Verzamelde gedichten. Deel 2(1947)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 322] [p. 322] Volkswijze Mager paardje, jaag maar: De steppe is eindeloos breed, De vliegen steken je flanken, De steenen je zeere hoeven, Je mag nooit stilstaan en drinken En de zon is zoo hard en zoo neet. Smal scheepje, vaar maar: Eindeloos is de zee, Al trillen je moede masten, Al heb je te zware lasten, Toch mag je in geen haven rusten En aan 't eind van de reis moet je ankren, Ergens ver buiten de ree. Arm hartje, klaag maar: De liefde is eindeloos wreed, Je krijgt haar niet en haat ze Of je krijgt haar wel en dan gaat ze Toch later weer weg en verlaat ze Het hartje dat haar beminde; Nooit komt er een eind aan het leed. Vorige Volgende