Verzamelde gedichten. Deel 2(1947)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 389] [p. 389] [Je bent de teerste die ik gekend heb] JE bent de teerste die ik gekend heb, Het is alsof jij de eerste was, In de wildernis die ik doorgerend ben Een witte bloem in hoog prairiegtas. En toch, voor jou bestond er geen zonde Die onbeproefd bleef als weg tot genot; Een geheime plek niet, maar reden tot Wreede verrukking de teedre wonde. Toch, als ik je borst kus kan ik denken: Je bent nooit voor begeerte gezwicht, En je aanziende: dat een licht, Te fel beschijnend, je al zou krenken. Maar 't is mij te moede dat dit teedre, Dat je eigen is en mij behoort, Dat fier moest zijn en zich zoo heeft vernederd, Het teederste in mij zachtsluipend vermoordt. Vorige Volgende