smeekt Dan maak ik hem melaatsch, En als hij een hand naar je uitsteekt Dan zet ik den dood op zijn plaats. En geef je zelf een liefkoozing Of weer je lichaam bloot, Dan martel ik tot verpoozing Je langzaam en zeker dood. Vorige Volgende