Verzamelde gedichten. Deel 2(1947)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 366] [p. 366] De Profundis Er toeft veeg licht bij de ramen, Die ratelen in den wind. Is het een geest goedgezind Voor bedroefden en eenzamen? Of kijkt het van daar spottend toe Hoe ik me op mijn leger wentel? (Ik weet later nooit meer hoe Ik het uithield, de pijn en ellende.) Zooals zij die ik liefheb en haat, Die teeder en bijna rein Bij me komt, en weer gaat, Zij houdt niet van duister en pijn. Nu dooft het licht bij de ramen, De wind heeft het weggerukt. In het licht is alles mislukt, Misschien komen we duister samen. Luister, de wind huilt verrukt. Het duister kome. Amen. Vorige Volgende